ECLI:NL:TADRARL:2021:191 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-345

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:191
Datum uitspraak: 13-09-2021
Datum publicatie: 20-09-2021
Zaaknummer(s): 19-345
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Eindbeslissing ongegrond verzet. De raad is van oordeel dat verweerder geen voor klaagster belangrijke informatie heeft achtergehouden, nog daargelaten of verweerder daarmee bekend was. Niet is gebleken van overtreding van enige gedragsregel door verweerder.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 september 2021

in de zaak 19-345/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2019 op de klacht van:

klaagster

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE EN TUSSENBESLISSING VAN DE RAAD

1.1    Voor het verloop van de procedure, het verzet, het verweer, de feiten, de klacht en de overwegingen van de raad tot de tussenbeslissing van 15 februari 2021 wordt verwezen naar deze tussenbeslissing, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

1.2    In de tussenbeslissing heeft de raad het nodig geacht dat partijen zich, gelet op de door hun in eerste aanleg en in verzet ingenomen standpunten, daarover op een nadere mondelinge behandeling kunnen uitlaten. Om die reden heeft de raad bepaald dat deze verzetzaak, gelijktijdig met de samenhangende verzetzaak 19-344, op de zitting van de raad van 7 juni 2021 zullen worden behandeld en heeft de raad iedere verdere beslissing aangehouden.

1.3    Deze twee verzetzaken zijn, na een aanhoudingsverzoek, behandeld ter zitting van de raad van 28 juni 2021. Daarbij was verweerder aanwezig, daarin bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens klaagster is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de stukken zoals genoemd in de tussenbeslissing. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 1 maart 2021.

2    BEOORDELING

2.1    De raad stelt voorop dat sprake moet zijn van een gegrond verzet voordat de raad een klacht inhoudelijk kan beoordelen. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

2.2    Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij naar aanleiding van de vragen in de e-mail van 16 juli 2018 van de advocaat van klaagster contact heeft gehad met zijn cliënt. De toen door zijn cliënt gebezigde bewoordingen heeft hij gebruikt in zijn e-mail van 17 juli 2018 aan de advocaat van klager. Op dat moment en tot zijn vakantie en overdracht van de zaak aan verweerster was verweerder er niet van op de hoogte dat in de B-transactie al een definitieve overeenkomst was gesloten. Hij was bij die kwestie niet betrokken en hoefde daar ook niets van te weten. In het kader van de aan hem verstrekte opdracht om een vaststellingsovereenkomst te maken was voor hem alleen relevant dat partijen de intentiefase al voorbij waren; meer niet. Volgens verweerder ter zitting heeft hij geen onwaarheden verteld of belangrijke informatie voor de advocaat van klaagster achtergehouden, zodat hem daarvan tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt.

2.3    De raad is van oordeel dat verweerder geen voor klaagster belangrijke informatie heeft achtergehouden, nog daargelaten of verweerder daarmee bekend was. Niet is gebleken van overtreding van enige gedragsregel door verweerder. De raad is dan ook van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, ook die van na 29 juni 2018. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

2.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Ook aan het schadevergoedingsverzoek van klaagster, wat daar ook van zij, komt de raad niet toe. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.E. Veerman, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2021.

Griffier                                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 13 september 2021