ECLI:NL:TADRARL:2021:141 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-160

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:141
Datum uitspraak: 16-06-2021
Datum publicatie: 27-07-2021
Zaaknummer(s): 21-160
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat in alle onderdelen is kennelijk ongegrond verklaard"

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 juni 2021

in de zaak 21-160/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 februari 2021 met kenmerk Z 1098355/MV/SD, door de raad ontvangen op 17 februari 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft zich tot verweerster gewend in verband met een beschikking van  2 mei 2019 van de kantonrechter. In die beschikking is zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 2 juni 2019 ontbonden.  

1.2    Bij e-mail van 5 juni 2019 heeft een medewerker van verweersters kantoor aan klager meegedeeld dat op 12 juni 2019 om 10.00 uur een bespreking met verweerster zal plaatsvinden.

1.3    Op 12 juni 2019 heeft een bespreking tussen verweerster en klager plaatsgevonden, waarbij ook een medewerker van verweersters kantoor aanwezig was.  

1.4    Bij e-mail van 12 juni 2019 om 13.15 uur heeft verweerster klager het volgende geschreven:

“Met referte aan onze bespreking, bevestig ik hierbij dat Advocatenkantoor [van verweerster] jouw zaak in behandeling heeft genomen en dat op de dienstverlening van ons kantoor algemene voorwaarden van toepassing zijn, welke ik hierbij meezend. In deze algemene voorwaarden komen aansprakelijkheidsbeperkingen voor. (…)

Omschrijving zaak

We stellen een analyse op omtrent de slagingskans en mogelijkheden van jouw zaak. Hierna geef je aan of je wenst dat ik hoger beroep instel. Afhankelijk daarvan stel ik een hogerberoepsschrift op. Hiervan ontvang je een concept.

Honorarium

Over de honorering van de werkzaamheden hebben we het navolgende afgesproken:

Ons uurtarief bedraagt 195,- euro te vermeerderen met 6% kantoorkosten en BTW.

Facturering van het honorarium zal maandelijks geschieden

Betaling zal geschieden niet later dan 2 weken na de factuurdatum. Bij overschrijding daarvan zal zonder aanmaning de wettelijke rente verschuldigd zijn. Bij uitblijven van betaling is de opdrachtgever buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd (…) We stellen een analyse op omtrent de slagingskans en mogelijkheden van jouw zaak. Hierna geef je aan of je wenst dat ik hoger beroep instel. Afhankelijk daarvan stel ik een hogerberoepsschrift op. Hiervan ontvang je een concept. (…)”

1.5    Bij e-mail van 12 juni 2019 heeft verweerster klager een voorschotnota gestuurd van € 907,50 (inclusief 21% BTW) met het verzoek deze nota te voldoen.

1.6    Klager heeft bij e-mail van 12 juni 2019 hierop als volgt gereageerd: 

“Is deze factuur voor de afspraak van vandaag of over de schating van de zaak (die ik moet nog beslissen als ik ga het doen)?”

1.7    Bij e-mail van 14 juni 2019 heeft verweerster klager het volgende meegedeeld:

“Het is een voorschotnota voor de werkzaamheden. Voor de bespreking van uw zaak afgelopen woensdag wordt 1 uur in rekening gebracht.

Ik verneem graag of u wenst dat ik de analyse opstel. De schatting voor het opstellen van de analyse met advies over uw rechtspositie en haalbaarheid van uw zaak, schat ik in op 4 uur.”

1.8    Klager heeft bij e-mail van 14 juni 2019 het volgende geschreven:

“Ik denk dat zonder een deskundigenoordeel ga ik zeker verliezen. Ik ga op het deskundigenoordeel wachten (verwacht tijd: 2 weken).”

1.9    Bij e-mail van 19 juni 2019 heeft verweerster daarop als volgt gereageerd:

U geeft aan op een deskundigenoordeel te wachten, echter moet ook de hoger beroepstermijn in de gaten gehouden worden. Dat is binnen 3 maanden na de datum van de uitspraak. Ik heb tot op heden niet de beschikking/uitspraak van u ontvangen van de kantonrechter, waardoor ik ook de termijn niet in de gaten kan houden.

Ik verzoek u mij de beschikking toe te zenden en aan te geven of u wenst dat ik een analyse maak van de haalbaarheid van uw zaak.”

