ECLI:NL:TADRARL:2021:236 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-571
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:236 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 06-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-571 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar over gebruik en registratie van geheimhoudernummers. Vaststaat dat verweerster haar man, tevens (samenwerkend) fiscalist/belastingadviseur, gedurende langere tijd en zonder daartoe gerechtigd te zijn gebruik heeft laten van één van haar geheimhoudernummers (het mobiele nummer van haar man). Daardoor heeft verweerster in strijd gehandeld met artikel 6.11 Voda en de kernwaarde integriteit geschonden en ook het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Verweerster heeft ook in strijd met artikel 6.10 en 6.11 Voda het mobiele nummer van haar man en van haar juridisch medewerker als geheimhoudernummers geregistreerd, nu deze nummers niet aan de voorwaarden voldeden. Ook heeft verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht geschonden door haar man onbeperkt toegang te verlenen tot haar kantooradministratie, terwijl niet is gebleken dat haar man in alle dossiers een van verweerster afgeleid verschoningsrecht had. Vanwege het (volgens de deken) ontbreken van boos opzet aan de kant van verweerster en omdat verweerster de deken op eigen initiatief in alle openheid op de hoogte heeft gehouden over de stand van zaken met de FIOD en gelet op haar blanco tuchtrechtelijk verleden volstaat de raad met oplegging van een berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 november
2021
in de zaak 21-571/AL/MN
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
klager
mr. L. L., in zijn hoedanigheid van deken in de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland
verweerster
tot 23 juli 2020 advocaat te N.
gemachtigde: mr. V., advocaat
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 5 juli 2021, met producties 1 tot en met 4, door de raad op diezelfde
datum ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend tegen verweerster.
1.2 Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 29 september 2021.
Daarbij waren de deken, bijgestaan door de adjunct-secretaris Raad van de Orde, mr.
H., en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier. Ook heeft de
raad kennisgenomen van het verweerschrift van verweerster van 15 september 2021, met
bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Als toenmalig stagiaire-ondernemer heeft verweerster met ingang van 9 augustus
2012 haar mobiele nummer (06-xxx17) bij de algemene raad geregistreerd als geheimhoudernummer.
2.2 Op 18 september 2013 is verweerster met haar praktijk verhuisd en haar praktijk
gaan uitoefenen via de besloten vennootschap Advocatenkantoor B. BV. Verweerster is
daarvan enig bestuurder geworden. De man van verweerster, is via zijn besloten vennootschap
indirect enig aandeelhouder geworden van B. BV. Hij was op dat moment als fiscalist
werkzaam bij een advocatenkantoor.
2.3 Kort hierna heeft verweerster wijzigingen doorgegeven van de geheimhoudernummers
van B. BV. Op 23 september 2013 heeft verweerster haar toenmalige mobiele nummer (06-xxx17)
verwijderd als geheimhoudernummer en de volgende telefoonnummers bij de algemene raad
geregistreerd als geheimhoudernummers:
• 06-xxx96: met omschrijving: vast kantoornummer,
• 020-xxx10 met omschrijving: faxnummer van kantoor,
2.4 Per 1 januari 2014 is de man van verweerster overgestapt naar een ander advocatenkantoor
en ook daar als fiscalist werkzaam geweest.
2.5 Op 7 februari 2014 heeft verweerster voor B. BV een derde telefoonnummer geregistreerd
als geheimhoudernummer. Het betreft het vaste nummer van haar woning in Naarden dat
als volgt is geregistreerd:
• 035-xxx82: als 'thuis zakelijk' en met als omschrijving: zakelijk nummer thuis.
2.6 Op 25 mei 2015 heeft de man van verweerster aan een persoon een Whatsapp-bericht
gestuurd waarvan de tekst luidt:
''Je kan me einde vanmiddag bellen op 035-xxx82. Dat nummer is aangemeld als advocaten telefoon en mag niet worden afgeluisterd. (…)."
