ECLI:NL:TADRARL:2021:84 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-024

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:84
Datum uitspraak: 03-05-2021
Datum publicatie: 13-05-2021
Zaaknummer(s): 20-024
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2021

in de zaak 20-024/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 juli 2020 op de klacht van:

klager

over

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 23 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 13 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 51/19/057 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 juli 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 juli 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 16 augustus 2020 per e-mail ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 maart 2021. Daarbij waren klager bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster bijgestaan door haar gemachtigde aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen alsmede van de akte in het geding brengen van stukken met bijlagen van verweerster van 18 februari 2021 en het e-mail bericht met bijlagen van klager van 21 februari 2021.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter er in de voorzittersbeslissing ten onrechte van is uitgegaan dat de bedrijfsauto’s waarop beslag is gelegd eigendom van klager waren. Daarnaast licht klager in zijn verzetschrift nog eens zijn klachten toe.

2.2    Tegen de overige vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Klager heeft tegen de voorzittersbeslissing één verzetgrond geformuleerd. Klager stelt dat in de voorzittersbeslissing ten onrechte is uitgegaan van bedrijfsauto’s op zijn naam, maar hij miskent daarbij dat de voorzitter zich uitsluitend heeft uitgelaten over de ingediende klacht en het verweer daartegen. Daarop is de beslissing gegeven. Als de raad de ingediende klacht bekijkt is daarin geen klacht begrepen inhoudende dat er beslag is gelegd op auto’s die niet van klager waren. Daar ging het in de klacht niet om. Als hetgeen klager stelt al juist zou zijn (verweerster bestrijdt dat) dan is het door klager bestreden feit voor het oordeel op de klacht in ieder geval niet van belang.  Om die reden beoordeelt de raad het verzet ongegrond.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2021.

Griffier                                                                Voorzitter

Verzonden d.d. 3 mei 2021