ECLI:NL:TADRSHE:2021:19 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-893/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:19
Datum uitspraak: 14-01-2021
Datum publicatie: 01-02-2021
Zaaknummer(s): 20-893/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat vrij om bij gebreke van een tijdig antwoord rechtsmaatregelen aan te kondigen. Daarnaast stond het verweerder vrij om  klager mede te delen dat zijn cliënte overweegt zich te wenden tot Nederlandse autoriteiten.om een melding van mogelijke fraude te doen. Dat verweerder zijn status als advocaat heeft gebruikt voor afpersing door een fraudemelding in het vooruitzicht te stellen indien klager niet tot betaling van het door zijn cliënte gevorderde bedrag zou overgaan, is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 14 januari 2021

in de zaak 20-893/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 24 november 2020 met kenmerk 48/20/049K, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld in een geschil met OXC over de vertraagde levering van tokens door klager. OXC wordt in dit geschil bijgestaan door verweerder.

1.2    Verweerder heeft in zijn email van 24 februari 2020 de standpunten van OXC kenbaar gemaakt aan klager. Verweerder gaf onder meer  te kennen welk bedrag zijn cliënte te vorderen meende hebben op het inmiddels ontbonden M. B.V. (waarvan klager bestuurder was) . Verweerder heeft klager voorts persoonlijk aansprakelijk gesteld uit hoofde van onrechtmatige daad in verband met het ontbinden van M. B.V.. Verweerder heeft klager verzocht te reageren op de stellingen van OXC bij gebreke waarvan hij zich het recht heeft voorbehouden een civiele zaak te starten tegen onder meer klager. Daarnaast heeft verweerder klager geïnformeerd dat OXC onder meer overweegt contact op te nemen met de Nederlandse autoriteiten op grond van onder meer mogelijke fraude. De advocaten van klager hebben per email van 26 maart 2020 namens klager inhoudelijk gereageerd op de email van verweerder, waarop verweerder per email van 10 april 2020 heeft gereageerd.

1.3    Op 9 april 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)    Verweerder heeft in zijn emailbericht van 24 februari 2020 en in latere berichten aan de advocaten van klager onjuistheden en onwaarheden over klager als persoon en zijn geliquideerde bedrijf vermeld;

b)    Verweerder heeft zijn status als advocaat gebruikt voor afpersing, door klager te verzoeken om aan zijn cliënte een bedrag van € 1.000.000,- te betalen, bij gebreke waarvan zijn cliënte aangifte zou doen van fraude en een procedure tegen klager zou starten tegen onder meer klager en zijn voormalige bedrijf. Klager is op basis van de overeenkomst niets verschuldigd aan de cliënte van verweerder, indien de cliënte van verweerder niet voldoet aan de door klager gevraagde KYC/AML informatie.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2    Uit de aan de voorzitter overgelegde stukken volgt dat de standpunten van klager en de cliënte(n) van verweerder lijnrecht tegenover elkaar staan. De standpunten hebben betrekking op het geschil betreffende de nakoming van een op 3 oktober 2018 tussen partijen gesloten overeenkomst en de gevolgen van de ontbinding van M. B.V. Dit betreft een civielrechtelijk geschil waarover door de civiele rechter dient te worden geoordeeld. Ter zake komt de tuchtrechter geen bevoegdheid, toe.

4.3    De vraag die ter beoordeling van de tuchtrechter voorligt is of verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van wederpartij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend over klager heeft uitgelaten. Hiervan is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënte te behartigen en in overleg met zijn cliënte de aanpak van de zaak te bepalen. Verweerder heeft in zijn email van 24 februari 2020 de standpunten van zijn cliënt weergegeven, waarbij hij mocht afgaan op de informatie die zijn cliënte hem had verschaft. Niet gebleken is dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen Het geschil betreft met name de juridische gevolgtrekkingen. Dat de door verweerder daarbij verwoorde standpunten van zijn cliënte klager niet welgevallig waren, betekent niet dat verweerder daarmee de grens heeft overschreden die hem als advocaat van de wederpartij vrijstond.

4.4    Het stond verweerder vrij om rechtsmaatregelen aan te kondigen bij gebreke van een tijdig antwoord. Daarnaast stond het verweerder vrij om  klager mede te delen dat zijn cliënte overweegt zich te wenden tot Nederlandse autoriteiten.om een melding van mogelijke fraude te doen. Dat verweerder zijn status als advocaat heeft gebruikt voor afpersing door een fraudemelding in het vooruitzicht te stellen indien klager niet tot betaling van het door zijn cliënte gevorderde bedrag zou overgaan, is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

De klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2021.

Griffier         Voorzitter