1.10    Bij e-mail van 20 juni 2019 heeft klager verweerster het volgende geschreven:

“Ik heb net gehad en telefoongesprek met [medewerker]. Ik uitlegde dat zonder en positief beslissing van de UWW deskundig ga ik niet in beroep. Dus wenst ik ook geen schattig (in dat geval). Maar ik hop dat ik een positief oordeel ga krigen.

Elk document en tekst van mijn kan gevond zijn op

https://app.simplenote.com/publish/Ks0ht1#cspace_crnp_algemene_samenvatting_voor_beroep . Bvb, in de sectie "Document links", er is de beschikkingschrift, die is de beslissing van de Rechter.”

1.11    Bij e-mail van 23 juni 2019 heeft klager verweerster het volgende geschreven:

“Ik heb iets aan de managers van het bedrijf gevraagd. Zijn advocaat heeft geantwoord met wat ik denk om een bevel van hogerhand (superior order) te zijn: "Eventuele verdere correspondentie dient u aan mij te richten, niet aan de medewerkers van cliënte.”

Ik heb meer aan ze te vragen (bvb toegang t/m kantoor om mijn medisch papier op te halen). Ik kan zuiverig een bevestiging van dat bevel vragen (bvb "Sorry my Dutch is not perfect, do I have only to talk to you or do you want to receive copies...") om meer bewijzen te creeeren, of ik kan stilt blijven omdat dat al een duidelijk bevel was. Wat ben ik geadviseerd om te doen?”

1.12    Bij e-mail van 24 juni 2019 heeft verweersters kantoor klager het volgende meegedeeld:

“Uit onze administratie blijkt dat u de voorschotnota voor de verwachte werkzaamheden tot op heden niet heeft voldaan. Ik verzoek u vriendelijk deze per ommegaande te voldoen. Wanneer de voorschotnota voldaan is zullen wij uw vragen beantwoorden en onze werkzaamheden starten. (…)”

1.13    Verweerster heeft bij e-mail van 25 juni 2019 aan klager het volgende geschreven:

“In aanvulling op onderstaande e-mail zijn er inmiddels reeds werkzaamheden verricht, zoals bestudering van uw e-mails en de bespreking bij ons op kantoor. Om uw laatste e-mail te kunnen beantwoorden zou het fijn zijn dat u de voorschotnota per ommegaande voldoet.

Graag verneem ik ook voor 1 juli a.s. of u de analyse wenst over uw rechtspositie en of u wenst dat ik hoger beroep instel. De vervaltermijn is immers binnen 3 maanden na de uitspraak, en 1 dag te laat is al echt te laat en leidt tot niet-ontvankelijkheid. Om die reden verneem ik graag voor a.s. maandag of u wenst dat ik het hoger beroep instel.

Ik zie uw betaling graag tegemoet.”

1.14    In een e-mail van 25 juni 2019 van 15:15 uur van verweerster aan klager staat:

“Vriendelijk verzoek te reageren op mijn email en de voorschotnota te voldoen.”

1.15    Klager heeft bij e-mail van 25 juni 2019 van 18:28 uur verweerster het volgende meegedeeld:

“Ik denk dat ik al genoeg heb uitlegd. Jullie zijn vrij om niet me als klant accepteren als jullie geen tijdelijk reactie van mijn krijgen”

1.16    Bij declaratienota van 27 juni 2019 heeft verweerster € 195,- voor één uur in rekening heeft gebracht. Het totale bedrag is € 235,95 (inclusief 21% BTW). In de bijbehorende urenspecificatie staat bij de bespreking van 12 juni 2019 één uur vermeld en staat het totale aantal van 2,8 uur voor werkzaamheden zoals e-mails en telefoongesprekken. Verweerster heeft klager op 27 juni 2019 verzocht deze nota binnen veertien dagen te voldoen.     

1.17    Verweerster heeft bij e-mail van 3 juli 2019 klager het volgende meegedeeld:

“Ik heb tot op heden niets meer van u vernomen en de beschikking is afgegeven op 2 mei jl. Dat betekent dat voor 1 augustus a.s. het hoger beroepsschrift ingediend moet worden. Gelet op mijn vakantie van 13 juli tot 5 augustus a.s. en het feit dat ik niet heb vernomen of ik hoger beroep moet instellen, lukt mij dat ook niet meer voor mijn vakantie op 13 juli a.s.

