ECLI:NL:TAHVD:2021:105 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210004D 210007D 210008D 210009D 210010D 210012D
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2021:105 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-06-2021 |
Datum publicatie: | 19-06-2021 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar gericht tegen zes advocaten (verweerders) die in dienst zijn bij BrandMR, een zusteronderneming van SRK Rechtsbijstand B.V. BrandMR verleent op betalende basis rechtsbijstand aan klanten die geen rechtsbijstandverzekering hebben. Op grond van de Voda is het verweerders niet toegestaan om, terwijl zij in dienst zijn bij SRK, rechtsbijstand te verlenen aan klanten van BrandMR, omdat zij alleen klanten mogen bijstaan die verzekerd zijn op grond van een rechtsbijstandverzekering. Het hof is het eens met het standpunt van de deken dat de presentatie van verweerders op de website van BrandMR de indruk wekt dat zij diensten voor BrandMR verrichten en dit een misleidend beeld geeft. Verweerders hebben verklaard dat zij zich destijds op deze wijze op de website van BrandMR hebben gepresenteerd, omdat zij het concept van BrandMR wilden steunen en het er niet mee eens zijn dat zij geen diensten voor BrandMR mochten verrichten. Dit doel rechtvaardigt geenszins de wijze waarop verweerders zich op de website hebben gepresenteerd. De deken heeft verweerders er meerdere keren voor gewaarschuwd dat zij de gedragsregels overtraden en verweerders hebben er willens en wetens voor gekozen om de wijze waarop zij zich op de website presenteren niet in overeenstemming te brengen met de op dat moment geldende regelgeving. Het hof acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Een na de mondelinge behandeling binnengekomen intrekking van het hoger beroep (zonder nadere motivering) van een van de verweerders heeft het hof naast zich neergelegd, in dat stadium is een intrekking zoals bedoeld in artikel 56, vijfde lid van de Advocatenwet niet meer aan de orde. |
BESLISSING
18 juni 2021
in de zaken 210004D, 210007D tot en met 210010D en 210012D
naar aanleiding van het hoger beroep van:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
verweerders
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 7 december 2020 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag in de zaken: 20-468/DH/DH/D, 20-495/DH/DH/D tot en met 20-502/DH/DH/D en 20-504/DH/DH/D. In deze beslissing is de klacht van de deken gegrond verklaard. Aan verweerders is geen maatregel opgelegd.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2020:163 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van verweerders tegen deze beslissing is op 6 januari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweer van de deken;
- het e-mailbericht van verweerders van 13 april 2021 met bijlagen.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 23 april 2021. Daar zijn verschenen: verweerders, behalve verweerder genoemd onder nummer 5, met hun gemachtigde mr. I.F. Schouwink en de deken met de stafjurist van de deken mr. A. Kersseboom. De gemachtigde van verweerders en verweerders hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 SRK Rechtsbijstand B.V. (hierna: SRK) is een zelfstandig schaderegelingskantoor in de zin van artikel 5.9 onderdeel e van de Verordening op de advocatuur (hierna: de Voda) dat advocaten in dienstbetrekking heeft, onder wie de zes verweerders. Verweerders zijn ook als zodanig ingeschreven bij de afdeling Beheer Advocaten Registratie (de BAR) van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de NOvA). SRK levert juridische bijstand aan cliënten die verzekerd zijn op grond van een rechtsbijstandverzekering bij een multi-branche verzekeraar.
3.3 Op grond van artikel 5.11 lid 1 van de Voda kan een advocaat in dienst van SRK uitsluitend optreden in die hoedanigheid ten behoeve van de werkgever of bij die werkgever verzekerden.
3.4 Een daartoe speciaal opgerichte zusteronderneming van SRK, BrandMR B.V. (hierna: BrandMR of Brandmeester), is eind 2019 met een nieuw initiatief begonnen om rechtsbijstand te verlenen aan cliënten die niet verzekerd zijn op grond van een rechtsbijstandverzekering. Daarbij is ook een website is gelanceerd.
