ECLI:NL:TADRAMS:2021:267 Raad van Discipline Amsterdam 21-612/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:267
Datum uitspraak: 25-11-2021
Datum publicatie: 30-11-2021
Zaaknummer(s): 21-612/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de eigen advocaat gedeeltelijk gegrond. Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij namens klaagster een ingebrekestelling heeft verstuurd en bezwaar heeft gemaakt zonder toestemming van klaagster en dat hij de toevoegingen op naam van klaagster heeft geprobeerd te beëindigen. De raad acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 november 2021
in de zaak 21-612/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 15 januari 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 15 juli 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1321193/EJH/KV van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de per e-mail gestuurde brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 24 oktober 2021.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Verweerder heeft klaagster bijgestaan in verschillende bestuursrechtelijke procedures.
2.3    Op 25 februari en 22 juli 2020 heeft klaagster zich bij verweerder beklaagd over zijn bijstand. 
2.4    Bij e-mail van 23 juli 2020 heeft een medewerkster van verweerder klaagster een door verweerder namens klaagster verstuurde ingebrekestelling gestuurd. Bij e-mail van 10 augustus 2020 heeft klaagster verweerder meegedeeld dat zij niet voor deze ingebrekestelling wenst te betalen omdat de ingebrekestelling zonder overleg met haar is verstuurd.
2.5    Bij e-mail van 12 augustus 2020 heeft klaagster zich bij verweerder wederom beklaagd over zijn bijstand. Verweerder heeft in eerste instantie geprobeerd in onderling overleg tot een oplossing van de klachten van klaagster te komen. Dat is niet gelukt, waarna verweerder de klachten heeft doorgestuurd naar de klachtenfunctionaris van zijn kantoor, mr. Van D.
2.6    Bij e-mail van 27 augustus 2020 heeft een medewerkster van verweerder klaagster opdrachtbevestigingen en twee door verweerder namens klaagster ingediende bezwaarschriften gestuurd. Bij e-mail van dezelfde dag heeft klaagster verweerder onder meer geschreven:
“Ik heb géén toestemming verleend tot het indienen van bezwaar tegen het besluit in de brief van 4 augustus gericht aan u aangaande ingebreke stelling en dwangsom. Helaas is voornoemde brief ook niet eerder onder mijn attentie gebracht, vóór het indienen van bezwaar. Ik apprecieer het niet als procedures worden ingesteld in mijn zaak zonder mijn akkoord.”
2.7    Bij twee afzonderlijke e-mails van eveneens 27 augustus 2020 heeft verweerder klaagster zijn excuses aangeboden en haar aangeboden het bezwaar te laten doorlopen zonder toevoeging.
2.8    Bij e-mail van 9 september 2020 heeft klaagster verweerder onder meer het volgende geschreven:
“Bij deze mijn 2 beroepen die ik heb ingesteld. (…)
In uw antwoord via de mail op 12 augustus 2020 op mijn klacht gaf u aan dat u inmiddels per heden besloten had helemaal niks nieuws meer voor mij in te dienen. Hierdoor voelde ik mij genoodzaakt om voor het verstrijken van 1 beroepstermijn (…) zelf uitstel te vragen voor de beroepen. Helaas werd uk gebeld door de rechtbank Amsterdam en was het moeilijk om te zeggen of de rechter mij uitstel zou verlenen om beroep in te stellen. Dus heb ik op advies besloten beroepen in te dienen zonder gemachtigde (…)
Graag het verzoek om bij mijn zaken, voornamelijk de beroepen transparant te blijven over de (te maken) kosten en de haalbaarheid.”  
2.9    Bij e-mail van 10 september 2020 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij de zaken van haar kan overnemen, de griffierechten kan betalen, bijzondere bijstand voor haar kan aanvragen voor de eigen kosten en toevoegingen voor haar kan aanvragen. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Klaagster en verweerder hebben vervolgens met elkaar gecorrespondeerd over de verschillende door klaagster over verweerder ingediende klachten.
