ECLI:NL:TAHVD:2021:1 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200286

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:1
Datum uitspraak: 12-01-2021
Datum publicatie: 13-01-2021
Zaaknummer(s): 200286
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag tegen beslissing van de deken om geen advocaat aan te wijzen (art. 13 Advw). Het hof oordeelt dat de deken klager vaak genoeg in de gelegenheid heeft gesteld het aanwijzingsverzoek aan te vullen om voor aanwijzing in aanmerking te komen. De deken heeft het verzoek dan ook op gegronde reden afgewezen. Beklag ongegrond.

BESLISSING                      

van 12 januari 2021

in de zaak 200286

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Gelderland

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beschikking van 17 december 2020. Klager heeft tegen deze beschikking een beklag gedaan bij het hof.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is ingesteld per e-mail door de berichten d.d. 23 december 2020, 24 december 2020 (met twee bijlagen) en 7 januari 2021 (met vier bijlagen) en op diezelfde dagen ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van het verweerschrift van 11 januari 2021 met bijlagen van de deken.

2.3    Per e-mail van 11 januari 2021 heeft de griffie van het hof partijen laten weten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.4    Het hof heeft het beklag in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3    FEITEN

    Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld met zijn inmiddels ex-vrouw (verder: de vrouw). In deze procedure heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (verder: het gerechtshof) twee beschikkingen gewezen, te weten een tussenbeschikking op 30 januari 2020 en een eindbeschikking op 14 juli 2020.

3.2    Naar aanleiding van een negatief cassatieadvies over vorenbedoelde beschikkingen wenst klager een herroepingsprocedure te starten tegen die beschikkingen. Klager meent dat hij onevenredig is benadeeld door de beschikkingen van het gerechtshof en dat hij is gediscrimineerd door het gerechtshof. De beschikkingen zijn volgens klager tot stand gekomen op basis van onjuiste dan wel incomplete informatie, onder meer omdat de vrouw informatie heeft achtergehouden in de procedure.

3.3    Op 18 oktober 2020 heeft klager zich tot de deken gewend met het verzoek een advocaat aan te wijzen voor de herroepingsprocedure, omdat hij zelf geen advocaat bereid vond deze procedure voor hem te voeren. De deken heeft klager op 19 oktober 2020 ‘Richtlijn aanwijzing advocaat en informatie over een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet’ toegezonden en klager nader geïnformeerd over de benodigde informatie voordat de deken een advocaat kan aanwijzen.

3.4    Op 20 oktober 2020 heeft klager de deken een vijftal afwijzingen gestuurd van advocaten. De voornaamste reden om klager niet bij te staan was voor drie advocaten erin gelegen dat  klager hen een termijn van één dag gunde om daarover te beslissen. Eén advocaat is niet gespecialiseerd in het familierecht en één advocaat had ‘geen mogelijkheden’ klager bij te staan. Voorts hebben de deken en klager over en weer geschreven over de toewijzing van toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand.

3.5     De deken heeft klager per brief van 2 november 2020 bericht dat de termijn voor herroeping pas op 14 januari 2021 verstrijkt en dat klager derhalve voldoende tijd heeft zelf een advocaat te vinden. Verder geeft de deken klager daarin een termijn van drie weken om zijn verzoek om aanwijzing van een advocaat aan te vullen met een schriftelijk overzicht van namen van een relevant aantal (op het betreffende rechtsgebied deskundige) advocaten met de door die advocaten opgegeven reden van afwijzing en de beschikking van het gerechtshof van 14 juli 2020.

3.6    Per bericht van 2 en 18 november 2020 heeft klager de beschikkingen van het gerechtshof en een drietal afwijzingen van advocaten aan de deken toegezonden. Uit twee afwijzende berichten van de advocaten blijkt dat zij klager niet kunnen bijstaan in de herroepingsprocedure omdat zij niet gespecialiseerd zijn op het betreffende rechtsgebied. Uit het bericht van de derde advocaat blijkt dat die geen ruimte in zijn praktijk heeft voor de zaak van klager.

3.7    De deken heeft klager op 26 november 2020 bericht dat klager advocaten dient te benaderen die ter zake deskundig zijn en heeft klager voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld om het aanwijzingsverzoek aan te vullen. Op 8 december 2020 heeft klager opnieuw de deken bericht dat hij nog vijf advocaten heeft benaderd en dat zij niet bereid zijn klager bij te staan. De afwijzende reacties ontbreken bij dit bericht.

3.8    Per beslissing van 17 december 2020 heeft de deken het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken stelt zich op het standpunt dat klager zich onvoldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden. Aan de beoordeling of de klager verlangde herroepingsprocedure kans van slagen heeft, is de deken niet toegekomen.

4    BEOORDELING

Standpunten partijen   

4.1    Klager heeft in zijn beklag aangevoerd dat hij in zijn optiek (als leek) heeft voldaan aan de voorwaarden van de deken voor de aanwijzing van een advocaat. Zo heeft klager inmiddels ruim 25 afwijzingen van advocaten om hem bij te staan in de herroepingsprocedure. Klager heeft bewust advocaten benaderd die volgens de orde van advocaten zijn gespecialiseerd in het personen- en familierecht, maar daaronder staan blijkbaar advocaten vermeld die dergelijke zaken niet meer in behandeling nemen. De deken heeft bewust de procedure voor klager belemmerd en gezocht naar gronden om niet aan het verzoek van klager te hoeven voldoen.

4.2    De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd bij het hof, dat door het hof is betrokken in de beoordeling van het beklag.

Toetsingskader

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

Beoordeling hof

4.4    Het hof is van oordeel dat de deken het verzoek van klager op gegronde redenen heeft afgewezen. De deken heeft na ontvangst van het eerste verzoek om aanwijzing van een advocaat klager geïnformeerd aan welke vereisten een aanwijzingsverzoek moet voldoen om in behandeling te kunnen worden genomen met daarbij de richtlijn waarin die vereisten zijn uitgewerkt. Nadat klager kennelijk een onredelijke termijn voor de door hem benaderde advocaten had gesteld om te beoordelen of zij hem bij konden staan heeft de deken opnieuw uiteen gezet welke stukken klager precies moet overleggen om voor de behandeling van het verzoek om aanwijzing van een advocaat in aanmerking te kunnen komen. Vervolgens heeft klager nog tweemaal stukken ingediend ter onderbouwing van zijn verzoek, maar die waren opnieuw niet in lijn met de instructies van de deken. Al met al heeft de deken klager drie keer in de gelegenheid gesteld zijn aanwijzingsverzoek aan te vullen met de juiste stukken. Hiermee heeft de deken zich voldoende ingespannen om klager, die geen jurist is, te informeren over wat benodigd is voor de beoordeling van een aanwijzingsverzoek. Als die informatie voor klager onvoldoende duidelijk was, lag het op zijn weg om de deken om een nadere toelichting te vragen. De stelling dat de deken klager heeft belemmerd in de procedure, volgt het hof dan ook niet. Daarvan is niets gebleken.

4.5    De conclusie is dan ook dat het beklag ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 17 december 2020 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans  en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 12 januari 2021.