3.5 In januari 2020 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de deken en (bijna alle) verweerders, die daarbij werden bijgestaan door mr. Kemper. In die gesprekken heeft de deken aangegeven dat hij van oordeel was dat de wijze waarop verweerders op de website van BrandMR stonden vermeld, met name door de foto's van verweerders bij de verschillende teams en de op de website opgenomen teksten, in strijd is met het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 van de Voda, dat voorschrijft dat de advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en enige vorm van samenwerking. Volgens de deken werd op de website van BrandMR gesuggereerd dat verweerders werkzaam zijn bij BrandMR en zaken voor BrandMR kunnen behandelen, terwijl zij bij SRK werkzaam zijn en het hen op grond van vigerende regelgeving niet is toegestaan bijstand te verlenen aan rechtzoekenden die niet verzekerd zijn op grond van een rechtsbijstandverzekering.
3.6 In een brief d.d. 22 januari 2020 heeft de deken verzocht de wijze waarop verweerders zich presenteerden in overeenstemming te brengen met artikel 7.4 lid 1 jo. artikel 5.11 lid 1 van de Voda.
3.7 Mr. Kemper heeft in zijn brief d.d. 7 februari 2020 aan de deken geschreven dat de website van BrandMR op een aantal onderdelen was gewijzigd.
3.8 Op de website van BrandMR staat sindsdien onder meer het volgende vermeld:
- op de homepagina staat met hoofdletters en onderstreept: ‘maak kennis met de juristen en advocaten’;
- op de homepagina staat: ‘Ervaren topadvocaten en -juristen met eigen specialismen’;
- via de link ‘hoe we werken’ is op een pagina te lezen: ‘Heb je een probleem of conflict? Dan staat het team van Brandmeester meteen voor je klaar. De juristen en advocaten weten door hun ervaring precies wat ze kunnen doen om jou zo goed mogelijk te helpen.’
3.9 Via de link ‘maak kennis met de juristen en advocaten’ is op een pagina te lezen: ‘Onze juristen staan klaar om je te helpen. (…) Binnenkort willen wij ook graag advocaten kunnen inzetten.’
3.10 Via de link ‘onze mensen’ staat bovenaan de pagina met hoofdletters en onderstreept vermeld: ‘de juristen en advocaten’ en daaronder staat de tekst: ‘Bij ons word je op dit moment geholpen door deskundige juristen bij je juridische probleem of conflict. Brandmeester wil ook graag advocaten inzetten die nu bij ons zusterbedrijf SRK Rechtsbijstand in dienst zijn. Op dit moment is dat helaas niet mogelijk’. Daaronder staan vijf teams genoemd. Eén team is zonder advocaten. Bij de vier andere teams staan in totaal tien advocaten vermeld: zes van hen zijn verweerders. Bij die teams staan steeds eerst de advocaten vermeld met een foto en daarbij is per advocaat het rechtsgebied vermeld en de ervaring van de betreffende advocaat, en daarna de juristen.
3.11 Onder het kopje ‘wie we zijn’ is onder meer te lezen: ‘Onze hulp komt van ervaren juristen en advocaten die een rechtenstudie hebben gevolgd. De advocaten zijn formeel in dienst bij ons zusterbedrijf SRK Rechtsbijstand BV en vallen onder de Haagse Orde van Advocaten. (…) Met BrandMR biedt SRK ook klanten zonder een verzekering toegankelijke en betaalbare rechtshulp. Op dit moment doen we dit met juristen. Maar BrandMR wil op termijn ook graag advocaten inzetten.’
3.12 De op de dienstverlening door BrandMR toepasselijke algemene voorwaarden zijn toegankelijk via de website. In diverse artikelen van de algemene voorwaarden (onder meer artikelen 3 en 4) wordt de aanduiding ‘advocaten’ vermeld, in de zin van: “de advocaten (…) die Brandmeester voor je inschakelt” en “de advocaten van Brandmeester”. Ook wordt voor klachten over een advocaat verwezen naar de Geschillencommissie Advocatuur.
3.13 Bij exploot van 5 maart 2020 hebben SRK, BrandMR en verweerders 1, 3 en 5 de NOvA en de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag gedagvaard. Gevorderd wordt - voor zover in het kader van de beoordeling van onderhavig bezwaar van de deken van belang - een verklaring voor recht dat artikel 5.11 van de Voda strijdig is met artikel 6 van de Mededingingswet en daarom nietig is. De NOvA en de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag hebben op 17 juni 2020 een conclusie van antwoord ingediend.
