ECLI:NL:TADRSGR:2021:60 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-592/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:60
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 14-04-2021
Zaaknummer(s): 20-592/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 22 februari 2021 in de zaak 20-592/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 oktober 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder/verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 17 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 30 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K060 2020 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 21 oktober 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 21 oktober 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 17 november 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 januari 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht en van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd. De raad heeft daarnaast kennisgenomen van:

-    het wrakingsverzoek van klager van 11 november 2020;

-    de reactie van de raad van 13 november 2020, waarin, zakelijk weergegeven, is meegedeeld dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen;

-    het e-mailbericht van klager van 14 november 2020;

-    het verzetschrift van 17 november 2020;

-    het e-mailbericht van klager van 18 november 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft miskend dat er fouten staan in de exploten van de deurwaarder en dat verweerder daarvoor verantwoordelijk is.

2.3    De voorzitter heeft miskend dat de toon van de correspondentie van verweerder intimiderend is.

2.4    Klager heeft in verzet verder zijn ongenoegen over de gang van zaken tussen hem en het koor en over de procedures tegen het koor uiteengezet.

2.5    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2021.