ECLI:NL:TADRSGR:2021:6 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-073/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:6
Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 15-01-2021
Zaaknummer(s): 20-073/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ontvankelijk, maar ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 januari 2021 in de zaak 20-073/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van 25 maart 2020 van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 29 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 24 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K086 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 25 maart 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 26 maart 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 27 april 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag ontvangen. Op 6 mei 2020 heeft klager een aanvulling op zijn verzetschrift ingediend.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van 2 november 2020 van de raad. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift en de aanvulling daarop. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van 18 mei 2020 van de griffier en de reactie van 22 mei 2020 daarop van klager.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

De ontvankelijkheid van het verzet

4.1    Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld. De voorzittersbeslissing is op 26 maart 2020 aan partijen verzonden. Klager heeft op 27 april 2020 verzet ingesteld. De raad overweegt dat de dag waarop de verzettermijn eindigde een zaterdag (25 april 2020) was, zodat de termijn ingevolge artikel 1 lid 1 van de Algemene Termijnenwet werd verlengd tot maandag 27 april 2020. Klager heeft dan ook tijdig verzet ingesteld. Het voorgaande brengt met zich dat klager ontvankelijk is in zijn verzet.

De beoordeling van het verzet

4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2021.