3.14 In een brief d.d. 17 maart 2020 heeft de deken aan mr. Kemper kenbaar gemaakt dat de wijzigingen waarnaar mr. Kemper in zijn brief d.d. 7 februari 2020 verwijst, zijn bezwaren niet hadden weggenomen en heeft hij nogmaals verzocht de wijze waarop verweerders zich presenteerden in overeenstemming te brengen met artikel 7.4 lid 1 jo. artikel 5.11 lid 1 van de Voda. In een brief d.d. 10 april 2020 heeft mr. Kemper geschreven dat de website niet verder zal worden aangepast.
3.15 In een e-mail van 7 mei 2020 heeft de deken aan mr. Kemper geschreven dat er sprake is van een onoverbrugbaar verschil van mening. De deken acht een dekenbezwaar onvermijdelijk, maar stelt verweerders nog in de gelegenheid om binnen veertien dagen alsnog te voldoen aan zijn verzoek zoals beschreven in zijn brieven van 22 januari 2020 en 17 maart 2020.
3.16 In een brief van 4 juni 2020 heeft mr. Kemper aan de deken geschreven dat verweerders het betreuren dat de deken opnieuw niet ingaat op argumenten die zij hebben aangedragen. Mr. Kemper verzoekt de deken het dekenbezwaar eerst aan verweerders voor te leggen alvorens het wordt ingediend.
3.17 Bij brief d.d. 15 juni 2020 heeft de deken een ambtshalve bezwaar ingediend over verweerders.
4 BEZWAAR
4.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders met hun presentatie op de website van BrandMR (nog altijd) een onjuiste voorstelling van zaken geven en daarmee in strijd handelen met artikelen 5.11 en 7.4 lid 1 van de Voda en artikel 46 van de Advocatenwet.
5 BEOORDELING
overwegingen raad
5.1 De raad heeft in de bestreden beslissing overwogen dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, maar heeft geen aanleiding gezien om aan verweerders een maatregel op te leggen. De raad is van oordeel dat de deken terecht naar voren heeft gebracht dat de presentatie van verweerders op de website van BrandMR een misleidend beeld geeft. Door de wijze waarop verweerders zich op de website presenteren, wordt de indruk gewekt dat verweerders zaken zouden kunnen behandelen voor klanten van BrandMR die niet verzekerd zijn op grond van een rechtsbijstandverzekering, terwijl zij niet in dienst zijn bij BrandMR en vigerende regelgeving hen niet toestaat die zaken te behandelen. De raad is niet van oordeel dat er sprake is van een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast heeft de NOvA niet in strijd gehandeld met het geldende mededingingsrecht, aldus de raad.
beroepsgronden
5.2 Verweerders zijn in beroep gekomen tegen de beslissing van de raad. Zij zijn het niet eens met de gegrondverklaring van de klacht. Zij voeren, samengevat, 8 beroepsgronden aan:
1. De raad heeft in de feiten selectief geciteerd van de website van BrandMR.
2. De raad kon met de gegeven klachtomschrijving alleen beoordelen of de vermelding op de site onjuist was en is buiten de door hemzelf gegeven klachtomschrijving getreden door een antwoord te geven op de vraag of de uiting misleidend was.
3. Ten onrechte heeft de raad overwogen dat voorshands niet vaststaat dat de bepalingen 5.9-5.11 Voda in strijd zijn met de mededingingsrechtelijke wettelijke bepalingen, omdat gezien de ontwikkelingen het reëel is te verwachten dat deze bepalingen worden afgeschaft.
4. Ten onrechte heeft de raad overwogen dat de recente ontwikkelingen niet van belang zijn. Het recht op hoor en wederhoor is geschonden en de bepalingen 5.9-5.11 Voda zijn inmiddels achterhaald. Aangezien die regels onder invloed van de uitgeoefende druk zijn gewijzigd, ontberen zij gezag over de periode voorafgaand aan die afschaffing.
5. De website is van BrandMR B.V. en BrandMR B.V. dient te worden aangesproken in plaats van verweerders.
6. Ten onrechte heeft de raad overwogen dat het beroep op de uitingsvrijheid niet slaagt. Ook een reclame-uiting is een uiting in de zin van artikel 10 EVRM. Op de website is geen onjuiste weergave van de feiten gegeven.
7. Er is geen sprake van misleiding. Klanten kunnen geen afspraken maken met verweerders, dat laat het systeem niet toe, en op de website staan voldoende disclaimers waarin staat dat verweerders helaas geen werkzaamheden voor BrandMR mogen verrichten en dat ze hopen dat spoedig te kunnen doen.
