ECLI:NL:TADRSGR:2021:48 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-998/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:48
Datum uitspraak: 15-03-2021
Datum publicatie: 07-04-2021
Zaaknummer(s): 20-998/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening in alle onderdelen ongegrond. Niet gebleken dat verweerster niet haar best heeft gedaan of de zaak bewust heeft verpest.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 maart 2021 in de zaak 20-998/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

gemachtigde: mr. R.V. Paniagua

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 5 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 10 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/84 cij/gh van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de (video)zitting van de raad van 1 februari 2021. Daarbij waren klager, verweerster en haar gemachtigde aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20. Ook heeft de raad kennisgenomen van:

-    de drie e-mails met bijlagen van klager van 18 januari 2021 (11:03, 11:09 en 11:15 uur);

-    de e-mail met bijlagen van verweerster van 27 januari 2021;

-    de e-mail met bijlage van de gemachtigde van verweerster van 27 januari 2021.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is in een geschil verwikkeld (geweest) met R. Bij vonnis van de kantonrechter van 5 april 2019 is klager in het ongelijk gesteld. 

2.3    Klager wenste hoger beroep in te stellen tegen voornoemd vonnis en heeft zich voor bijstand gewend tot mr. S. Na een intakegesprek is op 14 mei 2019 namens mr. S onder meer het voorstel aan klager gedaan om de zaak te behandelen tegen een vast bedrag van € 2.520,- voor het gehele dossier/de gehele procedure.

2.4    Klager heeft op 16 mei 2019 per e-mail laten weten dat hij graag bijstand wil van het kantoor van mr. S en dat hij zijn zaak tegen voornoemd vast bedrag wil laten behandelen.

2.5    Diezelfde dag heeft mr. S in een e-mail aan klager laten weten dat de vaste prijs akkoord is en is een voorstel gedaan voor een afspraak om de zaak inhoudelijk te bespreken, waarbij is aangegeven dat ook verweerster deze afspraak zal bijwonen.

2.6    Op 20 mei 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager, mr. S en verweerster.

2.7    In de opdrachtbevestiging van verweerster van 28 mei 2019 is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) Op 20 mei jl. spraken wij af dat ik uw dossier zal behandelen. (…)

Wij hebben afgesproken dat ik u zal adviseren over uw voornemen om hoger beroep in te stellen tegen bovenbedoeld vonnis. Aan de hand van mijn advies zullen wij vervolgens bespreken of er hoger beroep zal worden ingesteld. Zo ja, dan zal ik u in die procedure bijstaan als advocaat. (…)

Wij hebben een vaste prijsafspraak gemaakt van € 2.520,00. (…)”

2.8    Klager is diezelfde dag akkoord gegaan met de opdrachtbevestiging.

2.9    Op 31 mei 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Met u besprak ik dat ik hierdoor aan u kenbaar moet maken dat de urenberaming te beperkt is. Het is ontzettend spijtig om op een urenberaming terug te moeten komen. Ik heb dit daarom eerst met u besproken. U geeft aan dat u op dit moment niet over voldoende middelen beschikt om een ruimere prijsafspraak te maken. Hier heb ik begrip voor. U hebt verder aangegeven dat u een klacht hebt ingediend tegen uw voormalig advocaat bij de orde van advocaten en zowel tegen de advocaat als de [vakbond] bij de [vakbond]. Wij hebben afgesproken dat mijn eventuele meeruren gedeclareerd worden binnen de ruimte die eventueel door [vakbond] of uw vorige advocaat wordt vrijgemaakt.

Ik heb u aangegeven dat ik u vooraf niet kan garanderen dat ik een hoger beroep kans van slagen geef. (…) Ik heb u daarom benadrukt dat ik u hierover eerst adviseer. Op basis van dit advies bespreken wij vervolgens mijn volgende stappen. (…)”

2.10    Op 25 juni 2019 heeft verweerster klager geadviseerd over het hoger beroep. In haar brief schrijft verweerster onder meer:

“(…) gezien de geringe slagingskans in hoger beroep en de kosten die u in een hoger beroepsprocedure riskeert te maken raad ik u af om hoger beroep in te stellen. (…)

Het kan zijn dat u, ondanks mijn afraden, hoger beroep wilt instellen. Dit staat u vrij. Omdat ik de zaak niet geheel kansloos acht ben ik bereid u daarin bij te staan als uw advocaat. (…)”

2.11    Klager heeft op 26 juni 2019 aangegeven dat hij het hoger beroep toch wilde doorzetten.

2.12    Verweerster heeft diezelfde dag in een e-mail aan klager onder meer geschreven:

“(…) Ik heb u daarom ook aangegeven dat het volledig aan u is om mijn advies naast u neer te leggen en toch hoger beroep in te laten stellen. Ik zal mij hierin dan ook naar mijn beste kunnen voor u inzetten. (…)”

2.13    Op 4 juli 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager laten weten dat de hoger beroep dagvaarding aan R betekend is.