2.10    Bij e-mail van 30 september 2020 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:
“Gezien de lopende klacht tegen mij heb ik besloten geen nieuwe zaken meer voor u op te starten en alleen de lopende zaken af te handelen. 
Ik stelde me nog niet in de twee beroepszaken die u zelf hebt opgestart en u dient deze dus zelf af te handelen.”
2.11    Bij e-mail van 13 oktober 2020 heeft klaagster verweerder meegedeeld dat zij gezien de omstandigheden afziet van de formele afhandeling van de door haar over hem ingediende klachten.
2.12    Bij e-mail van 23 oktober 2020 heeft verweerder klaagster naar aanleiding van een aan haar op 25 september 2020 toegestuurde beslissing op bezwaar meegedeeld dat hij niet voor haar in beroep zal gaan.
2.13    Op 23 oktober 2020 heeft klaagster bij het kantoor van verweerder een vierde klacht over verweerder ingediend. Mr. Van D heeft de klacht als klachtenfunctionaris in behandeling genomen.
2.14    Bij e-mail van dezelfde dag heeft klaagster verweerder onder meer geschreven:
“U hebt al aangegeven dat ik mijn 2 beroepen zelf ter hand moet gaan nemen en niet meer procedures zal instellen. Hierbij wil ik graag ook dat de overige zaken, waaronder beroepen die jullie al hadden ingesteld ook compleet worden overgedragen aan mij. (…)
Ik wil ook dat uit goed fatsoen en redelijkheid wel de benodigde dossierstukken ontvangen (…) Joh, misschien ook een idee om een overzicht te sturen en mijn dossier te geven sinds er de afgelopen tijd nieuwe procedures bij waren gekomen.”
2.15    Op 11 november 2020 heeft klaagster haar dossiers van verweerder gekregen.
2.16    Op 18 november 2020 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoegingen met kenmerken 4OD4106, 4OG5089 en 4OH5821 in te trekken met als reden dat klaagster de zaak zelf op zich wil nemen. Op 23 november 2020 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de intrekking van de toevoegingen met kenmerken 4OG5089 en 4OH5821 als niet verzonden te beschouwen en de toevoegingen te beëindigen vanwege een verschil van inzicht. Op 7 december 2020 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de intrekking van de toevoeging met kenmerk 4OD4106 aan te passen naar een beëindiging van de toevoeging vanwege een verschil van inzicht.
2.17    Mr. Van D heeft de klachtenprocedure op enig moment als afgerond beschouwd. Klaagster was het daar niet mee eens, waarna zij een gesprek heeft gehad over haar klachten met mr. El A. Bij brief van 7 december 2020 heeft mr. El A klaagster onder meer het volgende geschreven:
“Recent heeft u met mij gesproken met betrekking tot uw klachten jegens [verweerder]. In dat kader bericht ik u als volgt.
U wilde eventuele vervolgstappen weten in verband met de lopende procedures. [Verweerder] geeft aan dat wat hem betreft zijn:
20201504 (…)
Deze zaak betreft een beroepsprocedure tegen een beslissing op bezwaar waarbij de gemeente Amsterdam de bezwaren, gericht tegen het afwijzen van een dwangsom omdat niet tijdig werd beslist op uw aanvraag om bijzondere bijstand ten onrechte ongegrond verklaart. Op 1 oktober jl. zijn de nadere gronden van het beroep verzonden. De zaak is aanhangig bij de rechtbank. Er hoeft momenteel niets te gebeuren, het is afwachten tot de rechtbank u een uitnodiging voor de zitting toestuurt. [Verweerder] heeft zich onttrokken aan de zaak en verzocht verdere correspondentie aan u toe te zenden.