8. Ten onrechte beargumenteert de raad dat de toelichting op artikel 7.4 Voda als voorbeeld een verboden uiting omschrijft die precies overeenkomt met de uiting op de website van BrandMR. Deze vergelijking die gemaakt wordt, gaat niet op omdat er geen sprake is van een klassiek advocatenkantoor. Verweerders zijn niet als buitenstaanders toegevoegd aan een lijst van ‘onze mensen’ omdat er in het geheel geen werknemers zijn van BrandMR. Het enige verschil tussen de juristen en advocaten van BrandMR is dat de juristen al diensten voor BrandMR mogen verlenen en de advocaten nog niet en dat verschil komt tot uitdrukking in de disclaimer.
Het hof ziet aanleiding de verschillende klachtonderdelen gezamenlijk, en in hun onderling verband te beoordelen.
verweer in beroep
5.3 De deken voert kort gezegd aan dat verweerders op de zaken vooruitlopen door de conclusie te trekken dat de artikelen 5.9-5.11 Voda worden afgeschaft. Ten tijde van het dekenbezwaar en de uitspraak van de raad wekten verweerders op de website van BrandMR op zijn minst genomen de suggestie dat zij ten behoeve van BrandMR andere diensten aanboden dan die ten behoeve van hun werkgever SRK en ten behoeve van verzekerden voor wie SRK de schaderegeling behandelt. De raad heeft het bezwaar op de juiste wijze weergegeven. Naar de mening van de deken is er sprake van een onjuiste en misleidende voorstelling van zaken geweest. Het is niet duidelijk geworden met welk doel de advocaten op website van BrandMR stonden vermeld. De disclaimer die op de website was geplaatst, is geen vrijbrief voor de wijze van presenteren van verweerders, aldus de deken.
maatstaf
5.4 De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens deze wet en de verordeningen van de Nederlandse orde. Ingevolge artikel 10 van de Advocatenwet oefenen advocaten de praktijk uit overeenkomstig de bevoegdheden en vereisten, bij de Wetboeken van Burgerlijke Rechtsvordering en Strafvordering en bij de bijzondere wetten en besluiten gegeven en gevorderd, en overeenkomstig deze wet en de daarop berustende verordeningen en besluiten.
5.5 Het stelsel van de praktijkuitoefening in dienstverband is een gesloten stelsel. Artikel 5.9 van de Voda bepaalt hoe een advocaat in dienst de praktijk kan uitoefenen. De opsomming van dit artikel is limitatief. Verweerders zijn in dienst bij SRK, een zelfstandig schaderegelingskantoor in de zin van artikel 5.9 onderdeel e van de Voda.
5.6 Op grond van artikel 5.11 lid 1 van de Voda kunnen verweerders uitsluitend optreden in de hoedanigheid ten behoeve van de werkgever (SRK) of bij die werkgever verzekerden.
5.7 Ingevolge artikel 7.4 lid 1 van de Voda vermijdt een advocaat in zijn optreden naar buiten dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking.
omvang van het dekenbezwaar
5.8 Verweerders beklagen zich erover dat de raad buiten de door hemzelf gegeven klachtomschrijving is getreden door een antwoord te geven op de vraag of de wijze waarop zij zich op de website van BrandMR hebben gepresenteerd misleidend was terwijl uit de formulering van het bezwaar volgt dat het gaat om een onjuiste presentatie. Het hof is van oordeel dat de raad binnen de grenzen van het bezwaar is gebleven door (mede) te toetsen of de presentatie op de website misleidend was. In de omschrijving van het bezwaar is verwezen naar artikel 7.4 lid 1 Voda. Het beroep op misleiding door de deken volgt uit dit artikel. Het hof zal dan ook beoordelen of verweerders een onjuiste en misleidende voorstelling van zaken hebben gegeven op de website van BrandMR op het moment van het indienen van het bezwaar van de deken bij de raad.
