ECLI:NL:TADRSHE:2021:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-968/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2021:94 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2021 |
Datum publicatie: | 01-06-2021 |
Zaaknummer(s): | 20-968/DB/OB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Advocaat heeft op haar openbaar Instagram account een foto gepost waarop een nog niet ingediend processtuk uit de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar cliënt zichtbaar was. De advocaat heeft door deze handelwijze bewust het risico in het leven geroepen dat de door haar op internet geplaatste informatie herleidbaar was naar de specifieke zaak van klaagster, welk risico zich ook heeft voorgedaan. Dat het processtuk slechts voor een beperkte periode en niet voortdurend zichtbaar was, is niet relevant. Het processtuk is immers herleidbaar gebleken en als zodanig herkend. Bovendien kan een post op Instagram middels een screenshot eenvoudig worden vastgelegd. Het is begrijpelijk dat het gegeven dat een processtuk in een echtscheidingsprocedure op internet voor derden toegankelijk is, klaagster zodanig heeft geraakt, dat dit de verhouding van klaagster tegenover haar ex-echtgenoot op scherp heeft gesteld. Dit komt voor risico van de advocaat. Klacht gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 31 mei 2021
in de zaak 20-968/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 29 april 2020 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 7 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/20/054Kvan de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 maart 2021. Daarbij waren klaagster, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van 15 maart 2021 van de gemachtigde van verweerster, met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Verweerster staat de wederpartij van klaagster bij in een echtscheidingsprocedure. Klaagster heeft op 23 december 2019 een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de rechtbank. Op 27 maart 2020 diende door de wederpartij van klaagster een verweerschrift te worden ingediend.
2.2 Verweerster heeft op 25 maart 2020 om 20.00 uur een foto van haar werkplek op haar persoonlijke openbare account van Instagram geplaatst. Op de foto was onder meer een deel van een computerscherm zichtbaar, met daarop een geopend Word-document; het concept-verweerschrift inzake de echtscheiding tussen de cliënt van verweerster en klaagster.
2.3 De advocaat van klaagster heeft verweerster per email van 25 maart 2020 om 22:38 uur verzocht de foto te verwijderen van haar Instagram account. Verweerster heeft op 25 maart 2020 om 22:40 uur de foto van haar Instagram-account verwijderd. Verweerster heeft direct hierna de advocaat van klaagster telefonisch bericht dat zij de foto van haar Instagram account had verwijderd en haar excuses aangeboden.
2.4 Op 27 maart 2020 heeft verweerster namens haar cliënt het verweerschrift ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
Verweerster heeft een bericht op Instagram geplaatst als gevolg waarvan de gespannen relatie tussen partijen onder druk is gezet, terwijl de “post” geen enkel redelijk doel diende en het plaatsen van dit bericht in strijd is met de geheimhoudingsplicht.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerster treedt in een echtscheidingsprocedure op als advocaat van de wederpartij van klaagster. De klacht heeft geen rechtstreekse betrekking op het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, maar houdt wel direct verband met de zaak van klaagster. Verweerster heeft op haar openbaar Instagram account een foto gepost waarop een nog niet ingediend processtuk uit de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de cliënt van verweerster deels zichtbaar was. Het zichtbare gedeelte bevat persoonlijke informatie betreffende klaagster. Een advocaat dient processtukken vertrouwelijk te behandelen. Enerzijds rust op de advocaat een geheimhoudingsplicht tegenover zijn cliënt, maar anderzijds dient hij ook rekening te houden met de belangen van de wederpartij, in die zin dat hij de belangen van de wederpartij niet nodeloos mag schaden.
5.2 De post van verweerster op haar openbaar Instagram account diende geen enkel doel in de echtscheidingsprocedure. Uit de verklaring van verweerster ter zitting volgt dat het handelen van verweerster ook niet was ingegeven door het belang van haar cliënt, maar enkel was bedoeld om kenbaar te maken dat zij op het (late) tijdstip van 20.00 uur nog aan het werk was. Verweerster stelt dat zij het betreffende processtuk op haar beeldscherm niet met opzet zichtbaar op de foto heeft geplaatst, maar dat zij, toen zij ontdekte dat het processtuk daarop zichtbaar was, zich er vóór het posten van de foto op haar Instagram account wel van heeft vergewist dat er in de tekst geen persoonsgegevens voorkwamen en dat de tekst niet herleidbaar was naar de zaak van klaagster. Hieruit volgt naar het oordeel van de raad dat verweerster, voordat zij de foto op haar Instagram account heeft gepost, zich ervan bewust was dat op de te nog posten foto een processtuk in een lopende echtscheidingsprocedure zaak zichtbaar was. Van een “ongeluk” was dus geen sprake. Verweerster zag geen belemmering om de foto op haar Instagram account te posten omdat in de daarop zichtbare tekst persoonsgegevens ontbraken.
5.3 Hoewel, zoals verweerster terecht stelt, het gebruik van Social Media door advocaten toegestaan en gebruikelijk is, betekent dit niet dat het een advocaat vrij staat om niet openbare processtukken op internet te plaatsen. Dit geldt te meer nu het betreffende processtuk betrekking had op een familierechtelijke procedure, waarin zeer persoonlijke omstandigheden van de wederpartij aan de orde zijn gesteld, ook in het op Instagram zichtbaar gedeelte van het processtuk, in een fase van de procedure waarin nog niets openbaar was en bovendien in een zaak die door de rechtbank achter gesloten deuren werd behandeld.
5.4 Verweerster heeft door haar handelwijze bewust het risico in het leven geroepen dat de door haar op internet geplaatste informatie herleidbaar was naar de specifieke zaak van klaagster, welk risico zich ook heeft voorgedaan. Dat, zoals verweerster stelt, het processtuk slechts voor een beperkte periode en niet voortdurend zichtbaar was, is niet relevant. Het processtuk is immers herleidbaar gebleken en als zodanig herkend. Bovendien kan een post op Instagram middels een screenshot eenvoudig worden vastgelegd. Het is begrijpelijk dat het gegeven dat een processtuk met een dergelijke inhoud in een lopende echtscheidingsprocedure op internet voor derden toegankelijk is, klaagster zodanig heeft geraakt, dat dit de verhouding van klaagster tegenover haar ex-echtgenoot op scherp heeft gesteld. Dit komt voor risico van verweerster.
5.5 Verweerster heeft op grond van al het bovenstaande de belangen van klaagster nodeloos geschaad, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
6 MAATREGEL
6.1 Door in een lopende procedure een concept-processtuk met daarin naar klaagster herleidbare informatie zichtbaar op Instagram te posten heeft verweerster de belangen van klaagster nodeloos geschaad, wat verweerster tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen en waarvoor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel op zijn plaats is. Omdat verweerster, direct nadat de advocaat van klaagster haar op de foto op Instagram aansprak, de foto heeft verwijderd en via de advocaat van klaagster haar excuses heeft aangeboden, volstaat de raad met het opleggen van de maatregel waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter