ECLI:NL:TADRARL:2021:163 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-654

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:163
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 20-08-2021
Zaaknummer(s): 20-654
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerder is opgetreden tegen klaagster. Klaagster is bestuurder en aandeelhouder van een oud-cliënt van verweerder. De raad beschouwt klaagster als een voormalige cliënte van verweerder als bedoeld in gedragsregel 15. Verweerder heeft in strijd met die gedragsregel gehandeld. De raad legt een waarschuwing op.   

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 26 juli 2021

in de zaak 20-654/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mails van 10 december en 18 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 1 september 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19/160 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 mei 2021. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerder met bijlage van 20 april 2020 en de e-mail van klaagster met bijlage van 2 mei 2021.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    De klacht betreft de bijstand van verweerder aan de heer Van D. vanaf november 2019 en het optreden van verweerder als advocaat in een dagvaardingsprocedure van klaagster tegen Van D. vanaf 2020 waarin verweerder zich namens Van D. heeft gesteld.

2.3    De vennootschap van klaagster, [naam bedrijf] B.V. is een voormalige cliënte van verweerder. Die werkzaamheden van verweerder vonden plaats in de periode van april 2007 tot en met november 2011. Verweerder heeft [naam bedrijf] B.V. als koper geadviseerd en bijgestaan bij de koop van aandelen in een andere vennootschap. De werkzaamheden van verweerder zijn beëindigd op 11 november 2011 door een vertrouwensbreuk tussen klaagster en verweerder.

2.4    Klaagster heeft eerder drie klachten ingediend tegen verweerder toen hij werkzaam was als advocaat in Plasmolen, Limburg. Daarnaast heeft verweerder in 2012 een civiele procedure tegen de holding gevoerd vanwege openstaande declaraties voor de werkzaamheden van verweerder.

2.5    Klaagster  heeft op 10 december 2019 een klacht bij de deken ingediend.

2.6    Op 14 juli 2020 heeft klaagster aangifte gedaan tegen verweerder bij de politie in Nijmegen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in strijd te handelen met gedragsregel 15 aangezien hij eerder de advocaat van klaagster was. Verweerder beschikt door zijn eerdere optreden namens klaagster over informatie inzake de financiële situatie van klaagster, die van belang is bij de behandeling van de mogelijke echtscheidingsprocedure als advocaat van de cliënt tegen klaagster. De holding valt niet los te zien van klaagster als persoon aangezien zij enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap is.

b)    niet te vermijden dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar is gekomen vanwege de voormalige vriendschappelijke relatie tussen verweerder en klaagster en haar echtgenoot. Verweerder was een familievriend en kwam frequent bij klaagster en haar echtgenoot langs. Ook in de privésfeer is veel vertrouwelijke informatie gedeeld.

c)    zich onbetamelijk te gedragen in de uitoefening van zijn beroep. Klaagster wordt onder druk gezet door verweerder doordat hij zijn cliënt heeft aangezet haar te stalken, te intimideren en veelvuldig voorstellen voor te leggen die nergens op slaan.

 4     VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

Klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder is nooit voor klaagster in privé opgetreden. Wel is hij advocaat van haar holding geweest. Als advocaat van de holding heeft verweerder nimmer (vertrouwelijke) gegevens of informatie ontvangen die de privésituatie van klaagster betreffen. Klaagster kwalificeert niet als voormalige cliënte in de zin van gedragsregel 15.

Klachtonderdeel b)

4.3    Het eerste (na jaren hernieuwde) contact met zijn cliënt dateert van de laatste week van november 2019. Hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht over het delen van de vertrouwelijke informatie in de privésfeer, betwist verweerder. Anders dan met de cliënt heeft verweerder met klaagster geen vriendschappelijke relatie gehad, en al helemaal geen relatie waarbinnen vertrouwelijke privégegevens worden uitgewisseld.

Klachtonderdeel c)

4.4    Voor zover verweerder bekend heeft zijn cliënt het bedenken en formuleren van daartoe strekkende voorstellen aan klaagster op eigen houtje gedaan. Verweerder heeft daarmee geen enkele bemoeienis gehad.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a) en b)

5.1    De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.

5.2    De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.3    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zullen worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf.