2.7 In februari 2016 is haar man gestopt met zijn werkzaamheden als fiscalist bij
het advocatenkantoor. Verweerster en haar man zijn in maart 2016 een samenwerkingsverband
aangegaan waarbij verweerster als advocaat en haar man als fiscalist/belastingadviseur
praktijk voerden voor gezamenlijke rekening en risico via B. BV. De man van verweerster
had met een eigen account met wachtwoord toegang tot het BaseNet account (software
voor opslag van digitale gegevens van advocatenkantoren) van verweerster en heeft
gegevens in dat BaseNet account opgeslagen.
2.8 Op november 2016 is B. BV een samenwerking aangegaan met de eenmanszaak van advocaat
mr. B. Zij zijn onder gezamenlijke naam naar buiten getreden onder de naam B. + B
Advocaten.
2.9 Kort daarna heeft verweerster het vaste zakelijke telefoonnummer van haar woning
in Naarden (035-xxx82) verwijderd als geheimhoudernummer.
2.10 Met ingang van 1 januari 2017 heeft de man van verweerster zijn lidmaatschap
van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs beëindigd.
2.11 Op 6 maart 2017 heeft verweerster drie nieuwe telefoonnummers als geheimhoudernummers
bij de algemene raad geregistreerd:
• 06-xxx96: met omschrijving: eigen mobiele nummer (dit nummer was eerder aangemeld
als vast zakelijk nummer van het kantoor van verweerster),
• 06-xxx92: als 'thuis zakelijk' met omschrijving [….] (de man van verweerster),
• 06-xxx20 als 'paralegal' met omschrijving [….] (de tijdelijk juridisch medewerkster/
dochter van verweerster).
2.12 Diezelfde dag heeft verweerster aan de deken Amsterdam, onder wiens toezicht
zij toen nog viel, onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van onderstaande mail verklaar ik hierbij dat vanaf heden alle personen op kantoor met een van mij afgeleid verschoningsrecht gebruik maken van een telefoonnummer met geheimhoudernummer. De nummers staan geregistreerd.”
2.13 Op 13 maart 2018 heeft verweerster een inval gehad van de FIOD op haar kantoor
in Amsterdam-Zuidoost en haar echtelijke woning in Naarden, naar aanleiding van verdenkingen
tegen de man van verweerster.
2.14 Op 13 maart 2018 omstreeks 16.07 uur heeft de man van verweerster met zijn mobiele
telefoon (06-xxx92) een telefoongesprek gevoerd met een persoon L. Tijdens dat (afgetapte)
gesprek heeft de man van verweerster op de vraag van L of veilig met die mobiele telefoon
kon worden gebeld geantwoord dat ook via Whatsapp of via ‘[…..] telefoon’ (tevens
de voornaam van verweerster) veilig kon worden gebeld.
2.15 Op 15 maart 2018 omstreeks 09:28 uur heeft de man van verweerster met zijn mobiele
telefoon (06-xxx92) een (afgetapt) telefoongesprek gevoerd met een onbekende man.
Daarin heeft de man van verweerster aangegeven dat ze moeten oppassen omdat ze worden
afgeluisterd en heeft daarin ook aangegeven dat de telefoon van ‘[….]’ kennelijk
verweerster - niet mag worden afgeluisterd.
2.16 Op 2 april 2019 heeft op initiatief van verweerster een kennismakingsgesprek
met de deken plaatsgevonden in verband met haar aanstaande kantoorverhuizing op 1
september 2018 naar het arrondissement van de deken. Tijdens dat gesprek heeft verweerster
de deken geïnformeerd over de inval door de FIOD op 13 maart 2018 in haar advocatenkantoor
en woning.
2.17 Op 5 september 2019 heeft verweerster de mobiele nummers van haar man en dochter
verwijderd als geheimhoudernummers. Het ging om de volgende nummers:
• 06-xxx92: als 'thuis zakelijk' met omschrijving '[…..]';
• 06-xxx20 als: 'paralegal' met omschrijving "[…..]".
2.18 Per e-mail van 11 september 2019 heeft verweerster de deken bericht dat zij verdachte
is op grond van artikel 225 Sr (valsheid in geschrifte) en op 26 september 2019 door
de FIOD zal worden gehoord.