20200519 (…)
Deze zaak betreft een beroepsprocedure tegen het niet tijdig beslissen van de gemeente Amsterdam over de aanvraag om een bijstandsuitkering van 1 augustus 2019. De rechtbank heeft dit beroep vereenvoudigd behandeld (…) en op 28 mei 2020 uitspraak gedaan. (…) Tegen de vereenvoudigde behandeling en de bijbehorende uitspraak is verzet ingesteld bij de rechtbank. Nadere gronden van het verzetschrift zijn verzonden, tevens is verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om over het verzet te worden gehoord. Het is voor nu afwachten of de rechtbank u daartoe in de gelegenheid stelt. [Verweerder] heeft zich onttrokken aan de zaak en verzocht verdere correspondentie aan u toe te zenden.
20201334 (…)
Deze zaak betreft een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand in een andere zaak (…) De gemeente heeft met de brief van 16 oktober 2020 de beslistermijn om op dit bezwaar te beslissen met zes weken opgeschort en uiterlijk 11 december 2020 zou een beslissing op het bezwaar moeten komen. Er stond een telefonische hoorzitting gepland op 25 november om 11:00 uur, welke in verband met de onttrekking van [verweerder] geen doorgang heeft gevonden. [Verweerder] adviseert u om contact op te nemen met de gemeente Amsterdam over het inplannen van een nieuwe hoorzitting. [Verweerder] heeft zich onttrokken aan de zaak en verzocht verdere correspondentie aan u toe te zenden.
20201302 (…)
Deze zaak betreft een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de aanvraag om aanvullende bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand in een andere zaak (…) Onlangs, op 25 november 2020 hebben wij het besluit ontvangen. Het bezwaarschrift is gegrond verklaard. Deze zaak is dus afgerond en er hoeven geen verdere stappen te worden ondernomen. (…)
20201337 (…)
Deze zaak betreft een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van het verzoek om een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op een aanvraag om bijzondere bijstand. De gemeente heeft met de brief van 14 oktober 2020 de beslistermijn om op dit bezwaar te beslissen met zes weken opgeschort en uiterlijk 8 december 2020 zou een beslissing op het bezwaar moeten komen. In deze zaak is enkel een korte bezwaargrond in het bezwaarschrift opgenomen. De gemeente zal u waarschijnlijk nog in de gelegenheid stellen nadere gronden van het bezwaarschrift toe te sturen. Ook is in het bezwaarschrift verzocht om een hoorzitting, maar deze is nog niet ingepland. [Verweerder] heeft zich onttrokken aan de zaak en verzocht verdere correspondentie aan u toe te zenden.
(…)
Vanwege de juridische complexiteit van bestuursrechtelijke zaken raadt [verweerder] u (…) dringend aan zo spoedig mogelijk een andere gemachtigde in te schakelen.
In dat verband heb ik tijdens ons gesprek op kantoor u doorverwezen naar advocaat (…) Met uw uitdrukkelijke toestemming heb ik contact met haar gehad en haar bereid gevonden om uw zaak/zaken te bekijken (…)
Verder kan ik bevestigen dat [verweerder] u geen nota’s zal toezenden voor eigen bijdrage en/of griffierecht voor de door hem behandelde zaken.
[Verweerder] heeft daarnaast bij mij aangegeven dat de dwangsom inmiddels integraal aan u is overgemaakt.
(…)
Mogelijk is een enkele keer de communicatie niet optimaal geweest waarvoor [verweerder] nogmaals zijn excuses aanbiedt.
Voor zover ik kan zien zijn de opdrachten verder steeds bevestigd, is alles in zoveel mogelijk in overeenstemming met u geschied, hebt u geen enkele eigen bijdrage of griffierecht zelf hoeven te betalen (…), zullen verder geen kosten bij u in rekening worden gebracht en wordt tot slot de dwangsom integraal aan u doorgestort wanneer deze is ontvangen.
Op grond van vorengaande acht ik de klachtafhandeling gesloten.”