U kunt zich derhalve tot een andere advocaat wenden, indien u hoger beroep gaat instellen. (…)”

1.18    Bij e-mail van 14 augustus 2019 heeft verweersters kantoor klager verzocht tot betaling van de declaratienota van 27 juni 2019.

1.19    Klager heeft bij e-mail van 19 augustus 2019 daarop als volgt gereageerd:

“Ik vind de specificatie van de factuur onvoeldoend. Ik vriendelijk verzoek aan jullie om zoveel mogelijk detailen toe te voeren. Bvb, ik kan niet er vinden de aankomst tijd van de advocaat aan onze gesprek, de adviezen gegeven, etz. Nemen jullie tijd om dit verzoek te voldoen.”

1.20    Verweerster heeft bij e-mail van 28 augustus 2019 klager het volgende meegedeeld:

“Wij zijn met u op 12 juni jl. een overeenkomst van opdracht aangegaan. In deze overeenkomst van opdracht hebben wij afspraken gemaakt met betrekking tot de behandeling van uw zaak, waaronder het door ons gehanteerde uurtarief dat € 195,-- bedraagt vermeerderd met 6% kantoorkosten en BTW. Deze financiële afspraken zijn bevestigd bij e-mail van 12 juni jl. Daarmee liggen de afspraken vast.

De werkzaamheden zijn verantwoord via een gespecificeerd urenoverzicht, en zijn derhalve transparant en verifieerbaar. Het totaal aantal uren dat aan jouw zaak besteed, zijn de feitelijk gemaakt uren, waarbij ik aanteken dat de nota aanzienlijk gematigd is en niet alle uren in rekening gebracht zijn. Ook waren zowel ik als mijn collega bij de bespreking aanwezig, en zijn de uren slechts door voor 1 persoon in rekening gebracht.

Ik begrijp dat het u zwaar valt dat aan uw kwestie veel werkzaamheden zitten, echter dat maakt niet dat daarmee de door ons gemaakte afspraken zijn komen te vervallen met betrekking tot de prijsafspraken.

Ik verzoek u derhalve bijgaande einddeclaratie te voldoen op [rekeningnummer ten name van kantoor van verweerster],  onder vermelding van het factuurnummer.

Mocht u dit niet voldoen, zal ik de vordering overdragen aan onze deurwaarder Van Schendel en Partners ter incasso en zowel incassokosten als de wettelijke rente vorderen.(…)”

1.21    Klager heeft bij e-mail van 30 augustus 2019 van 17.57 uur verweerster als volgt bericht:

“Ik kan niet begrijpen waarom een deurwaarder inschakelen. Ik ben niet aan het weigeren betalen.

Ik ben aan het informatie over de dienst uitgevoerd verzamelen. Waarom kunt u niet de adviezen gegeven vaststellen? Waarom kunt u niet uw aankomsttijd op de afspraak vastellen? Allen met voldoende informatie kan ik controleren met als de factuur gaat in overeenkomst met mijn bewijsmaterialen -- Ik heb het alles -- en, daarna beginnen met bezwaren, als ik denk dat alles niet prima is -- ik ga u laten weten. De specificatie van de factuur is nog steeds onvoldoend.

Als u toch gaat een deurwaarder inschakelen, verzoek ik vriendelijk om waaneer u bent plan van dat te doen. Als hij hier komen, zonder die informatie, is een kans er dat ik niet genoeg tijd om te verzamelen en om u te informeren welke acties ga ik nemen als u de dialoog verbreken. (…)”

1.22    In een e-mail van 30 augustus 2019 van 17.58 uur van verweerster staat:

“(…) Ik ben vandaag afwezig. Maandag ben ik weer aanwezig en worden uw e-mails beantwoord (…)”.

1.23    Verweerster heeft klager bij brief van 2 september 2019 gesommeerd tot betaling van de declaratie van 27 juni 2019 van een bedrag van € 235,95 en meegedeeld dat indien klager niet binnen veertien dagen overgaat tot betaling zij de vordering ter incasso zal overdragen aan een deurwaarder en dat hij op dat moment € 40,- incassokosten verschuldigd is.