2.19 Op 2 oktober 2019 heeft verweerster de deken bericht over het verhoor door de
FIOD. Uit dat verhoor is onder meer naar voren gekomen dat er een kwestie speelde
rondom het gebruik van de geheimhoudernummers door verweerster en de samenwerking
met haar man.
2.20 Op 12 november 2019 heeft de deken een signaal ontvangen van het OM over verweerster.
2.21 Per 23 juli 2020 heeft verweerster zich uitgeschreven als advocaat.
3 DEKENBEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
I. haar man gebruik te laten maken van haar geheimhoudernummers, terwijl hij geen
verschoningsrecht heeft of een van verweerster afgeleid verschoningsrecht;
II. het mobiele nummer van haar man aan te melden als geheimhoudernummer en dit nummer
onder een onjuiste/valse code te registreren;
III. het mobiele nummer van haar toenmalige tijdelijk juridisch medewerkster (en tevens
dochter) aan te melden als geheimhoudernummer, terwijl dit nummer niet voldoet aan
de voorwaarden;
IV. haar administratie (BaseNet), die valt onder haar verschoningsrecht, niet af te
schermen voor haar man.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen het dekenbezwaar onder meer het volgende verweer gevoerd.
Dekenbezwaar I
4.2 Verweerster betwist dat zij haar man in strijd met de voor haar geldende regels
als advocaat ten onrechte gebruik heeft laten maken van de door haar geregistreerde
geheimhoudernummers en voert in dit kader het volgende aan.
4.3 In enkele dossiers heeft haar man in haar opdracht als belastingadviseur met haar
samen gewerkt. In die dossiers had haar man een van haar als advocaat afgeleid verschoningsrecht
en mocht hij gebruik maken van haar geheimhoudernummers. In het Whatsappbericht van
25 mei 2015 aan mevrouw J heeft haar man verwezen naar het toen geregistreerde zakelijke
telefoonnummer thuis van haar kantoor (035-xxx82) omdat haar man als financieel adviseur
op verzoek van mevrouw J en in opdracht van verweerster bij dat dossier was betrokken.
Het telefoongesprek heeft daarna op voornoemd telefoonnummer plaatsgevonden met mevrouw
J, verweerster en haar man gezamenlijk, in hun hoedanigheid van gezamenlijke belangenbehartigers
van mevrouw J.
4.4 Op 6 maart 2017 heeft verweerster drie ‘nieuwe’ telefoonnummers bij de algemene
raad aangemeld als haar geheimhoudernummers. Zij heeft haar eigen mobiele nummer met
een nieuwe omschrijving aangemeld. Dat nummer was eerder door haar al aangemeld als
‘vast kantoornummer’ en nu als haar eigen mobiele nummer. Ook heeft zij het mobiele
nummer van haar man (06-xxx92) aangemeld en ‘thuis zakelijk’ aangevinkt met daarbij
als omschrijving de achternaam van haar man. Bij het derde mobiele nummer (06 xxx20)
heeft zij ‘paralegal’ aangevinkt en bij de omschrijving de achternaam van de paralegal,
tevens haar dochter, vermeld. Volgens verweerster heeft zij het mobiele nummer van
haar man aangemeld, omdat zij bij verblijf in het buitenland zijn mobiele nummer gebruikte
voor contact met haar cliënten. Daarnaast was zij in haar visie ook gehouden om op
grond van de bepalingen in de Voda de mobiele telefoonnummers van haar man en van
haar paralegal vanwege hun van haar afgeleide verschoningsrecht te registreren.
