ECLI:NL:TADRSGR:2021:180 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-089/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:180
Datum uitspraak: 01-11-2021
Datum publicatie: 01-11-2021
Zaaknummer(s): 21-089/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 november 2021 in de zaak 21-089/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 april 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerster
gemachtigde: mr. F.G. Schalker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 22 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 13 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 120 2020 ar/jh van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 28 april 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 28 april 2021 om 17.05 uur verzonden aan partijen.
1.4    Op 28 april 2021 om 17.27 uur heeft klager het volgende geschreven aan de raad:
“Graag de klacht doorsturen naar Hof van discipline. Er wordt een aangifte gedaan jegens uw organisatie en zal een rechtszaak starten jegens de Raad van Discipline. Discriminatie!   
Iedereen mag mij schaden en u wenst dit dossier in een doofpot te stoppen. Ik start vandaag meteen een rechtszaak tegen u en dan wens ik te weten waarom u ervoor kiest om de advocaten die mij geschaad hebben te beschermen. (…)”
1.5    De griffie heeft klager hierop laten weten dat tegen een voorzittersbeslissing geen hoger beroep, maar wel verzet kan worden ingesteld. 
1.6    Op 29 april 2021 om 11.32 uur heeft klager hierop als volgt gereageerd:
“Het Hof van Discipline is een Nederlands hof. Het hof behandelt klachtzaken over advocaten in hoger beroep, die aanvankelijk in een Raad van Discipline zijn behandeld. Het hof toetst onder andere aan artikel 46 Advocatenwet, welke norm grotendeels door de gedragsregels wordt ingevuld. Ik ken mijn rechten heel goed en uw voorzitter schaadt die namelijk! 
Gelieve vandaag antwoord en instructies op het bovenstaande er is sprake van discriminatie en machtsmisbruik gezien het onderstaande! Ik schakel ook een psycholoog voor jullie in! (…)”
1.7    Op 29 april 2021 om 11.36 uur heeft klager nog het volgende geschreven:
“Graag mijn dossiers met spoed doorzetten naar het Hof met spoed zoals eerder aangegeven. 
Mocht u nog steeds misbruik willen maken van uw machtspositie dan verneem ik dit graag. Ik laat mij door niemand meer discrimineren en speel geen spelletjes met mij!
U wordt keihard aangeklaagd voor dit, advocaten beschermen die een slachtoffer op deze wijze schaden! 
Geen gehoor binnen twee uur volgt een aangifte jegens uw organisatie.”
1.8    Op 7 mei 2021 heeft de griffier aan partijen laten weten dat de berichten van klager zullen worden aangemerkt als verzet tegen de voorzittersbeslissing en dat klager de gronden van zijn verzet kan aanvullen tot het einde van de verzettermijn. 
1.9    Op 7 mei 2021 heeft klager het volgende geschreven aan de raad:
“Dit was onderdeel van mijn klacht dat ik nog mocht inbrengen tegen de uitspraak terwijl de wet anders voorschrijft. 
Ik wens dat alle dossier naar het Hof van Discipline doorgestuurd worden. En zal vandaag deze kwestie daar neerleggen.   
Waarom was dit met mij gecommuniceerd terwijl het gaat om grote schadeposten, ik was niet in de gelegenheid gesteld om mijn verhaal te doen en er was een uitspraak gedaan zonder te vragen of ik aanvullende bewijs had. Mijn dossier heeft daar maanden gelegen zonder dat ik maar enig reactie had ontvangen. Hoe is dit mogelijk? (…)”
1.10    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 
1.11    Bij brief van 25 juni 2021 is klager opgeroepen voor de zitting waarop het verzet zal worden behandeld. 
1.12    Op 28 juni 2021 heeft de raad aanvullende stukken van klager ontvangen.
1.13    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 september 2021. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager is zonder bericht aan de raad niet op de zitting verschenen.  
1.14    Bij brief van 21 september 2021 heeft de griffier aan klager meegedeeld dat de verzetzaak is behandeld en dat de raad op 1 november 2021 uitspraak zal doen. 
1.15    Klager heeft dezelfde dag om 16.00 uur als volgt gereageerd:
“Ik had vorige week een hartaanval gehad en was gisteren bedreigd wegens onbekende reden door een onbekende man die het echt op mij gemunt had. Hierover wordt aangifte gedaan van dreigementen en was uitgeteld gisteren. Vandaag gaat het iets beter maar dit is de reden waarom ik de zitting niet kon bijwonen. Ik lag de hele dag te rusten op bed en werd in de avond wakker gebeld door de politie. Dit zijn sadistische praktijken die ik momenteel ervaar. Ik beroep mij op onmacht. De politie Amsterdam was erbij betrokken. Die man heeft staan schreeuwen voor raam dat hij mij wat zou aandoen!”
1.16    Op 21 september 2021 om 16.03 uur heeft klager nog het volgende geschreven:
“Hierbij het verzoek het verzoek om de zitting opnieuw in te plannen. Aangevallen worden de hele nacht nadat ik daarvoor was uitgehongerd en weken moet wachten op een spoedbetaling die binnen 24 uur geregeld dient te worden. Dan heeft dat invloed op je hart en dat weten deze partijen!”

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De raad begrijpt uit de berichten van klager van 28 en 29 april 2021 en 7 mei 2021 en zijn aanvullende stukken van 28 juni 2021 dat klager het met het oordeel van de voorzitter niet eens is. 
2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    De raad overweegt allereerst dat de zaak op de zitting van 20 september 2021 is behandeld. Klager was daarbij niet aanwezig. De raad heeft op de zitting vastgesteld dat klager deugdelijk is opgeroepen. De hiervoor weergegeven berichten van klager van 21 september jl. geven de raad onvoldoende grond om te oordelen dat het onderzoek in deze zaak heropend moet worden. Het verzoek van klager om een nieuw zitting te plannen wordt daarom afgewezen. 
4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2021.