2.14    Op 7 augustus 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) De rechtbank heeft ons verzocht om op 3 september de memorie van grieven (redenen van hoger beroep) in te dienen. Bijgevoegd treft je mijn eerste opzet van de feiten aan. (…)

Daarnaast verneem ik graag wat jouw redenen zijn om tegen het vonnis van de rechter in hoger beroep te komen. Graag met betrekking tot zowel de feiten als de overwegingen jouw puntsgewijze reactie opdat ik deze kan verwerken in de verdere uitwerking van de memorie van grieven.

Ik wil je voor de goede orde wijzen op mijn afwezigheid van 12 tot 25 augustus a.s. (…)”

2.15    Klager heeft op 26 augustus 2019 gereageerd en onder meer het volgende geschreven:

“(…) Zoals we hebben afgesproken heb ik de memorie van grieven doorgenomen. Ik heb mijn redenen met feiten vermeld waarom ik in hoger beroep wil komen. (…)”

2.16    Op 28 augustus 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerster.

2.17    Op 2 september 2019 heeft klager in een aantal e-mails aan verweerster zijn commentaar op het vonnis uiteengezet.

2.18    Verweerster heeft diezelfde dag per e-mail aan klager geschreven:

“(…) Ik ben helaas nog niet klaar met het afronden van de memorie van grieven. Ik verwacht deze u even voor middernacht te kunnen toezenden. Morgen moet ik de memorie voor 10.00 uur indienen. Ik verzoek u daarom stand by te blijven en mij uw reactie na ontvangst van de memorie toe te zenden. (…)”

2.19    Verweerster heeft het concept van de memorie van grieven op 2 september 2019 om 23.31 uur per e-mail aan klager gezonden.

2.20    Klager heeft op 3 september 2019 om 00.48 uur in een e-mail aan verweerster geschreven dat hij in het concept nog belangrijke informatie mist en dat hij geen bijlagen ziet. Ook heeft hij het volgende geschreven:

“Wat is nou de bedoeling midden in de nacht???

Ik ben hier niet blij mee. Kunt u mij even bellen?”

2.21    Klager heeft verweerster op 3 september 2019 om 3.28 uur nogmaals een e-mail gestuurd en onder meer geschreven:

“(…) Ik heb de Memorie van Grieven doorgenomen, aangepast en aangevuld met kleur blauw. Zie bijlage. Ik mis de bijlagen. Hierdoor kan ik de bijlagen niet controleren. (…)”

2.22    Verweerster heeft klager op 3 september 2019 om 9.40 uur de aangepaste versie van de memorie van grieven gestuurd. Klager heeft vervolgens diezelfde dag om 9.52 uur aangegeven akkoord te zijn met de memorie van grieven, waarna de memorie van grieven (tijdig) is ingediend.

2.23    Op 26 september 2019 heeft klager in een e-mail aan verweerster gevraagd naar de voortgang van zijn zaak.

2.24    Op 3 oktober 2019 heeft verweerster gereageerd en onder meer het volgende geschreven:

“(…)Bijgevoegd treft u de productielijst aan die enige tijd geleden bij het fourneren zijn ingediend bij het Gerechtshof.

Ik wil u verzoeken om mij te laten weten welke producties u graag nog zou willen benadrukken en welke aanvullende producties u graag indient. (…)”

2.25    Klager heeft op 4 oktober 2019 gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Ik ben echt verbaasd met deze bijlagen. (…) Ik ga niet akkoord met deze bijlagen.

Ik zie helemaal geen nieuwe productie overzicht. Ik mis de meest recente en belangrijkste bijlagen. Waarom zitten die er niet bij? (…)”

2.26    Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Hebt u mij gisteren begrepen aan de telefoon? (…)

Bij het instellen van hoger beroep is vereist dat wij het hele procesdossier toezenden aan het gerechtshof. Dit dossier bevat alles wat voorafgegaan is aan het hoger beroep. Hier zit nog niets bij aan producties die wij kunnen toezenden. (…) Ik vraag u in mijn bericht een voorzetje te doen van wat u graag toegevoegd ziet en wat u graag aangevuld ziet. Op die manier kunnen we samen zorgdragen voor een toevoeging aan het dossier. Dit tijdens een afspraak voorbereiden is onbegonnen werk. Ik verzoek u daarom vriendelijk mij uw aanvullingen en wensen toe te mailen.