4.5 Uit het overzicht met de ‘tap-momenten’ van het OM is volgens verweerster geen
enkele aanwijzing gevonden voor het verwijt van de deken dat haar man haar eigen mobiele
(geheimhouder)nummer ooit heeft gebruikt. Verweerster stelt dat haar man iemand één
keer heeft verwezen naar haar mobiele (geheimhouder)nummer, omdat die persoon ook
haar als advocaat wilde spreken. Dat was volstrekt geoorloofd. Op de dag van de inval
van de FIOD op 13 maart 2018 en in de twee dagen daarna heeft haar man weliswaar opnieuw
verwezen naar haar mobiele (geheimhouder)nummer, maar dat kwam doordat zij beiden
door de inval van de FIOD thuis en op kantoor volstrekt paranoia en in alle staten
waren. De persoon die toen belde was bovendien een zakenrelatie van hun beiden, die
uiteindelijk niet heeft gebeld op haar mobiele (geheim)houdernummer, aldus verweerster.
4.6 Volgens verweerster heeft zij zich dan ook gehouden aan het vereiste in de Voda,
in het bijzonder heeft zij niet in strijd gehandeld met artikel 6.11 lid 3 Voda.
Dekenbezwaar II
4.7 Verweerster betwist ten stelligste dat zij door haar registratie op 6 maart 2017
van het mobiele nummer van haar man als geheimhoudernummer valsheid in geschrifte
heeft gepleegd of met kwade bijbedoelingen zijn mobiele nummer als ‘thuis zakelijk’
heeft geregistreerd of anderszins daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Verweerster verwijst naar hetgeen zij onder I heeft toegelicht over de noodzaak volgens
haar om ook het mobiele nummer van haar man, 06-xxx92, als haar geheimhoudernummer
aan te melden bij de Orde. Daarmee heeft zij voldaan aan de kernwaarde van vertrouwelijkheid.
Zij heeft bij de registratie van zijn mobiele nummer de best passende omschrijving
aangevinkt waaruit zij kon kiezen en zijn naam vermeld, waardoor zij eerlijk en transparant
heeft gehandeld, aldus verweerster.
Dekenbezwaar III
4.8 Volgens verweerster heeft een juridisch medewerker een van haar afgeleid verschoningsrecht.
Omdat op haar kantoor geen vaste telefoon aanwezig was en uitsluitend met mobiele
telefoons werd gewerkt, verkeerde verweerster in de veronderstelling dat zij vanuit
de gedachte – en kernwaarde – van vertrouwelijkheid aan de regels voldeed door ook
het mobiele nummer van haar juridisch medewerker te registreren.
Dekenbezwaar IV
4.9 Zowel verweerster zelf, haar collega mr. B en haar man hadden ieder hun eigen
BaseNet-account met eigen inlogcode en wachtwoord. In die dossiers waarin verweerster
met haar man als fiscalist samenwerkte, sloeg haar man e-mails en documenten in haar
dossiers op. Dat was een toelaatbare werkwijze, omdat haar man in die dossiers een
van haar afgeleid verschoningsrecht had. Volgens verweerster heeft haar man nimmer
stukken waarin hij niet in haar opdracht werkte in haar advocatendossiers opgeslagen
of onder de noemer van ‘verschoningsrecht’ opgeslagen of zichzelf toegang verschaft
tot advocatendossiers waarbij hij niet betrokken was. Verweerster verwerpt de suggestieve
stelling van de deken dat zij haar man bewust misbruik heeft laten maken van haar
voorrechten als advocaat. Zij werkten in vol vertrouwen en in het belang van cliënten
regelmatig met elkaar samen zonder dat daarbij de voor haar geldende regels werden
overtreden, aldus verweerster.
5 BEOORDELING
5.1 Dit dekenbezwaar betreft de vraag of verweerster de kernwaarden vertrouwelijkheid,
geheimhouding en integriteit heeft geschonden, zoals die zijn vastgelegd in artikel
10a van de Advocatenwet.
5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling
vervult. Dat brengt voor een advocaat een zware verantwoordelijkheid mee om met zijn
opdracht, privileges (zoals geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht) en bevoegdheden
op zeer zorgvuldige wijze om te gaan. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen
waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad en dient zich
te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat
niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen en de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden.
