ECLI:NL:TADRAMS:2021:269 Raad van Discipline Amsterdam 21-362/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:269
Datum uitspraak: 25-11-2021
Datum publicatie: 30-11-2021
Zaaknummer(s): 21-362/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 november 2021
in de zaak 21-362/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 mei 2021 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 16 september 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 10 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/1248703 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 31 mei 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 30 juni 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 6 augustus 2021, de e-mail met bijlagen van klaagster aan de raad van 12 oktober 2021, de e-mail met bijlagen van verweerder aan de raad van 22 oktober 2021 en de e-mail van klaagster aan de raad van 24 oktober 2021.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De feiten die de voorzitter in 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4 heeft vastgesteld zijn niet juist dan wel onvolledig.
2.3    Het oordeel van de voorzitter is prematuur. Zij beschikte niet over alle feiten en heeft te snel een beslissing genomen waardoor de helft van de stukken niet is meegenomen c.q. er nog stukken zijn die verweerder over moet leggen en die bij de beslissing betrokken moeten worden.
2.4    Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor wat betreft de door de voorzitter vastgestelde feiten die volgens klaagster onjuist dan wel onvolledig zijn verwijst de raad naar hetgeen hij hierna in 4.2 heeft overwogen.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. De raad overweegt dat niet alle door partijen naar voren gebrachte feiten volledig behoeven te worden vastgesteld. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. In het bijzonder behoefde de voorzitter niet al die feiten op te nemen die klaagster voor haar gunstig en relevant acht. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn, is niet gebleken, met uitzondering van 1.1 van de voorzittersbeslissing Klaagster heeft terecht aangevoerd dat de civiele procedure die in 1.1 van de beslissing van de voorzitter is genoemd zag op zes gedaagden in plaats van vijf. Dit kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet nu dit voor de beoordeling van de klacht niet van belang is.
4.3    De raad is verder van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2021.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op 22 november 2021