Ik heb intrede meerdere malen verzocht op uw toon te letten in uw e-mails. (…) Dit is mijn laatste verzoek om mij op een normale manier aan te schrijven. Op deze manier kan ik mij niet optimaal inzetten voor uw belangen. Het is altijd mogelijk dat er misverstanden ontstaan, maar deze reacties kan ik niet langer accepteren.(…)”

2.27    Op 7 oktober 2019 heeft vervolgens een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerster.

2.28    Op 8 oktober 2019 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer het volgende geschreven:

“(…) Hiermee wil ik een voorstel doen om aanvulling op mijn vaste prijs. (…) Ik verzoek u om mij een aanvullende nota te sturen. (…)”

2.29    Op 14 oktober 2019 heeft klager per e-mail een eerste aanzet voor de nog in te dienen producties aan verweerster gezonden.

2.30    Op 23 oktober 2019 heeft verweerster het concept van de akte overlegging producties aan klager gezonden met de vraag of dit concept akkoord is.

2.31    Op 4 november 2019 heeft klager een gewijzigd concept aan verweerster gestuurd. Klager heeft daarbij verzocht om kopieën van de producties, zodat hij de bijlagen kan controleren.

2.32    Op 5 november 2019 heeft verweerster – in reactie op klagers e-mail over de aanvulling op de vaste prijs – het volgende geschreven:

“(…) Zoals telefonisch besproken heb ik uw aanbod neergelegd bij mijn kantoorgenote. Zodra ik van haar een reactie ontvangen heb, laat ik dat aan u weten. (…)”

2.33    Op 7 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik ben ruim 2 uur bezig geweest met het verzamelen van de producties. Door de enorme omvang van het dossier is het ontzettend tijdrovend om alle bestanden bij elkaar te vinden. Helaas heb ik dit vandaag niet kunnen afronden.

Mocht u in de gelegenheid zijn enkele ontbrekende producties bij elkaar te vinden, dan is uw hulp meer dan welkom.(…)”

2.34    Klager heeft op 11 november 2019 per e-mail een brief aan verweerster gezonden. In deze brief schrijft klager dat hij zich ernstig zorgen maakt over de voortgang van zijn zaak en stelt hij verschillende vragen aan verweerster.

2.35    Verweerster heeft klager de akte overlegging producties en de producties op 12 november 2019 toegezonden.

2.36    Op 13 november 2019 heeft klager gereageerd op de door verweerster toegezonden stukken en onder meer aangegeven dat deze niet compleet zijn en dat wijzigingen van klager niet zijn verwerkt.

2.37    Op 14 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Omdat ik sinds dinsdagavond ziek thuis ben, kan ik hiermee aan de slag zodra ik weer op kantoor ben. Naar verwachting is dit maandag a.s.

Ik denk dat het bovendien beter is dat wij wachten met indienen van de stukken tot dinsdag a.s., omdat de wederpartij tot nu toe nergens op heeft gereageerd. Hiermee voorkomen wij dat mogelijk slapende honden wakker te maken. Ontvangen zij de stukken voor dinsdag, dan reageren zij daarop mogelijk terwijl zij dat zonder ons bericht niet zouden doen.(…)’

2.38    Op 21 november 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik heb inmiddels de memorie van antwoord ontvangen. Deze is op de valreep toch nog ingediend. (…)

Voor nu staat de zaak, zoals dat heet, op de rol voor partijberaad tot 3 december a.s. (…)

Ik stel voor dat u mij van uw reactie voorziet op de memorie van antwoord. (…) De akte overlegging van producties kan hierop worden aangepast voordat die wordt ingediend. Wij kunnen dan voor 3 december een akte overlegging van producties indienen waarmee gereageerd wordt op de memorie van antwoord van [wederpartij] (…)”

2.39    Op 25 november 2019 heeft klager gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Uw voorstel kan ik helaas niet accepteren. Ik ga niet akkoord met uw voorstel. Memorie van grieven is al op 3 september 2019 ingediend zonder producties. Wij zijn bijna drie maanden verder en het is nog steeds niet ingediend. Hier ben ik niet blij mee. (…)

Ik verzoek u om mijn producties niet aan te passen naar aanleiding van Memorie van antwoord van [wederpartij]. Uw voorstel om Akte overlegging van producties te combineren met Memorie van antwoord van [wederpartij] kan ik echt niet begrijpen.