1.24    Bij brief van 11 september 2019 heeft een deurwaarderskantoor klager gesommeerd tot betaling van de declaratie van 27 juni 2019 en incassokosten van

€ 40,-.

1.25    Op 9 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster: 

a)    voor een afspraak op 12 juni 2019 één uur in rekening te brengen, terwijl de afspraak korter heeft geduurd;

b)    hem in haar e-mailbericht van 25 juni 2019 te verzoeken te reageren op haar e-mail en de voorschotnota te voldoen;

c)    hem niet vóór de bespreking op 12 juni 2019 te informeren over haar uurtarief;

d)    druk op hem uit te oefenen om een analyse van zijn rechtspositie te maken zonder het deskundigenoordeel van het UWV af te wachten;

e)    het deskundigenoordeel van het UWV niet af te willen wachten in verband met een voorgenomen vakantie;

f)    hem een factuur te sturen voor een afspraak zonder duidelijk aan te geven wat de begin- en eindtijd van die afspraak was;

g)    niet te reageren op zijn e-mail van 30 augustus 2019, maar in plaats daarvan een incassobureau in te schakelen;

h)    hem te intimideren en op kosten te jagen door een incassoprocedure te starten;

i)     ten onrechte kantoorkosten in rekening te brengen;

j)     te laten stellen "Bij de bespreking waren [verweerster] en een collega van haar aanwezig, en zijn de uren slechts door 1 persoon in rekening gebracht", terwijl de collega een secretaresse is, zodat die uren in elk geval niet in rekening gebracht kunnen worden;

k)    e-mailcorrespondentie en telefoongesprekken dubbel in rekening te brengen;

l)     e-mailcorrespondentie en telefoongesprekken in rekening te brengen terwijl hij dat niet verschuldigd is;

m)   een nep-advertentie op www.klantenvertellen.nl te plaatsen;

n)    een te hoog uurtarief in rekening te brengen;

o)    ten onrechte 4 uur als voorschotnota in rekening te brengen voor het maken van een analyse van zijn rechtspositie, terwijl een andere advocaat dat in 1,5 uur heeft gedaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Klachtonderdelen a), b), c), f), g), j), k), l), n) en 0)

4.1    Deze klachtonderdelen zien op het declareren door verweerster.

4.2    Verweerster heeft het volgende aangevoerd. De bespreking op 12 juni 2020 begon om 10.00 uur en heeft ruim een uur geduurd. Zij heeft tijdens het gesprek meegedeeld dat een uur rekening zal worden gebracht, waarmee klager akkoord is gegaan. Verweerster heeft niet alle werkzaamheden daadwerkelijk gefactureerd. De e-mailcorrespondentie en dossierstudie zijn niet doorberekend. De doorberekening van één uur is dus redelijk. Iedere cliënt die haar kantoor belt krijgt van te voren te horen wat het uurtarief is. Klager is hiermee akkoord gegaan. Dat is klager voorafgaand aan de bespreking bevestigd, tijdens de bespreking en daarna bij e-mails van 12 juni 2019 en 14 juni 2019. Klager heeft een factuur ontvangen voor de bespreking, conform hetgeen was afgesproken. Het was volgens verweerster noodzakelijk dat klager de voorschotnota zou betalen om zijn e-mails te blijven beantwoorden. Klager heeft geen bezwaar gemaakt tegen het declareren van de kantoorkosten die in de opdrachtbevestiging staan. Het is ook gebruikelijk om kantoorkosten in rekening te brengen. De collega die bij de bespreking van 12 juni 2020 aanwezig was, was geen secretaresse, maar een juridisch medewerker/jurist. Hiervoor zijn geen kosten in rekening gebracht. Verweerster betwist dat zij kosten van telefoongesprekken en e-mailcorrespondentie (dubbel) in rekening heeft gebracht. Het staat haar vrij te bepalen op hoeveel uur zij een analyse inschat, helemaal als er daarna een concept hogerberoepschrift opgesteld moet worden. Klager heeft de voorschotnota nooit betaald, maar heeft alleen voor de bespreking een declaratie ontvangen, aldus verweerster.

4.3    De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter niet bevoegd is om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele of de geschillenprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren.

