ECLI:NL:TADRSHE:2021:118 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-027/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:118
Datum uitspraak: 28-06-2021
Datum publicatie: 29-06-2021
Zaaknummer(s): 21-027/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft welbewust rechtstreeks contact opgenomen met de wederpartij, niet alleen in de wetenschap dat deze door een advocaat werd bijgestaan, maar ook in de wetenschap dat het standpunt van de wederpartij over de uitvoering van het vonnis anders was dan door zijn cliënte werd gewenst. De norm ex gedragsregel 25 geldt ook indien een advocaat door de wederpartij wordt benaderd. Aan advocaat zijn eerder tuchtrechtelijke maatregelen voor vergelijkbaar handelen opgelegd. Klacht gegrond, berisping, proceskostenveroordeling

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 28 juni 2021

in de zaak 21-027/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 9 juli 2020 heeft klager sub 2, hierna te noemen klager, mede namens klaagster sub 1, hierna te noemen klaagster, bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 13 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-094 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij waren mevrouw L. (namens klaagster), klager (mede namens klaagster), en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van het bureau van de Orde van Advocaten van 18 januari 2021. 

2    FEITEN

2.1    Verweerder treedt in twee zaken op namens de wederpartij van klaagster. Klaagster wordt in beide zaken bijgestaan door klager.

Zaak 1:

2.2    De cliënte van verweerder, verder te noemen W, huurt met ingang van 1 januari 2013 een woonwagenstandplaats met woonwagen van klaagster. Bij vonnis van 26 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter W, voor zover relevant in deze zaak, veroordeeld om gedurende twee dagen door klaagster aangewezen hulppersoneel toegang tot de woonwagen te verlenen voor het verwijderen van een kolenkachel.

2.3    Klager heeft per email van 30 juni 2020 de cliënte van verweerder om nakoming van het vonnis binnen 14 dagen verzocht. Klager schreef voorts het volgende : “Cliënte zal rechtstreeks met uw cliënte contact opnemen inzake de uitvoering van de veroordeling.” Verweerder heeft op 8 juli 2020 om 11.23 uur per email aan klager bericht dat zijn cliënte zich niet met het vonnis van de voorzieningenrechter kon verenigen en dat zij de proceskosten niet ineens kon voldoen. Verweerder kondigde aan namens W hoger beroep in te zullen stellen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter en, indien klaagster niet bereid was om in afwachting van de procedure in hoger beroep de verwijdering van de kolenkachel op te schorten, een vordering ex artikel 351 Rv, strekkende tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, in te stellen. Verweerder berichtte voorts dat klaagster nog geen rechtstreeks contact met zijn cliënte had opgenomen in verband met de uitvoering van het vonnis en dat zijn cliënte vanwege vakantie in de periode van 11-23 juli 2020 geen afspraken kon maken. Klager heeft per email op 8 juli 2020 om 12.01 uur namens klaagster bericht dat klaagster nakoming van het vonnis wenste en dat W in geval van afwezigheid vanwege vakantie voor een vervanger diende te zorgen.

2.4    Verweerder heeft op 9 juli 2020 telefonisch contact opgenomen met de heer R, directeur van klaagster. Tijdens dit gesprek is de heer R  namens klaagster akkoord gegaan met de afspraak dat de verwijdering van de kolenkachel na de vakantie van W zou plaatsvinden.

2.5    Verweerder schreef op 9 juli 2020 om 11:59 uur het volgende aan klager : “Ik had nader overleg met mijn cliënte en sprak ook (…..), Gisteren zijn twee vertegenwoordigers van (…..) ter plaatse geweest. De genoemde vakantie geeft (…..) aanleiding verdere actie op te schorten totdat cliënte is teruggekeerd van vakantie. Desgevraagd heeft (…..) dat uitdrukkelijk bevestigd. (…..)”.

Zaak 2:

2.6    Klager heeft namens klaagster een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van S inzake ontruiming na buitengerechtelijke ontbinding en afgifte van sleutels. Op 7 juli 2020 is verweerder in deze zaak gebeld door mevrouw L, werkzaam bij klaagster. Verweerder heeft mevrouw L, na overleg met zijn cliënte, teruggebeld. Verweerder heeft de inhoud van voormeld telefoongesprek per email van 8 juli 2020 bevestigd aan de directeur van klaagster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft zich in twee zaken, waarin klager optreedt als advocaat van de wederpartij van de cliënten van verweerder, rechtstreeks in verbinding met de wederpartij gesteld  (gedragsregel 25 lid 1)

4    VERWEER

4.1    Als klager schrijft dat zijn cliënte rechtstreeks contact met de cliënte van verweerder zal opnemen, staat het de cliënte van verweerder volstrekt vrij om ondergetekende daartoe in te schakelen en contact op te laten nemen met klaagster. De directeur van klaagster gaf tijdens het telefoongesprek geen blijk van overrompeling. Er was geen enkele aarzeling om het verzoek met uitvoering van het vonnis te wachten tot na de vakantie van klaagster toe te staan.