U heeft Akte overlegging van producties al die tijd uitgesteld. U had eigenlijk alles gelijk moeten indienen. (…)”

2.40    Op 25 november 2019 heeft klager in een e-mail aan mr. S onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik maak mij echt zorgen over de voortgang van mijn rechtszaak. [Verweerster] is al op de hoogte van mijn zorgen. (…)

Hiermee wil ik een afspraak maken met u over de voortgang van mijn rechtszaak. (…)”

2.41    Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd aan klager en onder meer geschreven:

“(…) Het is geen ramp als wij het niet met elkaar eens zijn, in mijn optiek hoort dat bij een samenwerking. Ik moet echter constateren dat wij het best vaak niet eens zijn met elkaar. Tot nu toe hebben wij dit in goed overleg steeds met elkaar kunnen oplossen. Inmiddels vindt u het nodig om [mr. S] hierover aan te schrijven. Ik denk dat dat een handige stap is. Het lijkt me handig dat u uw kijk op dit dossier en de gang van zaken aan haar voorlegt. (…) Ik stel voor dat wij hierna contact met elkaar hebben ‘hoe nu verder’ (…)”

2.42    Verweerster heeft diezelfde dag in een e-mail aan klager onder meer het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van ons telefoongesprek bevestig ik graag dat wij hebben afgesproken dat ik zal overleggen met [mr. S] en dat ik u hierna laat weten of ik al dan niet de juiste advocaat voor u ben. (…)

Tegen die achtergrond hebben wij afgesproken dat ik u uiterlijk morgen laat weten of ik met deze zaak kan doorgaan of niet (…)”

2.43    Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) Ik heb op 08 oktober 2019 een verzoek ingediend over aanvulling kosten vaste prijs. U heeft hierop gereageerd op 05 november 2019 met de mededeling dat u mijn aanbod heeft neergelegd bij uw kantoorgenoot. Vervolgens heb ik niets meer gehoord. (…)”

2.44    Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:

“(…) U bent ermee bekend dat ik u negatief geadviseerd heb over deze zaak. Omdat u de zaak graag wilde doorzetten en een gedetailleerde eigen kijk heeft op de zaak, leg ik het initiatief bij u neer. (…) Dat doe ik absoluut niet om werk af te schuiven op u, maar om te voorkomen dat ik aan u een concept voorleg, dat ik vervolgens compleet over kan doen omdat u een andere kijk op de zaak heeft. (…)

Uw reactie bevestigt mijn zorgen over onze samenwerking [klager]. U heeft onvoldoende vertrouwen in mij als advocaat. (…) Tot mijn spijt zie ik mijzelf dan ook genoodzaakt mezelf terug te trekken als uw advocaat. (…)

Mijn advies aan u is om met hoge spoed op zoek te gaan naar een andere advocaat voor overname van deze zaak. (…)

Mocht u de akte ongewijzigd willen laten indienen, dan kan ik daar nog zorg voor dragen. Telefonisch bespraken wij dat u extra kosten zal moeten maken voor een andere advocaat. Dit is helaas niet naders. De uren binnen onze fixed fee afspraak zijn inmiddels ruimschoots verbruikt en daar ben u tussentijds van op de hoogte gebracht. Ik heb inmiddels 36 uur aan uw dossier besteed voor een fixed fee van € 2.520,-. Wij zullen uw aanbod voor een aanvullende vergoeding afwijzen en bij u geen aanvullende kosten in rekening brengen. (…)”

2.45    Bij brief van 5 december 2019 heeft klager verweerster en mr. S aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Klager heeft verzocht het door hem betaalde bedrag terug te storten.