5.3 De artikelen 6.10 en 6.11 Voda strekken ertoe het recht van cliënten om vrijuit
en vertrouwelijk te kunnen spreken met hun advocaat, ook over de telefoon en per fax,
te waarborgen. Een advocaat heeft daarom de beschikking over een geheimhoudertelefoon
om vertrouwelijk met zijn cliënten te kunnen communiceren. Artikel 6.10 lid 1 Voda
bepaalt dat de advocaat aan de secretaris van de algemene raad opgave doet van zijn
geheimhoudernummers en van die van personen met een afgeleid verschoningsrecht. In
het derde lid van artikel 6.10 Voda is bepaald dat de advocaat er zorg voor draagt
dat personen zonder verschoningsrecht of zonder een van hem afgeleid verschoningsrecht
geen gebruik mogen maken van zijn geheimhoudernummers. Een advocaat mag dus geen telefoonnummers
opgeven van personen die niet in de regelgeving zijn genoemd, zoals personen die geen
advocaat zijn of niet een van een advocaat afgeleid verschoningsrecht hebben.
5.4 De raad zal aan de hand van deze maatstaf het handelen van verweerster beoordelen.
Dekenbezwaar I
5.5 Vast staat dat verweerster in 2013 haar mobiele nummer (06-xxx69) met de omschrijving
‘vast nummer kantoor’ als geheimhoudernummer heeft geregistreerd als ook een 020-nummer
als faxnummer voor haar kantoor. Op 7 februari 2014 heeft verweerster ook het vaste
nummer thuis (035-xxx82) als geheimhoudernummer geregistreerd met de omschrijving
‘thuis zakelijk’. Eind 2016 heeft verweerster de registratie van het 035 nummer verwijderd.
Op 6 maart 2017 heeft zij drie geheimhoudernummers geregistreerd, te weten (opnieuw)
haar eigen mobiele nummer met een nieuwe omschrijving, het mobiele nummer van haar
man als ‘thuis zakelijk’ en het mobiele nummer van haar juridisch medewerkster, tevens
haar dochter.
5.6 Naar het oordeel van de raad is uit de stukken gebleken dat verweerster haar man,
tevens fiscalist/belastingadviseur, gedurende langere tijd en zonder daartoe gerechtigd
te zijn gebruik heeft laten maken van één van haar geheimhoudernummers. De raad overweegt
als volgt.
5.7 De juistheid van het verwijt van de deken dat de man van verweerster gedurende
de registraties daarvan (structureel) onbevoegd gebruik heeft gemaakt van de mobiele
(geheimhouder)telefoon van verweerster zelf of van het mobiele (geheimhouder)nummer
van de juridisch medewerkster kan de raad, tegenover de gemotiveerder betwisting
daarvan door verweerster, niet vaststellen. De deken heeft dat verwijt onvoldoende
nader onderbouwd. De omstandigheid dat de man van verweerster in zijn op 13 en 15
maart 2018 afgetapte telefoongesprekken de andere persoon heeft gewezen op de mogelijkheid
om niet afgeluisterd verder te bellen met de mobiele geheimhoudertelefoon van verweerster,
is onvoldoende om daaruit af te leiden dat de man van verweerster daadwerkelijk zelf
van de mobiele geheimhoudertelefoon van verweerster gebruik heeft gemaakt.
5.8 Ter onderbouwing van het verwijt dat de man van verweerster (structureel) tijdens
de registratie daarvan vanaf 7 februari 2014 tot eind 2016 onbevoegd gebruik heeft
gemaakt van het vaste thuis zakelijke (geheimhouder) nummer heeft de deken verwezen
naar het Whatsappbericht van de man van verweerster van 25 mei 2015. De raad volgt
de deken daar niet in. Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat haar man in
het dossier J een van haar afgeleid verschoningsrecht had omdat hij in haar opdracht
als belastingadviseur ook bij het dossier J betrokken was. Met verweerster is de raad
van oordeel dat haar man in die omstandigheden hun gezamenlijke cliënte J in genoemd
Whatsappbericht mocht verwijzen naar het thuis zakelijke (geheimhouder)nummer van
verweerster, waarop verweerster en haar man samen met J een gesprek hebben gevoerd.
