ECLI:NL:TADRARL:2021:254 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-471/AL/MN/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:254 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 13-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-471/AL/MN/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Raadsbeslissing. Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat hij een groot geldbedrag van zijn derdenrekening naar zijn privérekening heeft overgemaakt en vervolgens een deel daarvan heeft opgemaakt. Hoewel verweerder zichzelf reeds van het tableau heeft laten uitschrijven, is de raad van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de gedraging van verweerder en zijn gebrek aan inzicht in het kwalijke van zijn handelen, schrapping van het tableau de enige passende maatregel is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 november 2021
in de zaak 21-471/AL/MN/D
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 mei 2021, met bijlagen, door de raad op diezelfde datum ontvangen,
heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder.
1.2 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2021
in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De hieronder genoemde klachten van de heren M. en K. tegen verweerder zijn
op dezelfde datum op zitting behandeld. In die zaken wordt ook vandaag uitspraak gedaan.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 5 april 2019 heeft verweerder van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de Orde) het digitale verzoek ontvangen om uiterlijk op
3 mei 2019 de Centrale Controle Verordening (CCV) over het jaar 2018 in te vullen.
Verweerder heeft niet aan dit verzoek voldaan. Daarna heeft verweerder verschillende
rapellen ontvangen. Verweerder heeft op geen van die rappellen gereageerd.
2.3 Per e-mail van 29 mei 2020 heeft de deken verweerder verzocht om toelichting
te geven waarom hij niet (tijdig) de CCV-opgaven over de jaren 2018 en 2019 heeft
ingevuld en ingediend, waarbij hij verweerder heeft verzocht om alsnog de CCV-opgave
over het jaar 2019 te doen. Wederom heeft verweerder verschillende rappellen ontvangen.
Aan geen van de verzoeken heeft verweerder voldaan.
2.4 Op 16 april 2020 heeft verweerder van de Orde de factuur hoofdelijke omslag
2020 gekregen om daarmee € 450,00 bij wijze van voorschotnota te voldoen, met een
betalingstermijn van dertig dagen. Deze betaling heeft verweerder niet verricht. Op
14 juli 2020 heeft verweerder de slotfactuur voor een bedrag van € 45,00 gekregen,
te voldoen eveneens met een betalingstermijn van dertig dagen. Ook deze betaling heeft
verweerder niet verricht. De betalingsherinnering is op 15 december 2020 aan verweerder
verzonden, met een betalingstermijn van veertien dagen. Hierop heeft verweerder niet
gereageerd. De laatste betalingsberinnering is op 22 februari 2021 aan verweerder
verzonden, met een betalingstermijn van zeven dagen. Ook hierop heeft verweerder niet
gereageerd.
2.5 Per e-mail van 11 augustus 2020 heeft de deken verweerder verzocht zijn verhinderdata
op te geven teneinde een bespreking te plannen in september of oktober 2020. Verweerder
heeft ook hieraan niet voldaan.
2.6 Tot 1 mei 2020 voerde verweerder samen met mr. H. de praktijk onder de naam
D. Advocaten. Per 1 mei 2020 heeft mr. H. zich (vrijwillig) als advocaat laten uitschrijven
van het tableau. Hoewel verweerder per 1 mei 2020 de enige advocaat binnen het kantoor
was, hield hij nog steeds kantoor onder de naam D. Advocaten en stond bij Beheer Advocaten
Registratie (hierna: BAR) van de Nederlandse Orde van Advocaten nog steeds geregistreerd
het zakelijke e-mailadres: [e-mailadres verweerder] en de website: [naam website verweerder].