2.46    Op 20 december 2019 heeft mr. S in een e-mail aan klager onder meer laten weten dat niet tot terugbetaling zal worden overgegaan.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht ziet op het volgende.

a)    Klagers zaak heeft geleden onder de overdracht van mr. S naar verweerster. Verweerster was niet blij met de vaste prijs en deed bewust niet haar best om klagers zaak goed voor te bereiden. Klager heeft aangeboden de vaste prijs aan te vullen, maar hierop is geen reactie gekomen.

b)    Verweerster heeft klager het instellen van hoger beroep ontraden maar tegelijkertijd aangegeven toch voor klager op te zullen treden als hij dat zou wensen, waarbij zij herhaalde moeite te hebben met de prijsafspraak.

c)    Verweerster heeft klagers keuze om toch in hoger beroep te gaan niet gewaardeerd. Klager kreeg elke keer te horen dat verweerster het niet leuk vond om met klagers zaak verder te gaan. Dit is volgens klager de reden waarom verweerster bewust niet haar best heeft gedaan om klagers zaak goed voor te bereiden en de producties niet tijdig in orde te maken om ze over te kunnen leggen.

d)    Klager heeft de akte overlegging van producties zelf vervolgens goed voorbereid en aan verweerster opgestuurd op 13 november 2019. Verweerster was die week echter ziek en kon de stukken niet indienen voor de roldatum van 19 november 2019 en wilde vervolgens niet al klagers suggesties overnemen. De stukken zijn vervolgens (op 3 december 2019) zonder deugdelijke nummering ingediend.

e)    Klager heeft als gevolg van de onttrekking door verweerster extra kosten moeten maken omdat een nieuwe advocaat zich eerst in het dossier moest inlezen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop staat dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Die eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Deze maatstaf brengt mee dat de tuchtrechter bij een klacht over de door de advocaat geleverde kwaliteit een eigen oordeel vormt.

Klachtonderdeel a)

5.2    Klager verwijt verweerster dat zij niet blij was met de afgesproken vaste prijs en dat zij daardoor bewust niet haar best deed om klagers zaak goed voor te bereiden.

5.3    De raad overweegt dat klager met mr. S een vaste prijs is overeengekomen. Verweerster heeft, na bestudering van het dossier, op of rond 31 mei 2019 aan klager gemeld dat de urenberaming te krap is geweest. Klager beschikte op dat moment niet over voldoende middelen om een ruimere prijsafspraak te maken en verweerster had daar begrip voor. Afgesproken is dat eventuele meeruren gedeclareerd zouden worden binnen de ruimte die mogelijk zou vrijkomen naar aanleiding van de door klager tegen de vakbond en/of zijn vorige advocaat ingediende klachten.

5.4    De raad kan klager niet volgen in zijn stellingen dat de zaak heeft geleden onder de overdracht en dat verweerster niet blij was met de vaste prijs. Dat verweerster heeft aangegeven dat de urenberaming bij de vaste prijs te krap is geweest, maakt niet zij dat ‘niet blij’ is geweest met de afspraak. Verweerster heeft bovendien aangegeven dat zij geen enkel persoonlijk belang had bij de prijsafspraak.

5.5    Klager heeft op enig moment aangeboden de vaste prijs aan te vullen. Verweerster heeft vervolgens laten weten dat zij dit voorstel zou voorleggen aan mr. S en er dan bij klager op terug zou komen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat verweerster eerder dan bij gelegenheid van haar onttrekking nog op het aanbod is teruggekomen. Het was zorgvuldiger geweest als zij klagers aanbod schriftelijk had geaccepteerd of afgewezen, maar van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

5.6    De raad overweegt dat verweerster veel tijd en werk heeft gestoken in (de voorbereiding van) klagers zaak. Zij heeft in eerste instantie een uitgebreid advies gemaakt met de kansen en risico’s in hoger beroep. Nadat klager had aangegeven het hoger beroep te willen doorzetten, is verweerster gestart met het maken van de memorie van grieven. Verweerster heeft daarbij (en ook op latere momenten) veel ruimte gegeven voor klagers inbreng, omdat zij het belangrijk vond dat klager gehoord zou worden. Dat is gelet op klagers zaak geen onverstandige aanpak geweest. Dat die aanpak bij de memorie van grieven heeft geleid tot nachtwerk is vervelend, maar niet klachtwaardig te noemen. Verweerster heeft er ondanks alles voor gezorgd dat er tijdig een memorie is ingediend, inclusief de suggesties en aanpassingen van klager.

5.7    Dat niet gelijktijdig met de memorie van grieven producties zijn ingediend is evenmin klachtwaardig, nu deze ook op een later moment konden worden ingediend. Verweerster heeft bij het opstellen van de akte overlegging producties eveneens veel ruimte geboden aan klager om zijn inbreng te geven. Dat bij dit alles de benodigde regie en sturing heeft ontbroken, is de raad niet gebleken.

