ECLI:NL:TADRSGR:2021:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-377/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:15
Datum uitspraak: 04-01-2021
Datum publicatie: 15-01-2021
Zaaknummer(s): 20-377/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
  • Onvoorwaardelijke schorsing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klager aan zijn lot overgelaten door een ontslagzaak in behandeling te nemen, maar klager vervolgens gedurende anderhalf jaar niet op de hoogte te houden. Onduidelijk is zelfs wat verweerder voor klager heeft gedaan en wat de huidige stand van zaken in de ontslagzaak is. Verweerder is sedert geruime tijd onbereikbaar voor klager gebleken. Verweerder heeft klager hierdoor ernstig benadeeld. Het nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden kwaliteit en integriteit en is daarom onbetamelijk.   Verweerder heeft op de zitting excuses gemaakt en verklaard dat medische problemen ten grondslag liggen aan zijn nalaten jegens klager. Verweerder heeft ervoor gekozen om uit privacy oogpunt zijn medische problemen niet nader te onderbouwen. De raad heeft geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van de verklaring van verweerder maar ziet deze niettemin niet als een grond voor matiging van de maatregel. Ook verweerders mededeling dat hij voornemens is zijn praktijk zo spoedig mogelijk te beëindigen wordt, tegen de achtergrond van de ernst van de nalatigheid, niet in matigende zin meegewogen. In aanmerking genomen dat verweerder bovendien in een andere klachtzaak is veroordeeld voor vergelijkbaar gedrag acht de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken passend.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 januari 2021 in de zaak 20-377/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 27 december 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 18 mei 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2020/33 cij/gh van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de video-zitting van de raad van 26 oktober 2020. Daarbij waren klager  en verweerder aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager heeft in verband met een ontslagzaak om bijstand van verweerder gevraagd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Klager wordt niet op de hoogte gehouden; hij weet niet wat de stand van zaken in zijn ontslagzaak is.

b)    Verweerder is verhuisd, maar heeft klager daarover niet geïnformeerd. Er wordt niet gereageerd op e-mails en terugbelverzoeken van klager.

c)    Klager heeft verweerder € 6.000,- betaald, maar verweerder doet niets voor klager.

3.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

4    VERWEER

4.1    De deken heeft verweerder drie maal gevraagd om te reageren op de klacht. Verweerder heeft niet gereageerd.

4.2    Ter zitting heeft verweerder de gegrondheid van de klacht erkend.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft de gegrondheid van de klacht in alle onderdelen erkend. Dit betekent dat de klacht in alle onderdelen gegrond is.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft klager aan zijn lot overgelaten door een ontslagzaak in behandeling te nemen, maar klager vervolgens gedurende anderhalf jaar niet op de hoogte te houden. Onduidelijk is zelfs wat verweerder voor klager heeft gedaan en wat de huidige stand van zaken in de ontslagzaak is. Verweerder is sedert geruime tijd onbereikbaar voor klager gebleken. Verweerder heeft klager hierdoor ernstig benadeeld. Het nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden kwaliteit en integriteit en is daarom onbetamelijk.

6.2    Verweerder heeft op de zitting excuses gemaakt en verklaard dat medische problemen ten grondslag liggen aan zijn nalaten jegens klager. Verweerder heeft ervoor gekozen om uit privacy oogpunt zijn medische problemen niet nader te onderbouwen. De raad heeft geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van de verklaring van verweerder maar ziet deze niettemin niet als een grond voor matiging van de maatregel.

6.3    Ook verweerders mededeling dat hij voornemens is zijn praktijk zo spoedig mogelijk te beëindigen wordt, tegen de achtergrond van de ernst van de nalatigheid, niet in matigende zin meegewogen. In aanmerking genomen dat verweerder bovendien in een andere klachtzaak is veroordeeld voor vergelijkbaar gedrag acht de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M. van den Boogerd en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2021.