Per e-mail van 11 augustus 2020 is verweerder verzocht om op grond van artikel 7.4
lid 1 van de Verordening op de advocatuur, dat bepaalt dat het niet is toegestaan
om de meervoudsvorm "advocaten" te gebruiken voor een eenmanskantoor, de kantoornaam
en het zakelijk e-mailadres te wijzigen en dit in alle uitingen, waaronder briefpapier,
website et cetera door te voeren. Tevens is aan verweerder aangegeven dat het zakelijke
kantoortelefoonnummer niet (meer) in de lucht is. Aan verweerder is verzocht om binnen
vier weken ná 11 augustus 2020 de verzochte wijzigingen door te voeren. Ook hieraan
heeft verweerder niet voldaan.
2.7 In de periode voor 11 juni 2020 werd het bureau van de Orde telefonisch benaderd
door de heer M., een (voormalige) cliënt van verweerder, die geen contact (meer) kreeg
met verweerder. Per e-mail van 11 juni 2020 heeft de deken verweerder verzocht om
(telefonisch) met zijn (voormalige) cliënt de heer M. in contact te treden, en om
dit contact met het Ordebureau te communiceren. Hieraan heeft verweerder niet voldaan.
2.8 De heer M. heeft het Ordebureau vervolgens op 6 augustus 2020 telefonisch benaderd
dat hij nog steeds geen contact heeft (gehad) met verweerder. Per e-mail van 11 augustus
2020 heeft de deken verweerder verzocht om telefonisch of per e-mail contact op te
nemen met het Ordebureau omdat hij niet bereikbaar is. In deze e-mail is aan verweerder
aangegeven dat hij niet reageert op het bekende mobiele telefoonnummer en dat hij
bij de Nederlandse Orde van Advocaten onjuist geregistreerd staat onder de kantoornaam
D. Advocaten, met een (niet in gebruik zijnde) info e-mailadres en met een (niet in
gebruik zijnde) kantoortelefoonnummer. In de e-mail heeft de deken verweerder verzocht
om uiterlijk op 14 augustus 2020 te berichten. Aangezien verweerder geen reactie gaf,
heeft de deken hem per e-mail van 14 augustus 2020 gerappelleerd. Verweerder heeft
geen enkel bericht (telefonisch of schriftelijk) aan het Ordebureau gegeven met vermelding
van gegevens waarop hij bereikbaar is.
2.9 In de periode van 6 oktober 2020 tot en met 21 oktober 2020 werd het Ordebureau
telefonisch benaderd door de heer K., een (voormalige) wederpartij van voornoemde
heer M., die geen contact kon krijgen met verweerder ten aanzien van een financiële
afwikkeling. Het betreft een kwestie van een in 2008 gestort geldbedrag op de derdengeldrekening
van de stichting Beheer Derdengelden D. Advocaten.
2.10 Op 30 november 2020 heeft voornoemde heer M. (middels zijn advocaat mr. B.)
een klacht bij de deken ingediend tegen verweerder. Voor zover hier van belang klaagt
de heer M. dat verweerder op zijn of namens hem gedane verzoeken van 19 juni 2020,
22 september 2020, 1 oktober 2020, 19 oktober 2020 en 3 november 2020 om betreffende
dossiers in kopie af te geven c.q. te verstrekken aan zijn (huidige) advocaat, structureel
niet reageert, onvindbaar is en blijft. Per e-mail van 10 december 2020 heeft de deken
verweerder verzocht om binnen drie weken te reageren op de klacht. Hieraan heeft verweerder
niet voldaan. Vervolgens heeft de deken verweerder meermalen een rappel gestuurd.
Op geen van de berichten heeft verweerder gereageerd.
2.11 Op 5 januari 2021 heeft voornoemde heer K. een klacht bij de deken ingediend
tegen verweerder. De heer K. klaagt dat verweerder op zijn verzoeken en op verzoeken
van de curator van de sinds 1 januari 2017 failliete vennootschap Kamps Adviseurs
B.V. om informatie te verstrekken over de toestand van gelden die op 14 juli 2008
gestort waren door een notaris te Amersfoort op de derdengeldrekening van stichting
Beheer Derdengelden D. Advocaten in verband met de afwikkeling van de verkoop van
het bedrijf van de heer M., structureel niet reageert, onvindbaar is en blijft. Per
e-mail van 12 januari 2021 heeft de deken verweerder verzocht om binnen drie weken
te reageren op de klacht. Hieraan heeft verweerder niet voldaan. Vervolgens heeft
de deken verweerder meermalen een rappel gestuurd. Op geen van de berichten heeft
verweerder gereageerd.