presentatie van verweerders op de website van BrandMR
5.9 Het hof is met de raad van oordeel dat de presentatie van verweerders op de website van BrandMR, op de wijze zoals weergegeven onder 3.8 tot en met 3.11, een misleidend beeld geeft en dat zij daarmee handelen in strijd met artikel 7.4 lid 1 Voda. Immers, zij hebben zich gepresenteerd alsof zij werkzaamheden voor BrandMR verrichten. Op de homepage staat in grote letters vermeld: ‘maak kennis met de juristen en advocaten’ en ‘ervaren topadvocaten en juristen met eigen specialismen’. Onder ‘bekijk onze mensen’ zijn per team eerst de advocaten zichtbaar met foto, naam en profielbeschrijving. Daarna staan pas foto’s met profielbeschrijving van de juristen. Ook staan er foto’s met de vermelding ‘advocaat’ waarbij is vermeld dat die persoon ‘voor u klaar staat’. Op verschillende plekken van de website is prominent in beeld gebracht dat juristen en advocaten voor de klanten van BrandMR klaar staan. De disclaimers op de website waarin staat dat de advocaten geen werkzaamheden voor BrandMR kunnen verrichten zijn ontoereikend omdat deze niet direct gelinkt zijn aan de advocaten die op de website zijn genoemd. Ter zitting hebben verweerders verklaard dat zij zich op deze wijze op de website hebben gepresenteerd, omdat zij het concept van BrandMR wilden steunen en het er niet mee eens zijn dat zij geen diensten voor BrandMR mochten verrichten. Dit doel rechtvaardigt geenszins de wijze waarop verweerders zich op de website hebben gepresenteerd. Ondanks dat verweerders in de maanden voorafgaand aan het dekenbezwaar overleg met de deken hebben gevoerd en de deken meerdere keren duidelijk heeft aangegeven dat de wijze waarop verweerders zich op de website van BrandMR presenteren niet volgens de regels is, hebben verweerders er toch voor gekozen om tegen de regels in op deze manier op de website te blijven staan. Ter zitting hebben verweerders verklaard dat zij door SRK vrij werden gelaten om de keuze te maken zich al dan niet op deze wijze op de website te presenteren. Het had op de weg van verweerders gelegen om ervoor te kiezen hun steunbetuiging aan het concept van BrandMR op een andere wijze vorm te geven die wel past binnen artikel 7.4 lid 1 Voda. De deken heeft hen hiervoor voldoende tijd en aanknopingspunten gegeven. Dit hebben verweerders nagelaten. De argumenten van verweerders dat het voor (potentiële) klanten van BrandMR niet mogelijk was om een afspraak te maken met verweerders en er geen klachten zijn ingediend van (potentiële) klanten die zich misleid hebben gevoeld, doen hier niks aan af. Het hof is van oordeel dat verweerders zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop zij zich op de website gepresenteerd hebben en dat verweerders hiermee artikel 7.4 lid 1 Voda hebben geschonden.
vrijheid van meningsuiting en regelgeving
5.10 Het beroep van verweerders op de vrijheid van meningsuiting faalt. De presentatie is zodanig misleidend dat dit de beperking op de website rechtvaardigt.
5.11 Het argument dat de artikelen 5.9 - 5.11 Voda achterhaald zijn, treft evenmin doel. Ten tijde van het indienen door de deken van zijn beklag bij de raad, waren deze artikelen ten volle aan de orde. Dat verweerders op dat moment vooruitliepen op toekomstige ontwikkelingen (de gehoopte instemming van het college van afgevaardigden van de NOvA voor een experiment waarbij rechtsbijstandverzekeraars onder voorwaarden ook niet-verzekerden kunnen bijstaan) maakt dat niet anders. Zij hebben gehandeld in strijd met de toen geldende regelgeving en dat is onbetamelijk.
intrekken hoger beroep
5.12 Op 4 mei 2021 en daarmee na afloop van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft verweerder sub 6 het hof bericht dat zij haar hoger beroep wenst in te trekken.
Op 14 juni 2021 en daarmee kort voor deze (ter zitting aangezegde) uitspraak van het hof hebben verweerders 2 en 5 het hof bericht dat zij hun hoger beroep wensen in te trekken.
Verweerders 2 en 6 waren aanwezig ter zitting en hebben – desgevraagd – bevestigd dat zij bij hun standpunt blijven. Verweerder 5 was (met bericht van verhindering, ter zitting toegelicht door zijn gemachtigde) niet aanwezig ter zitting.
5.13 Bij het sluiten van de mondelinge behandeling ter zitting is partijen een schriftelijke uitspraak op 18 juni 2021 aangezegd.