4.4    Ten aanzien van klachtonderdelen a) en c), overweegt de voorzitter als volgt. Partijen hebben uiteenlopende lezingen of verweerster klager vóór de bespreking op 12 juni 2019 over het uurtarief heeft geïnformeerd en of deze bespreking één uur heeft geduurd. In dergelijke gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Aan beantwoording van de vraag of verweerster zich klachtwaardig heeft gedragen wordt immers pas toegekomen als is vastgesteld dat het verweten handelen of nalaten feitelijk heeft plaatsgevonden. Dit is niet het geval. Klachtonderdelen a) en c) zijn kennelijk ongegrond.

4.5    Ten aanzien van klachtonderdeel b) wordt als volgt overwogen. Verweerster heeft met haar verzoek bij e-mail van 25 juni 2019 de voorschotnota te betalen en met haar mededeling dat zij na de betaling van de voorschotnota zijn vragen zal beantwoorden niet klachtwaardig gehandeld. Verweerster heeft klager reeds na de bespreking op 12 juni 2019 verzocht de voorschotnota te voldoen, wat hij niet heeft gedaan. Klager heeft vervolgens een aantal malen vragen aan verweerster gesteld, waarop zij uiteindelijk heeft meegedeeld dat zij eerst na ontvangst van de betaling zijn vragen zal beantwoorden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster is geen sprake. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond. 

4.6    Ten aanzien van het verwijt van klager in klachtonderdeel f) dat verweerster geen begin- en eindtijd op de declaratienota heeft vermeld, wordt als volgt overwogen. Verweerster heeft klager bij e-mail van 14 juni 2019 bericht dat voor de bespreking één uur in rekening wordt gebracht. Klager heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet hierop kan klager verweerster niet het (tuchtrechtelijke) verwijt maken dat zij niet de begin- en eindtijd van de bespreking op de declaratienota heeft vermeld. Klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond.

4.7    Ten aanzien van het verwijt van klager in klachtonderdeel i) dat verweerster ten onrechte kantoorkosten in rekening heeft gebracht, stelt de voorzitter vast dat verweerster klager bij e-mail van 12 juni 2019 heeft geïnformeerd over het uurtarief dat wordt vermeerderd met 6% kantoorkosten. Klager heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Verweerster heeft aangevoerd dat het gebruikelijk is kantoorkosten in rekening te brengen. Verweerster heeft aldus gedeclareerd volgens de regels van haar kantoor en zoals was overeengekomen. Van excessief declareren is geen sprake. Klachtonderdeel i) is kennelijk ongegrond.

4.8    Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel j) dat zij ten onrechte de kosten van de medewerker die bij de bespreking op 12 juni 2019 was, in rekening heeft gebracht. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster, zijn stelling niet of onvoldoende nader onderbouwd. Klachtonderdeel j) is kennelijk ongegrond.

4.9    Ten aanzien van klachtonderdelen k) en l) overweegt de voorzitter als volgt. Blijkens de declaratienota en de urenspecificatie heeft verweerster de kosten van e-mails en het telefoneren niet in rekening gebracht. Klager wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog dat verweerster ten onrechte deze kosten (dubbel) in rekening heeft gebracht. Klachtonderdelen k) en l) zijn ook kennelijk ongegrond.

4.10    Klager verwijt verweerster in de klachtonderdelen n) en o) dat haar uurtarief hoger is  dan dat van advocaten met dezelfde leeftijd en dat zij ten onrechte vier uur heeft gedeclareerd. De voorzitter stelt vast dat verweerster klager bij e-mail van 12 juni 2019 heeft geïnformeerd over haar uurtarief. Klager heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De voorzitter acht het door verweerster gehanteerde tarief niet onredelijk. Voorts is niet gebleken dat het aantal van vier uren niet in redelijke verhouding stond tot de werkzaamheden die verweerster verwachtte te verrichten. Dat, zoals klager stelt, een andere advocaat minder uren hiervoor in rekening brengt, leidt niet zonder meer tot het oordeel dat het aantal uren dat verweerster verwachtte te verrichten buitensporig zou zijn. Van excessief declareren is geen sprake. Klachtonderdelen n) en o) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen d) en e)

4.11    Klager verwijt verweerster in deze klachtonderdelen dat zij druk op hem heeft uitgeoefend om een analyse van zijn rechtspositie te maken zonder het deskundigenoordeel van het UWV af te wachten, terwijl het instellen van hoger beroep zonder dit deskundigenoordeel kansloos was. Ook heeft zij in verband met haar voorgenomen vakantie het deskundigenoordeel niet willen afwachten.