2.12 Op 3 februari 2021 heeft [de stafjurist] van het Ordebureau (eindelijk) telefonisch
contact kunnen krijgen met verweerder op het in de aanhef genoemde nummer, nadat wederom
gebleken was dat het (bekende) mobiele telefoonnummer en het kantoortelefoonnummer
niet (meer) in de lucht waren. In dat telefoongesprek heeft verweerder te kennen gegeven
zich direct te zullen uitschrijven als advocaat, mede omdat hij stelt al geruime tijd
geen praktijk meer te voeren. Op 3 februari 2021 heeft verweerder zich van het tableau
laten uitschrijven.
2.13 Tevens heeft verweerder in het telefoongesprek van 3 februari 2021 op de vraag
of hij berichten ontvangt op zijn e-mailadres [tweede e-mailadres verweerder] bevestigend
geantwoord.
2.14 Op 10 mei 2021 heeft de deken het concept van het dekenbezwaar zowel per e-mail
als per gewone post aan verweerder toegezonden met het verzoek om daarop binnen twee
weken te reageren. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
3 DEKENBEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder/verweerster
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet
door:
a) structureel niet te voldoen aan de verplichtingen op grond van Hoofdstuk 4,
afdeling 4.1, van de Verordening op de advocatuur, en in het bijzonder artikel 4.4
van die Verordening;
b) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op
de advocatuur door ná 1 mei 2020 in de BAR geregistreerd te (blijven) staan onder
de naam D. Advocaten, op het e-mailadres [e-mailadres verweerder] en op de website
[naam website verweerder];
c) structureel niet te reageren, onvindbaar te zijn en te blijven.
4 VERWEER
4.1 Ter zitting van de raad heeft verweerder de juistheid van de aan alle klachtonderdelen
ten grondslag gelegde feiten geheel erkend.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel c) heeft verweerder het volgende verklaard:
M., de cliënt van verweerder, moest hem nog betalen. M. had meermaals beloofd om dat
te doen, maar hij deed dat niet. Omdat verweerder zijn geld niet kreeg, heeft hij
in 2018 een bedrag van € 100.000 dat op zijn derdengeldrekening stond naar zijn privérekening
overgemaakt. Dat betrof geld dat in 2008 was gestort door een notaris in verband met
de afwikkeling van de verkoop van het bedrijf van de heer M. aan de heer K. Verweerder
heeft dit gedaan zonder M. of iemand anders daarvan op de hoogte te stellen en terwijl
verweerder wist dat er derdenbeslag op die derdengeldrekening was gelegd. Verweerder
heeft ongeveer de helft van dat bedrag opgemaakt. De dossiers die M. wil hebben, liggen
nog bij verweerder. Die wil verweerder pas afgeven nadat M. hem heeft betaald.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
5.1 Verweerder heeft de juistheid van dit klachtonderdeel ter zitting van de raad
erkend. Door het twee jaar op een rij niet behalen van de verplichte opleidingspunten,
althans door het niet invullen en indienen van de CCV-opgaven over de jaren 2018 en
2019, handelt verweerder in strijd met de kernwaarde deskundigheid, als bedoeld in
artikel 10a lid 1 onder c van de Advocatenwet. Door na te laten op de verzoeken te
reageren en de door de deken verzochte inlichtingen te verschaffen, heeft verweerder
gedragsregel 29 geschonden en daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende
taak. Naar het oordeel van de raad geeft de opstelling van verweerder jegens de deken
geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende
en controlerende taak van de deken. De raad acht dat tuchtrechtelijk verwijtbaar en
oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.2 Verweerder heeft erkend dat zijn kantoorgegevens niet in overeenstemming met
het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 Voda waren. Op verzoeken van de deken om dat te
veranderen, heeft verweerder niet gereageerd. Gelet hierop is de raad van oordeel
dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.