5.4    Regel 15 van de Gedragsregels 2018 luidt - voor zover relevant - als volgt:

1.    Gelet op zijn gehoudenheid aan met name de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid is het de advocaat niet toegestaan, behoudens in de gevallen genoemd in het derde en vierde lid:
a.    (…)
b.    tegen een cliënt of een voormalige cliënt op te treden.
2.    De advocaat streeft ernaar te voorkomen dat de in het eerste lid bedoelde situatie ontstaat. Wanneer die omstandigheid zich niettemin voordoet of als een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is, zal de advocaat alert moeten zijn op die ontwikkeling en zich geheel, en uit eigen beweging, uit de zaak terugtrekken. De advocaat die zich aldus als advocaat van een of meer partijen heeft teruggetrokken zal zich vervolgens in diezelfde aangelegenheid ook niet namens andere partijen kunnen mengen
3.    Van de verplichting uit het eerste lid kan de advocaat alleen afwijken indien is voldaan aan elk van de volgende drie voorwaarden:
a.    de aan de advocaat toe te vertrouwen belangen betreffen niet dezelfde zaak ten aanzien waarvan de voormalige of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat, houden daar ook geen verband mee en een toekomstig verband is evenmin aannemelijk;
b.    de advocaat beschikt niet over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalige of bestaande cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie de voormalige of bestaande cliënt betreffende, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen deze voormalige of bestaande cliënt; en
c.    niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige of bestaande cliënt.
4.    Buiten het geval bedoeld in het derde lid kan de advocaat afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend en de voormalige of bestaande cliënt tegen wie moet worden opgetreden op grond van hun verstrekte informatie vooraf daarmee instemmen en die instemming op behoorlijke wijze tussen voldoende gelijkwaardige partijen tot stand is gekomen

5.5    De raad stelt vast dat verweerder vanaf 2019 de heer van D., de echtgenoot van klaagster, bijstaat in een procedure waarin klaagster de wederpartij is. Klaagster heeft daar bezwaar tegen gemaakt omdat zij een voormalig cliënte van verweerder is.

5.6    De eerste vraag die de raad dient te beantwoorden is of klaagster dient te worden beschouwd als een voormalig cliënte van verweerder als bedoeld in gedragsregel 15. De raad beantwoordt die vraag bevestigend. Verweerder heeft weliswaar niet klaagster zelf  bijgestaan, maar wel [naam bedrijf] B.V. Klaagster was en is enig bestuurder en aandeelhouder van die vennootschap. In die hoedanigheid had zij regelmatig contact met verweerder. Gelet daarop zal de raad klaagster beschouwen als een voormalig cliënte van klaagster.

5.7    Het is een advocaat niet toegestaan om op te treden tegen een voormalige cliënte, behalve als is voldaan aan de hierboven in gedragsregel 15 genoemde voorwaarden. Aan de in gedragsregel 15 lid 3 onder a. en b. genoemde voorwaarden is voldaan. De nieuwe zaak is niet dezelfde zaak als de zaak waarin hij klaagster heeft bijgestaan en houdt daar ook geen verband mee. Ook is niet gebleken dat de verweerder beschikt over vertrouwelijke informatie afkomstig van klaagster, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie betreffende klaagster, die redelijkerwijs van belang kan zijn voor de zaak tegen klaagster.

5.8    De raad is echter van oordeel dat niet is voldaan aan de onder c. genoemde voorwaarde. De raad acht daarbij de volgende omstandigheden van belang. Verweerder heeft de vennootschap van klaagster enige jaren bijgestaan en in die periode regelmatig contact met klaagster gehad. De werkzaamheden zijn beëindigd door een vertrouwensbreuk tussen klaagster en verweerder. Daarna heeft verweerder een civiele procedure tegen de holding gevoerd vanwege openstaande declaraties voor zijn werkzaamheden. In de periode dat hij de vennootschap van klaagster heeft bijgestaan, had hij bovendien privé-contact met de echtgenoot van klaagster. De raad is gelet op de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat de bezwaren van klaagster redelijk zijn. Door desondanks de echtgenoot van klaagster bij te staan in een procedure tegen klaagster heeft verweerder in strijd met gedragsregel 15 gehandeld. Verweerder heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad zal derhalve klachtonderdelen a) en b) gegrond verklaren. 

Klachtonderdeel c)

5.9    De raad is van oordeel dat de juistheid van dit verwijt van klaagster tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet is komen vast te staan. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de ernst van de verweten gedraging en gezien het feit dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad de oplegging van een waarschuwing passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar] vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,

b)    € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer [20-654/AL/GLD].

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, F.E.J. Janzing, H.K. Scholtens, E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.

Griffier                                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 26 juli 2021