5.9 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster wel in strijd met het bepaalde
in 6.11 Voda gehandeld door vanaf 6 maart 2017 tot 5 september 2019 ook het mobiele
nummer van haar man als geheimhoudernummer te registreren, terwijl de raad niet is
gebleken dat haar man gedurende die gehele periode een eigen verschoningsrecht of
een van verweerster afgeleid verschoningsrecht had. Dat haar man in bepaalde dossiers
in haar opdracht als belastingadviseur werkzaamheden uitvoerde en daarmee onder haar
verschoningsrecht viel, is naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging om zijn
mobiele telefoonnummer als geheimhoudernummer te registreren. Verweerster heeft nog
aangevoerd dat zij bij de registratie van het mobiele nummer van haar man zijn achternaam
heeft vermeld zodat de NOvA en/of de deken hadden kunnen weten dat zijn mobiele nummer
als geheimhoudernummer was aangemeld. Dat verweer wordt gepasseerd. Op grond van het
bepaalde in het derde lid van artikel 6.11 Voda is het immers de verantwoordelijkheid
van verweerster om ervoor te zorgen dat personen zonder verschoningsrecht of zonder
een van haar afgeleid verschoningsrecht geen gebruik maken van geheimhoudernummers.
Door het faciliteren van een geheimhoudernummer aan haar man, heeft verweerster naar
het oordeel van de raad in strijd met de inhoud en strekking van de genoemde regelgeving
en de kernwaarde integriteit gehandeld. Daarmee heeft zij ook het vertrouwen in de
advocatuur geschaad. Daarmee oordeelt de raad dekenbezwaar I grotendeels gegrond,
en voor het overige ongegrond.
Dekenbezwaren II en III
5.10 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster in strijd met het bepaalde in
de artikelen 6.10 en 6.11 Voda het mobiele nummer van haar man als geheimhoudernummer
geregistreerd en verwijst naar hetgeen de raad hierover onder I daarover heeft overwogen.
Dat verweerster die onterechte registratie ook onder een onjuiste/valse code heeft
gedaan, is de raad niet gebleken. Verweerster heeft in dat kader onweersproken aangevoerd
dat zij bij haar registratie de best passende code heeft aangeklikt, in dit geval
‘thuis zakelijk’ en ter verduidelijking daarbij de naam van haar man heeft vermeld.
Van die keuze kan verweerster dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
5.11 Tevens heeft verweerster naar het oordeel van de raad in strijd met het bepaalde
in 6.10 en 6.11 Voda gehandeld door het mobiele nummer van haar juridisch medewerkster
als geheimhoudernummer te registreren, nu ook dit mobiele nummer niet voldeed aan
de voorwaarden. Verweerster heeft niet gesteld en evenmin is dit de raad gebleken
dat zij toezicht op het gebruik van het mobiele nummer van de juridisch medewerkster
kon uitoefenen of heeft uitgeoefend. Daar komt bij dat als onweersproken vast staat
dat het mobiele nummer hoofdzakelijk privé door de juridisch medewerkster werd gebruikt.
5.12 Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerster twee mobiele
nummers ten onrechte als geheimhoudernummer heeft geregistreerd, hetgeen haar tuchtrechtelijk
wordt aangerekend. De raad zal dan ook dekenbezwaren II en III gegrond verklaren.
Dekenbezwaar IV
5.13 Ter toelichting op dit dekenbezwaar heeft de deken aangevoerd dat verweerster
vanaf de samenwerking met haar man per maart 2016 in hoedanigheid van belastingadviseur
op grond van de Richtlijnen met betrekking tot samenwerkingsverbanden van advocaten
en andere (erkende) beroepsbeoefenaren (de Richtlijn) de regels heeft geschonden.