Klachtonderdeel c)
5.3 De raad begrijpt dat dit klachtonderdeel ziet op het structureel niet reageren,
onvindbaar zijn en blijven jegens de deken en het structureel niet te reageren, onvindbaar
te zijn en te blijven jegens zijn (voormalige) cliënt M. en de (voormalige) wederpartij
K. Ook de juistheid van de in het kader van dit klachtonderdeel gestelde feiten heeft
verweerder erkend. Voor zover dit klachtonderdeel ziet op het (niet) handelen in de
richting van de deken, herhaalt de raad dat deze opstelling van verweerder jegens
de deken geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende
en controlerende taak van de deken. De raad acht dat tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.4 Het omschreven handelen en nalaten in de richting van M. en K. heeft verweerder
erkend. Ter zitting van de raad heeft verweerder – kort gezegd – verklaard dat hij
een bedrag van € 100.000 dat in de zaak van zijn cliënt M. tegen de heer K. door een
notaris op zijn derdengeldrekening was gestort, naar zijn privérekening heeft overgemaakt
en vervolgens een aanzienlijk deel daarvan heeft opgemaakt. Door het overboeken van
dit geld naar zijn privérekening, waarvoor geen deugdelijke onderbouwing is gegeven,
heeft verweerder alleen zijn eigen financiële belang voorop gesteld en niet gehandeld
zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd
met artikel 6:19 Voda en de kernwaarde integriteit.
5.5 Voor zover verweerder heeft willen aanvoeren dat hij dit mocht doen omdat hij
nog geld kreeg van zijn cliënt, is de raad van oordeel dat deze stelling van verweerder
in het geheel niet is onderbouwd. Ook overigens is niet gebleken dat zijn cliënt verweerder
nog geld schuldig was. Bovendien kan een advocaat slechts derdengelden aanwenden ter
voldoening van een eigen declaratie als is voldaan aan de voorwaarden die zijn genoemd
in artikel 6:19 Voda. Aan geen van die voorwaarden heeft verweerder voldaan.
5.6 Gelet op het voorgaande zal ook dit klachtonderdeel gegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zonder geldige reden en terwijl hij wist dat daar beslag op
was gelegd door de wederpartij van zijn voormalige cliënt, een groot geldbedrag van
zijn derdengeldrekening naar zijn privérekening overgemaakt. Vervolgens heeft verweerder
een aanzienlijk deel van dat geld opgemaakt. Verweerder heeft daarmee zowel zijn voormalige
cliënt als de wederpartij ernstig benadeeld. Op vragen over dat geld van zijn voormalige
cliënt en de wederpartij heeft verweerder niet gereageerd. Ook heeft verweerder structureel
niet geageerd op verzoeken van de deken, zowel waar het deze zaak betrof als ten aanzien
van een aantal andere kwesties.
6.2 De raad acht de gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk en verwerpelijk.
Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en onder meer in strijd gehandeld
met de kernwaarde (financiële) integriteit en deskundigheid die van een advocaat wordt
verlangd. Met dit alles heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat
betaamt als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet; zijn handelen heeft het vertrouwen
in de advocatuur ernstig geschaad.
6.3 Hoewel verweerder zichzelf reeds van het tableau heeft laten uitschrijven,
is de raad van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de gedraging van verweerder
en zijn gebrek aan inzicht in het kwalijke van zijn handelen, schrapping van het tableau
de enige passende maatregel is.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a
en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 21-471/AL/MN/D.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag
na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.2.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.J. Voors, H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021