ECLI:NL:TADRSHE:2021:90 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-289/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:90
Datum uitspraak: 17-05-2021
Datum publicatie: 18-05-2021
Zaaknummer(s): 21-289/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat vrij om op grond van de door zijn (aspirant) cliënt aan hem verstrekte en uit openbare registers verkregen informatie een analyse van een zaak heeft op te stellen. Verweerder mocht bij het opstellen van de analyse afgaan op de juistheid van de door zijn (aspirant) cliënten verkregen informatie. Niet gebleken dat de advocaat zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing, smaad en laster.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  

‘s-Hertogenbosch

van 17 mei 2021

in de zaak 21-289/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 26 maart 2021 met kenmerk 48/20/155 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager was in zijn hoedanigheid van enig aandeelhouder/directeur van (de inmiddels ontbonden) BV M  verwikkeld in een geschil met enkele partijen over de (vertraagde) levering van tokens. Verweerder heeft enkele van deze partijen per e-mails van 11, 12, 14,17 en 18 februari 2019 geïnformeerd over hun (rechts)positie ten opzichte van BV M respectievelijk klager.

1.2    Op 24 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)    Verweerder heeft in strijd met de kernwaarden uit artikel 10a Advocatenwet gehandeld;

b)    Verweerder is betrokken bij samenzwering en het medeplegen van afpersing en smaad en laster door zijn cliënten.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Ad onderdeel a)

4.1    Klager baseert het eerste onderdeel van zijn klacht op artikel 10a Advocatenwet. Ingevolge het bepaalde in 10a Advocatenwet dient een advocaat in het belang van een goede rechtsbedeling zorg te dragen voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Vervolgens vermeldt voormeld artikel de vijf kernwaarden waaraan de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt dient te voldoen. Voormelde kernwaarden raken de verhouding tussen een advocaat en zijn cliënt. Klager beklaagt zich echter over het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid  van advocaat van de wederpartij van klager. Ten aanzien van een klacht over de advocaat van de wederpartij toetst de tuchtrechter aan de volgende norm. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht daarom met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2    De voorzitter volgt klager niet in zijn stellingen dat verweerder de belangen van klager heeft geschaad door een analyse op te stellen die niet strookt met de inhoud van de geleverde overeenkomst betreffende de levering van tokens en deze toe te sturen aan een persoon die geen cliënt was van verweerder noch contractspartij van M. Het staat een advocaat vrij om op verzoek van een (aspirant) cliënt een analyse op te stellen over de kansen en risico’s in een procedure.  De klacht van klager is gegrond op de interne correspondentie tussen verweerder en zijn (aspirant) cliënten. Uit deze correspondentie volgt dat verweerder zijn analyse van de zaak heeft opgesteld op grond van de door zijn (aspirant) cliënt aan hem verstrekte en uit openbare registers verkregen informatie. Dit stond verweerder vrij. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken. 

Ad onderdeel b)

4.3    De voorzitter volgt klager evenmin in zijn stelling dat uit de door klager overgelegde correspondentie kan worden vastgesteld dat verweerder betrokken is bij samenzwering en het medeplegen van afpersing en smaad en laster door zijn cliënten. Verweerder mocht bij het opstellen van de analyse afgaan op de juistheid van de door zijn  (aspirant) cliënten verkregen informatie. Dat klager zich klaarblijkelijk niet kan verenigen met de door verweerder weergegeven stellingen betekent niet dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing, smaad en laster. Bovendien betrof het interne correspondentie tussen verweerder en zijn (aspirant) cliënten. Ter zake valt evenmin in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel      46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2021.

Griffier                 Voorzitter