5.14 Het hof stelt voorop dat het partijen in beginsel vrij staat om na het instellen van hoger beroep dit hoger beroep weer in te trekken. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben vier van de tien verweerders hun hoger beroep ingetrokken. Dit verzoek is door het hof gehonoreerd.
5.15 De verzoeken tot intrekking van verweerders 2, 5 en 6 zijn gedaan eerst na afloop van de zitting, alwaar de hoger beroepen inhoudelijk zijn behandeld, en een uitspraak is aangezegd. De verzoeken zijn niet gemotiveerd. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, houdt het hof het er voor dat de verzoeken tot intrekking zijn ingegeven door de (op basis van het verhandelde ter zitting, en de daarbij aan hen gestelde vragen) inschatting door deze verweerders van hun procespositie en niet door een gewijzigd inzicht in de aanvaardbaarheid van hun handelen. Veeleer moet er van worden uitgegaan dat zij nog altijd van opvatting zijn dat zij zich terecht op de door hen gekozen wijze hebben gepresenteerd op de website. Het hof wijst er in dat verband op dat zij daaraan voorafgaand meerdere verzoeken van de deken tot aanpassing van deze presentatie naast zich neer hebben gelegd. Het hof stelt ook vast dat de verzoeken niet ter zitting of kort daarna zijn gedaan, maar pas enige tot geruime tijd daarna. Het hof acht voorts van belang dat verweerders professionele advocaten die in staat moeten worden geacht (tijdig) hun (proces)positie te bepalen. Onder genoemde, bijzondere omstandigheden leg het hof de onderhavige verzoeken tot intrekking (gedaan ruim nadat de mondelinge behandeling was aangevangen en afgerond) naast zich neer.
Anders dan gemachtigde verdedigt is in dat stadium en onder deze omstandigheden een intrekking zoals omschreven in artikel 56 vijfde lid van de Advocatenwet niet meer aan de orde.
maatregel
5.16 Het hof zal het bezwaar gegrond verklaren en, in tegenstelling tot de raad, een maatregel aan verweerders opleggen. Het hof acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden. De deken heeft verweerders in duidelijke bewoordingen meerdere keren ervoor gewaarschuwd dat zij op de wijze waarop zij zich presenteren op de website van BrandMR een misleidend beeld geven en dat daarmee gedragsregels worden geschonden. Verweerders kregen de gelegenheid om de wijze waarop zij zich presenteerden aan te passen zodat het in overeenstemming is met de op dat moment geldende regelgeving. Zij hebben er echter willens en wetens voor gekozen dit niet te doen. Hiermee hebben zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en is artikel 7.4 Voda geschonden. De ontwikkelingen op het gebied van de mogelijkheid voor rechtsbijstandverzekeraars om in de toekomst niet-verzekerden bij te staan, neemt het hof - anders dan de raad heeft gedaan - niet in de beoordeling mee. Op het moment dat het dekenbezwaar is ingediend waren deze ontwikkelingen nog niet concreet genoeg. Pas op 3 december 2020 heeft het college van afgevaardigden van de NOvA ingestemd met het voorstel van de NOvA voor een experiment dat het voor rechtsbijstandverzekeraars onder voorwaarden mogelijk maakt om ook niet-verzekerden bij te staan.
proceskosten
5.17 Omdat het hof alsnog een maatregel oplegt, zal het hof iedere verweerder afzonderlijk op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij de raad conform de Richtlijn Kostenveroordeling raden van discipline 2021:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b) € 500,- kosten van de Staat.
5.18 Iedere verweerder moet het bedrag van € 1.250,-, het totaal van de onder b) en c) genoemde kosten, binnen vier weken na deze beslissing overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
5.19 Daarnaast zal het hof iedere verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:
a) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b) € 1.000,- kosten van de Staat.
5.20 Iedere verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000, het totaal van de onder b) en c) genoemde kosten, binnen vier weken na deze beslissing overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder de nummers 20-468/DH/DH/D, 20-495/DH/DH/D tot en met 20-502/DH/DH/D en
20-504/DH/DH/D, voor zover geen maatregel is opgelegd;
en doet opnieuw recht:
6.2 legt aan verweerders de maatregel van waarschuwing op;
6.3 veroordeelt iedere verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij de raad van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;
6.4 veroordeelt iedere verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
6.5 bekrachtigt de beslissing van de raad van discipline voor het overige.
Deze beslissing is gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R. Verkijk, P.J.G. van den Boom en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 18 juni 2021.