4.12    Verweerster betwist druk op klager te hebben uitgeoefend en voert aan dat zij klager, in verband met de vervaltermijn in hoger beroep, een aantal malen heeft verzocht aan te geven of hij het opstellen van een analyse en het hoger beroepsschrift wenste. 

4.13    De voorzitter stelt vast dat verweerster klager, op 19 juni 2019 en op 25 juni 2019, twee maal heeft verzocht om gelet op de termijn voor het instellen van hoger beroep aan te geven of hij gebruik wenst te maken van haar diensten. Zij heeft dus, gelet op het belang van het tijdig instellen van hoger beroep aangedrongen op een reactie van klager. Klager heeft dit als druk ervaren. De voorzitter is echter niet gebleken van het uitoefenen van (ongeoorloofde) druk door verweerster. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

4.14    Verweerster betwist dat zij in verband met een voorgenomen vakantie het deskundigenoordeel niet heeft willen afwachten. Zij heeft klager na drie e-mails, waarin zij hem verzocht aan te geven of zij hoger beroep moest instellen, op 3 juli 2019 meegedeeld dat zij geen hoger beroep zal instellen en geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden, omdat zij van 13 juli 2019 tot 5 augustus 2019 op vakantie ging. De heeft zij gedaan omdat klager niet op haar e-mails reageerde.

4.15    De voorzitter overweegt dat klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster, zijn stelling niet nader heeft onderbouwd. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond

Klachtonderdelen g) en h)

4.16    Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

4.17    Klager verwijt verweerster klachtwaardig te hebben gehandeld door niet op zijn e-mail van 30 augustus 2019 te reageren en een incassobureau in te schakelen. Het had verweerster duidelijk moeten zijn dat hij de zaak wilde schikken. Verweerster heeft ook klachtwaardig gehandeld door hem te intimideren en op kosten te jagen door een incassoprocedure te starten. Zij wist dat hij in het buitenland verbleef en is daarom bewust in die periode de incassoprocedure gestart.

4.18    Verweerster stelt dat zij verweersters e-mail van 30 augustus 2019 niet heeft ontvangen. Zij heeft klager op 28 augustus 2019 nogmaals erop gewezen dat hij de nota moest voldoen en dat zij anders het dossier zou overdragen aan een deurwaarder.

4.19    De voorzitter overweegt als volgt. In het klachtdossier bevindt zich de e-mail van klager van 30 augustus 2019 aan verweerster en een e-mail van één minuut later afkomstig van verweersters e-mailadres, waarin staat dat zij niet aanwezig is. Gelet hierop mag ervan worden uitgegaan dat verweerster klagers e-mail van 30 augustus 2019 heeft ontvangen. Verweerster heeft echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet op klagers e-mail te reageren en de declaratie ter incasso aan een deurwaarder over te dragen. Van belang hierbij is dat verweerster klager daarvoor herhaaldelijk heeft verzocht de declaratienota te voldoen. Bij e-mail van 28 augustus 2019 heeft zij klager nogmaals erop gewezen dat indien de nota niet wordt voldaan de declaratie zal worden overgedragen aan een deurwaarder. Op 2 september 2019 heeft zij dit herhaald.  Dat zij de declaratie vervolgens ter incasso aan een deurwaarder heeft overgedragen is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Uit het klachtdossier volgt niet dat verweerster daarbij jegens klager intimiderend is geweest. Klager heeft dit zo ervaren, maar van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag van verweerster is niet gebleken. Klachtonderdelen g) en h) zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel m)

4.20    Klager heeft aangevoerd dat verweerster een nep-advertentie op www. klantenvertellen.nl heeft geplaatst. Volgens klager zijn het recensies van vrienden van verweerster of verzonnen recensies. Klager stelt ook dat verweerster recensies filtert die niet hoog genoeg zijn.

4.21    De voorzitter overweegt dat klager, tegenover de betwisting van verweerster, zijn stelling niet nader heeft onderbouwd. Klachtonderdeel m) is daarom niet vast te stellen en eveneens kennelijk ongegrond.

.

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2021.

Griffier                                                                             Voorzitter

Verzonden d.d. 16 juni 2021