Zo was verweerster op grond van regel 2 van de Richtlijn verplicht was om in zaken
waarin zij als advocaat optrad met haar man als vrije beroepsbeoefenaar een apart
dossier te openen en ten aanzien van het samenwerkingsverband als zodanig (i) de dossieradministratie
gescheiden te voeren van de financiële administratie en (ii) het archief gescheiden
te voeren van haar man. Ook was verweerster op grond van regel 4 van de Richtlijn
verplicht om in iedere zaak waarin zij met haar man als vrije beroepsbeoefenaar samenwerkte,
zorgvuldig aantekeningen bij te houden van alle brieven en stukken die zij ter kennis
van haar man heeft gebracht. Doordat verweerster zich niet aan genoemde regels heeft
gehouden en haar man vrije toegang heeft gegeven tot al haar advocatendossiers, heeft
zij gedurende ruim vier jaar misbruik gemaakt van haar voorrecht als advocaat door
haar man onder haar geheimhouding in haar dossiers informatie te laten opslaan. Daarbij
stelt de deken dat deze situatie nog ernstiger is, omdat de man van verweerster vanaf
1 januari 2017 niet meer kon worden aangemerkt als een erkende beroepsbeoefenaar waarmee
verweerster een samenwerking mocht blijven aangaan.
5.14 De raad stelt voorop dat geheimhouding tussen advocaat en cliënt een van de kernwaarden
is waaraan een advocaat zich op grond van het bepaalde in artikel 10a Advocatenwet
bij de uitoefening van zijn beroep gehouden is. Een cliënt dient erop te kunnen vertrouwen
dat de gegevens die hij aan zijn advocaat ter beschikking stelt niet ter kennis van
derden worden gebracht. Schending van de geheimhoudingsplicht valt een advocaat tuchtrechtelijk
ernstig aan te rekenen.
5.15 Op grond van de stukken, de vaststaande feiten en het verhandelde ter zitting
is de raad van oordeel dat verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft
geschonden. Verweerster heeft erkend dat haar man vanaf hun samenwerking via BaseNet
in al haar dossiers kon, die dossiers kon openen en daarin ook stukken kon opslaan.
Dat haar man van die mogelijkheid nimmer misbruik of gebruik heeft gemaakt omdat hij
daarin integer handelde, maakt het oordeel van de raad niet anders. Verweerster heeft
immers de vertrouwelijkheid van haar cliënten gedurende ruim vier jaar niet gewaarborgd
door haar man onbeperkt toegang te geven tot haar kantooradministratie. Dat is in
strijd met de op verweerster rustende geheimhoudingsplicht. Ook dekenbezwaar IV is
daarom gegrond.
6 MAATREGEL
Omdat het dekenbezwaar grotendeels gegrond wordt verklaard, komt aan de orde of aan
verweerster een maatregel moet worden opgelegd en zo ja, welke. Verweerster heeft
met haar handelen niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van
artikel 46 Advocatenwet doordat zij de kernwaarden vertrouwelijkheid en haar geheimhoudingsplicht
heeft geschonden en in strijd met de genoemde bepalingen in de Voda en de Richtlijn
heeft gehandeld. Dit zeer ernstige laakbare handelen zou in beginsel een voorwaardelijke
schorsing van twee weken in de praktijkuitoefening van verweerster kunnen rechtvaardigen.
Ter zitting van de raad heeft de deken verklaard dat hij verweerster geen boos opzet
verwijt, maar dat hij het dekenbezwaar tegen haar heeft ingediend omdat het een principiële
kwestie betreft. Volgens de deken ter zitting maakt de omstandigheid dat verweerster
hem op eigen initiatief en in alle eerlijkheid heeft ingelicht over de stand van zaken
met de FIOD ook dat het handelen van verweerster in zijn optiek als minder verwijtbaar
kan worden gekwalificeerd. Deze omstandigheden, in samenhang met het blanco tuchtrechtelijk
verleden van verweerster en het door haar getoonde inzicht dat zij anders had moeten
handelen, zijn voor de raad redenen om te volstaan met het opleggen van een berisping.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en
b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 21-571/AL/MN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart dekenbezwaar I gegrond, voor zover verweerster haar man gebruik heeft
laten maken van zijn mobiele (geheimhouder)nummer, en voor het overige ongegrond;
- verklaart dekenbezwaren II, III en IV gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.2.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, E.M.G. Pouls, J.J.W. Lamme, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021