ECLI:NL:TADRAMS:2021:270 Raad van Discipline Amsterdam 21-363/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:270
Datum uitspraak: 25-11-2021
Datum publicatie: 30-11-2021
Zaaknummer(s): 21-363/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 november 2021
in de zaak 21-363/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 mei 2021 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 6 november 2020, aangevuld op 17 en 18 november 2020 en 6 en 11 februari 2021, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 10 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/1276305 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 31 mei 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 30 juni 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij waren partijen aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De feiten die de voorzitter in 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.7 en 1.9 heeft vastgesteld zijn niet juist dan wel onvolledig.
2.3    Verweerster heeft zich niet gesteld (en daarmee ook niet) onttrokken in de strafprocedure in eerste aanleg; er is immers een verstekvonnis gewezen. Verweerster heeft op 27 augustus 2020 in de strafzaak tegen klaagster hoger beroep ingesteld en een appelschriftuur ingediend. Dat is de reden dat zij stond ingeschreven in het systeem van het hof.
2.4    Op de zitting van 1 februari 2021 deelde de raadsheer van het hof mee dat hij in de veronderstelling was dat verweerster zou verschijnen. Blijkbaar heeft verweerster daarvan melding gemaakt.
2.5    Uit het begeleidend schrijven van de griffie van het hof blijkt dat er uitstel is verzocht ten aanzien van de onderzoekswensen.
2.6    Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor wat betreft de door de voorzitter vastgestelde feiten die volgens klaagster onjuist dan wel onvolledig zijn verwijst de raad naar hetgeen hij hierna in 4.2 heeft overwogen.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. De raad overweegt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klaagster voor haar gunstig en relevant acht. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken, met uitzondering van 1.3 van de voorzittersbeslissing. Daarin staat per abuis dat klaagster op 27 augustus 2020 hoger beroep heeft ingesteld, terwijl dit 26 augustus 2020 moet zijn. Dit kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet, nu dit voor de beoordeling van de klacht niet van belang is. 
4.3    De raad is verder van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2021.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op 22 november 2021