ECLI:NL:TADRARL:2021:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-369

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:62
Datum uitspraak: 29-03-2021
Datum publicatie: 30-04-2021
Zaaknummer(s): 20-369
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter op haar klachten. Klaagster heeft haar verwijt dat verweerster declaraties heeft gestuurd waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht niet onderbouwd. Dat geldt ook voor de overige verwijten van klaagster over de contacten met de Raad van State en het gerechtshof. Het verzet heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd en is daarom ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2021

in de zaak 20-369/AL/NN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 augustus 2020 op de klacht van:

[klaagster]

over

[verweerster]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 17 januari 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 19 mei 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 779692 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 10 augustus 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk  ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 10 augustus 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 12 augustus 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 17 augustus 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Bij brief van 14 januari 2021, door de raad ontvangen op 19 januari 2021, heeft klaagster haar verzetsgronden aangevuld .

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Er is sprake van leugens en corruptie. Klaagster verkeerde in een levensbedreigende situatie.

2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus en H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021.

Griffier                                                                                          Voorzitter

Verzonden d.d. 29 maart 2021