5.8    Gelet op het voorgaande kan de raad klager dan ook niet volgen in zijn stelling dat verweerster bewust niet haar best heeft gedaan om klagers zaak goed voor te bereiden. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.9    Klager verwijt verweerster dat zij hem het instellen van hoger beroep heeft ontraden, maar tegelijkertijd heeft aangegeven toch voor klager op te zullen treden als hij dat zou wensen.

5.10    De raad overweegt dat verweerster na het in behandeling nemen van klagers zaak eerst heeft geadviseerd over de kansen en risico’s in hoger beroep. Zij heeft klager op 25 juni 2019 afgeraden hoger beroep in te stellen, vanwege de geringe slagingskans en de kosten die klager in hoger beroep riskeert te maken. Verweerster heeft echter ook geschreven dat zij bereid is klager bij te staan in het geval hij het hoger beroep toch wil doorzetten, omdat zij de zaak niet geheel kansloos acht.

5.11    De raad is van oordeel dat verweerster klager zorgvuldig heeft geadviseerd over de risico’s en kansen in hoger beroep. Dat zij het instellen van hoger beroep heeft ontraden, maakt niet dat zij klager niet meer kon bijstaan in het hoger beroep. Zij achtte het hoger beroep immers niet geheel kansloos. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

5.12    Voor zover klager ook hier herhaalt dat verweerster moeite had met de vaste prijsafspraak, verwijst de raad naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen bij klachtonderdeel a.

Klachtonderdeel c)

5.13    Klager verwijt verweerster dat zij zijn keuze om toch in hoger beroep te gaan niet heeft gewaardeerd en dat zij elke keer liet weten dat zij het niet leuk vond om met klagers zaak verder te gaan.

5.14    De raad overweegt dat de bewijslast voor de klacht op klager rust. Klager dient in dit geval aan te tonen dat verweerster de keuze om in hoger beroep te gaan niet heeft gewaardeerd en dat zij elke keer liet weten het niet leuk te vinden om met klager zaak ver te gaan. Het is de raad uit de overgelegde stukken en ook overigens niet gebleken dat dit het geval is. De raad zal ook dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.

5.15    Voor zover klager ook hier klaagt over dat verweerster (bewust) niet haar best heeft gedaan om klagers zaak goed voor te bereiden, verwijst de raad naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen bij klachtonderdeel a.

Klachtonderdeel d)

5.16    Klager verwijt verweerster dat zij de door hem voorbereide akte overlegging producties niet voor de roldatum van 19 november 2019 kon indienen en vervolgens niet al klagers suggesties wilde overnemen. Ook verwijt klager verweerster dat de stukken vervolgens zonder deugdelijke nummering zijn ingediend.

5.17    De raad overweegt dat verweerster niet gehouden was de akte overlegging producties voor 19 november 2019 in te dienen. Dat zij de akte niet voor die datum heeft ingediend, is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster was ook niet gehouden om alle suggesties van klager over te nemen. Verweerster is als advocaat dominus litis (gedragsregel 14) en dient vanuit haar eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en/of adviseert waardoor de belangen van de cliënt (kunnen) worden geschaad. Daarvan is in dit geval zeker geen sprake.

5.18    Voor zover klager verwijt dat verweerster de stukken vervolgens zonder deugdelijke nummering heeft ingediend, geldt dat de akte overlegging producties uiteindelijk door de opvolgend advocaat is ingediend. De eventuele ondeugdelijke nummering valt op dat moment niet meer onder verweersters verantwoordelijkheid. Aan haar kan ook op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel e)

5.19    Klager verwijt verweerster dat hij als gevolg van de onttrekking door verweerster extra kosten heeft moeten maken voor een nieuwe advocaat.

5.20    Uitgangspunt is dat het een advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden voor een cliënt te staken indien hij vaststelt dat tussen hem en zijn cliënt geen vertrouwen meer bestaat. De advocaat dient daarbij zorgvuldig te werk te gaan en moet ervoor waken dat de belangen van de cliënt niet onevenredig worden geschaad.

5.21    De raad overweegt dat de beslissing van verweerster om haar werkzaamheden voor klager te beëindigen gezien alles wat tussen hen was voorgevallen niet onbegrijpelijk is. Niet gebleken is dat verweerster daarbij onzorgvuldig te werk is gegaan of dat klagers belangen onevenredig zijn geschaad. Nu het verweerster vrijstond om zich te onttrekken als klagers advocaat, valt het verweerster niet aan te rekenen dat een opvolgend advocaat tijd en daarmee kosten heeft moeten maken om zich de zaak eigen te maken. De raad zal daarom ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2021.