ECLI:NL:TADRAMS:2021:271 Raad van Discipline Amsterdam 21-424/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:271
Datum uitspraak: 25-11-2021
Datum publicatie: 30-11-2021
Zaaknummer(s): 21-424/A/NH
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 november 2021
in de zaak 21-424/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 mei 2021 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 10 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 10 mei 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ks/1357625 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 21 juni 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 21 juli 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 6 augustus 2021, de e-mail met bijlagen van klaagster aan de raad van 12 oktober 2021, de e-mail met bijlagen van verweerder aan de raad van 22 oktober 2021 en de e-mail van klaagster aan de raad van 24 oktober 2021.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De voorzitter is van een onjuiste maatstaf uitgegaan. De onderhavige klacht ziet niet op hetzelfde feitencomplex als waarop de in de beslissing van 31 mei 2021 beoordeelde klacht berust.
2.3    Tegen de vaststelling van de feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2021.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op 22 november 2021