4.2    In de tweede zaak werd verweerder gebeld door een medewerkster van klaagster. Verweerder heeft enkel navraag gedaan bij zijn cliënt naar de verzochte informatie en de medewerkster hierover teruggebeld. Het voert te ver indien verweerder de medewerkster van klaagster hiervoor naar klager had moeten verwijzen.

5    BEOORDELING

5.1    De tuchtrechter dient het handelen of nalaten van de advocaat over wie wordt geklaagd, te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten kunnen daarbij een richtlijn vormen, maar de tuchtrechter is daaraan niet gebonden. Overigens kunnen die regels, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    De klacht tegen verweerder heeft betrekking op handelen in strijd met gedragsregel 25. Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 25 stelt een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een andere advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt.

5.3    Verweerder heeft zich in een tweetal zaken rechtstreeks in verbinding met de wederpartij gesteld, terwijl hij wist dat deze werden bijgestaan door een advocaat. In zaak 1 heeft klager, in zijn hoedanigheid van advocaat van klaagster, op 8 juli 2020 het standpunt van klaagster ten aanzien van de uitvoering van het vonnis aan verweerder kenbaar gemaakt. Desondanks heeft verweerder op 9 juli 2020 rechtstreeks contact opgenomen met kaagster, met de kennelijke bedoeling om het vonnis, anders dan het door klager namens klaagster kenbaar gemaakte standpunt, tijdelijk nog niet te doen uitvoeren. De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat het hem vrij stond rechtstreeks met de wederpartij te communiceren, omdat hem door klager te kennen was gegeven dat de wederpartij over de uitvoering van het vonnis rechtstreeks contact met zijn cliënte zou opnemen. De voor advocaten gelden gedragsregels gelden immers niet voor de betreffende partijen zelf. Het staat partijen vrij om zonder tussenkomst van advocaten met elkaar te communiceren. Verweerder heeft welbewust rechtstreeks contact opgenomen met de wederpartij, niet alleen in de wetenschap dat deze door een advocaat werd bijgestaan, maar ook in de wetenschap dat het standpunt van de wederpartij over de uitvoering van het vonnis anders was dan door zijn cliënte werd gewenst. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk een verwijt te maken.

5.4    In zaak 2 is verweerder weliswaar eerst benaderd door een medewerkster van klaagster, maar dat doet aan de in gedragsregel 25 vastgelegde norm niets af. Immers ook indien de advocaat door de wederpartij wordt benaderd staat het hem niet vrij om rechtstreeks met die wederpartij te communiceren, indien hij weet dat deze door een advocaat wordt bijgestaan. Het had daarom in deze zaak op de weg van verweerder gelegen om de medewerkster van klaagster erop te wijzen dat het hem niet vrij stond rechtstreeks met haar te communiceren en dat zij zich met haar advocaat in verbinding diende te stellen.

5.5    De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande gegrond verklaren.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft in twee zaken rechtstreeks contact opgenomen met de wederpartij, terwijl hij wist dat deze partijen door een advocaat werden bijgestaan. De raad rekent het verweerder ernstig aan dat hij in de eerste zaak rechtstreeks contact heeft opgenomen met de wederpartij, terwijl hij niet alleen wist dat deze door een advocaat werd bijgestaan, maar ook dat die advocaat het standpunt van zijn cliënte reeds had verwoord, welk standpunt de cliënte van verweerder klaarblijkelijk niet welgevallig was. Verweerder heeft welbewust telefonisch contact opgenomen met de directeur van klaagster en geprobeerd klaagster een andere standpunt dan het door de advocaat van klaagster verwoorde standpunt in te laten nemen, wat ook is gelukt. Daarnaast zijn aan verweerder in het verleden tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd voor tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

6.2    De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de hierna op te leggen maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer waarop het bedrag kan worden overgemaakt schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klagers,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer waarop het bedrag kan worden overgemaakt schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping  op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

Griffier    Voorzitter