ECLI:NL:TADRSHE:2021:148 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-555/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:148
Datum uitspraak: 30-08-2021
Datum publicatie: 14-09-2021
Zaaknummer(s): 21-555/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Optreden van advocaat van de wederpartij. Klager is door de wijze van declareren van de advocaat van de wederpartij niet in zijn belang getroffen. Het enkele feit dat de cliënte van verweerder bij arrest van het gerechtshof in het gelijk is gesteld en de omstandigheid dat verweerder voorheen plaatsvervangend raadsheer van het gerechtshof is geweest, rechtvaardigt het vergaande en niet onderbouwde verwijt dat er sprake is van ongeoorloofde inmenging van verweerder bij de totstandkoming van het arrest niet. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 30 augustus 2021

in de zaak 21-555/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 29 juni 2021 met kenmerk K20-094, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager was lid van Watersportvereniging X, verder te noemen X. Het bestuur van X heeft bij besluit van 16 maart 2016 het lidmaatschap van klager opgezegd. Het bestuur van X heeft voorts de partner van klager, verder te noemen B, ontzegd om klager als huisgenoot/introducé mee te nemen naar de jachthaven van X. Klager en B hebben in rechte vernietiging van voormelde besluiten van het bestuur van X gevorderd, met veroordeling van X in de proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van klager en B bij vonnis van 1 maart 2017 afgewezen met veroordeling van klager en B in de proceskosten. Klager en B hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens het pleidooi op 14 maart 2019 is tussen partijen een regeling getroffen. De advocaat van klager en B heeft bij akte uitlating royement/voortprocederen van 5 november 2019 namens klager en B het gerechtshof verzocht om voort te procederen c.q. arrest te wijzen. Het gerechtshof heeft bij arrest van 11 augustus 2020 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd met veroordeling van klager en B in de proceskosten. Verweerder heeft X in de civielrechtelijke procedure tussen klager/B en X in eerste aanleg en in hoger beroep als advocaat bijgestaan.

1.2    Op 27 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft in rechte onjuiste feiten gesteld;

b)    Verweerder heeft zich nodeloos grievend uitgelaten en klager niet respectvol behandeld;

c)    Er is geen schikking getroffen;

d)    Verweerder heeft de proceskosten bij klager in rekening gebracht;

e)    Verweerder heeft een niet toegestane ‘no-cure-no-pay’ afspraak gemaakt;

f)    Verweerder heeft het arrest van het gerechtshof opgesteld dan wel aangepast.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Het was de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Verweerder hoefde daarbij in beginsel geen rekening te houden met de belangen van klager. Het stond verweerder vrij de standpunten van zijn cliënte in de procedure in te brengen. Indien klager zich daarmee niet kon verenigen lag het op zijn weg om zich hiertegen in rechte te verweren. Het was vervolgens aan de rechter om daarover tot een oordeel te komen. Dat, zoals klager stelt, verweerder feiten naar voren heeft gebracht waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren, is uit de overgelegde stukken niet gebleken, noch dat verweerder anderszins de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekwam heeft overschreden.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Evenmin heeft klager met concrete feiten onderbouwd noch bewijsstukken overgelegd waaruit volgt dat verweerder zich nodeloos grievend over hem heeft uitgelaten. Het moge zo zijn dat de standpunten die verweerder namens zijn cliënte heeft verwoord over het optreden van klager ten opzichte van (bestuurs-)leden van X klager onwelgevallig waren, maar dat betekent niet dat verweerder zich nodeloos grievend heeft uitgelaten. Uit de overgelegde stukken is hiervan niet gebleken.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Dat er uiteindelijk geen schikking is bereikt valt verweerder evenmin te verwijten. Het staat een advocaat vrij om in overleg met zijn cliënt(e) de aanpak van een zaak, waaronder het treffen van een schikking, te bepalen. Los daarvan was het de advocaat van klager die, na een tussen partijen getroffen regeling, heeft verzocht om voort te procederen dan wel arrest te wijzen.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Het stond (het kantoor) van verweerder vrij om betaling van de proceskosten waartoe  klager bij arrest van het gerechtshof van 11 augustus 2020 was veroordeeld te vorderen. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken.

Ad klachtonderdeel e)

4.6    Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de financiële afspraken tussen verweerder en zijn cliënte. Klager wordt door deze afspraken niet in zijn belang getroffen. Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Dit onderdeel van de klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel f)

4.7    Klager heeft zijn stelling dat verweerder zijn positie van plaatsvervangend raadsheer van het gerechtshof heeft gebruikt om het arrest op te stellen dan wel aan te passen niet met concrete feiten onderbouwd noch bewijs daarvan overgelegd. Het enkele feit dat de cliënte van verweerder bij arrest van het gerechtshof in het gelijk is gesteld en de omstandigheid dat verweerder voorheen plaatsvervangend raadsheer van het gerechtshof is geweest, rechtvaardigt het vergaande en niet onderbouwde verwijt dat er sprake is van ongeoorloofde inmenging van verweerder bij de totstandkoming van het arrest niet.

4.8    Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter daarom, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, klachtonderdeel e kennelijk niet-ontvankelijk verklaren en de onderdelen a, b, c, d en f klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

onderdeel e van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

de onderdelen a, b, c, d en f van de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op    30 augustus 2021.

Griffier         Voorzitter