ECLI:NL:TADRSHE:2021:26 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-556/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:26
Datum uitspraak: 01-02-2021
Datum publicatie: 03-02-2021
Zaaknummer(s): 20-556/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door medische gegevens over klaagster aan het emailadres van haar broer toe te sturen. Advocaat heeft geen opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden, klaagster niet geadviseerd over de aanpak van haar zaken, geen inschatting van de kans van slagen van de procedures gegeven noch informatie over  het kostenrisico. Verweerder heeft de kernwaarde van de in een advocaat/ cliënt relatie geldende geheimhoudingsplicht geschonden en is bij de aanpak van de zaken van klaagster ernstig nalatig gebleven. Dit (nalatig) handelen van verweerder valt de advocaat tuchtrechtelijk in ernstige mate aan te rekenen en rechtvaardigt op zich zelf een zware maatregel. De zaak staat niet op zichzelf. Aan de advocaat zijn in de periode 2018–2020 meerdere tuchtrechtelijke maatregelen betreffende nalatig handelen opgelegd. Klacht gegrond, schorsing voor de duur van twee weken,kostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 1 februari 2021

in de zaken 20-556/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 4 januari 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 23 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-014 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 november 2020. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder heeft de raad per email van 30 november 2020 om 9.53 uur laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10.

2    FEITEN

2.1    Verweerder staat sinds 2006 de vader van klaagster als advocaat in familiezaken bij. Verweerder heeft in het verleden ook voor de broer van klaagster als advocaat opgetreden. 

2.2    De vader van klaagster heeft zich op 18 juli 2018 tot verweerder gewend met het verzoek om klaagster bij te staan inzake een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis vanwege een bij een operatie opgelopen infectie. Op 7 mei 2019 heeft klaagster aan verweerder gevraagd haar ook bij te staan in een zaak tegen het UWV (bezwaar tegen afwijzing Wajong uitkering).

2.3    Verweerder heeft op 8 juli 2019 om 21:50 uur een bezwaarschrift bij het UWV ingediend en op 23 augustus 2018 aanvullende gronden.

2.4    In de periode september–december 2019 heeft emailcorrespondentie tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Klaagster beklaagde zich onder meer over het gebrek aan informatie over de stand van zaken in de UWV-kwestie.

2.5    Verweerder heeft het medische dossier van klaagster naar het emailadres van de broer van klaagster gemaild.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

1.    Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden;

2.    Verweerder heeft de belangen van klaagster niet naar behoren behartigd;

3.    Verweerder heeft klaagster niet dan wel onvoldoende geïnformeerd omtrent het verloop van haar letselschadezaak;

4.    Verweerder was niet dan wel onvoldoende bereikbaar.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Ad onderdeel 1

5.1    Verweerder is in het verleden meermaals voor de vader en later ook voor de broer van klaagster als advocaat opgetreden. In die verhouding heeft de vader van klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek of hij klaagster wilde bijstaan inzake een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, waar klaagster meerdere operaties had ondergaan. De raad overweegt dat ook indien sprake is van een optreden voor meerdere personen die in een familierechtelijke  betrekking tot elkaar staan, de advocaat in iedere zaak steeds de belangen van de cliënt in die zaak dient te behartigen en dat zijn geheimhoudingsplicht in iedere zaak afzonderlijk jegens zijn cliënt(e) ten opzichte van de andere familieleden geldt. De advocaat dient zich bij de behartiging van de belangen van meerdere familieleden bij voortduring van de belangen van zijn cliënt(e) in de betreffende zaak bewust te zijn.

5.2    Als erkend staat vast dat verweerder medische gegevens over klaagster aan de broer van klaagster heeft toegezonden. Verweerder heeft hiermee de op hem rustende geheimhoudingsplicht geschonden. De geheimhouding tussen advocaat en cliënt is een van de kernwaarden waaraan een advocaat ingevolge het bepaalde in artikel 10 Advocatenwet bij de uitoefening van zijn beroep gehouden is. Een cliënt dient erop te kunnen vertrouwen dat de gegevens die hij/zij in vertrouwen aan zijn/haar advocaat ter beschikking stelt niet ter kennis van derden worden gebracht. Schending van de geheimhoudingsplicht valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Het eerste onderdeel van de klacht is gegrond.

Ad onderdelen 2 en 3

5.3    De onderdelen 2 en 3 van de klacht hebben betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster en zullen gelet op de onderlinge samenhang door de raad gezamenlijk worden beoordeeld.

5.4    Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat  rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De Raad  toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Van een advocaat als professioneel belangenbehartiger mag worden verwacht dat hij regie voert in de zaak die hij voor zijn cliënt behandelt. (vgl. Hof van Discipline 29 oktober 2019 ECLI:NL:TAHVD:2019:171 en Hof van Discipline 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020;80). De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

5.5    Uit de aan de raad overlegde stukken noch uit het ter zitting verhandelde volgt dat verweerder de belangen van klaagster behoorlijk heeft behartigd, noch dat hij klaagster heeft geïnformeerd over het verloop van de zaken. Verweerder heeft geen enkel stuk aan de raad overgelegd waaruit volgt dat hij in de zaken van klaagster de regie heeft genomen, zoals van hem als zorgvuldig handelend advocaat verwacht had mogen worden. Verweerder heeft geen opdrachtbevestiging overgelegd, noch stukken waaruit blijkt welke keuzes hij in overleg met klaagster over de aanpak van de zaken heeft gemaakt, wat de proceskansen waren en wat het kostenrisico was. Omdat verweerder de klachten van klaagster over de onzorgvuldige belangenbehartiging en het gebrek aan informatie over het verloop van de zaken onvoldoende gemotiveerd betwist en geen enkel bewijs van zijn stelling dat hij de belangen van klaagster naar behoren heeft behartigd aan de raad heeft overgelegd, gaat de raad hieraan voorbij. De  klachtonderdelen 2 en 3 zijn gegrond.

Ad onderdeel 4.

5.6    Uit de aan de raad overgelegde stukken volgt dat tussen klaagster en verweerder emailcorrespondentie heeft plaatsgevonden en dat tussen klaagster en verweerder mondelinge gesprekken zijn gevoerd. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat verweerder niet, althans onvoldoende bereikbaar was voor klaagster, in die zin dat hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Klachtonderdeel 4 is daarom ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster geschonden, geen opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden, klaagster niet  geadviseerd over de aanpak van haar zaken, geen inschatting van de kans van slagen van de procedures gegeven noch informatie over  het kostenrisico. Verweerder heeft hiermee de kernwaarde van de in een advocaat/cliënt relatie geldende geheimhoudingsplicht geschonden en is bij de aanpak van de zaken van klaagster ernstig nalatig gebleven. Dit (nalatig) handelen van verweerder valt verweerder tuchtrechtelijk in ernstige mate aan te rekenen en rechtvaardigt op zich zelf een zware maatregel. Daarnaast staat deze zaak niet op zichzelf. Aan verweerder zijn in de periode 2018–2020 meerdere tuchtrechtelijke maatregelen betreffende nalatig handelen van verweerder opgelegd. De raad is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde  griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen 1,2 en 3 gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel 4 ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op  1 februari 2021.      

Griffier    Voorzitter