2.18    Op 19 januari 2021 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoegingen met kenmerken 4OD4106, 4OG5089 en 4OH5821 alsnog in te trekken. Op 28 januari 2021 heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoeging met kenmerk 4OD4106 om te zetten in een Lichte Advies Toevoeging (de andere twee toevoegingen betreffen ook Lichte Advies Toevoegingen). Alle drie de toevoegingen zijn uiteindelijk ingetrokken.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
a)    Verweerder heeft niet goed met klaagster gecommuniceerd en bepaalde handelingen verricht zonder haar toestemming.
b)    Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door klaagster te weinig te betrekken bij de procedures.
c)    Verweerder heeft de klachten van klaagster vanaf het begin niet formeel opgepakt en haar niet gewezen op de klachtenprocedure die op de website van zijn kantoor staat vermeld.
d)    Verweerder heeft klaagster, nadat hij zich had onttrokken, geen juridisch advies gegeven over de te nemen vervolgstappen, haar niet doorverwezen naar een andere advocaat, geen inzicht verschaft in de nog lopende procedures en niet de volledige dossiers aan haar afgegeven ondanks meerdere verzoeken daartoe van klaagster.
e)    Verweerder heeft de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de toevoegingen op naam van klaagster te beëindigen – met daarbij overigens een onjuiste toelichting – terwijl hij wist dat klaagster op basis van die toevoegingen verder wilde procederen met een andere advocaat.
f)    Verweerder had zorgvuldiger en meer attent moeten zijn op het feit dat het vinden van een nieuwe advocaat gezien de omstandigheden voor klaagster moeizaam zou kunnen gaan, aangezien hij het merendeel van de toevoegingen zou kunnen opeisen.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdeel a)
5.2    Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat hij niet goed met haar heeft gecommuniceerd en bepaalde handelingen heeft verricht zonder haar toestemming. Volgens klaagster heeft verweerder bijvoorbeeld namens haar een ingebrekestelling verstuurd zonder dat zij daar toestemming voor had gegeven en heeft hij zonder haar toestemming namens haar bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente van 4 augustus 2020. 
5.3    De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft erkend dat hij zonder toestemming van klaagster een ingebrekestelling heeft verstuurd en bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van de gemeente. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook gegrond. Dat verweerder overigens niet goed met klaagster heeft gecommuniceerd of handelingen heeft verricht zonder toestemming van klaagster heeft klaagster niet onderbouwd en dit blijkt ook niet uit het klachtdossier. Klachtonderdeel a) is daarom voor het overige ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4    In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door haar te weinig te betrekken bij de procedures. In de toelichting op dit klachtonderdeel heeft klaagster verwezen naar de twee voorbeelden die zij bij klachtonderdeel a) heeft genoemd. Verder stonden er volgens klaagster fouten in nadere gronden die eenvoudig voorkomen hadden kunnen worden door klaagster in de procedure te betrekken, aldus klaagster. 
5.5    De raad overweegt als volgt. In 5.3 is reeds geoordeeld over de twee voorbeelden die klaagster bij klachtonderdeel a) heeft genoemd. Klachtonderdeel b) is in zoverre gegrond. Dat verweerder klaagster overigens onvoldoende heeft betrokken bij de procedures of onjuistheden heeft vermeld in nadere gronden heeft klaagster onvoldoende onderbouwd en dit blijkt ook niet uit het klachtdossier. Klachtonderdeel b) is voor het overige ongegrond. 
Klachtonderdeel c)
5.6    Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel c) dat hij haar klacht vanaf het begin niet formeel heeft opgepakt en haar niet heeft gewezen op de interne klachtenprocedure van zijn kantoor. 
5.7    De raad overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat verweerder eerst heeft geprobeerd om in onderling overleg tot een oplossing voor klaagsters klachten (die zij in februari, juli en augustus 2020 bij hem had ingediend) te komen alvorens de formele klachtenprocedure van zijn kantoor te doorlopen. Dat valt hem niet tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder heeft de klachten uiteindelijk - op verzoek van klaagster - wel doorverwezen naar de klachtenfunctionaris van zijn kantoor, waarna klaagster de klachten heeft ingetrokken voordat de klachtenfunctionaris aan een inhoudelijke beoordeling ervan was toegekomen. Klachtonderdeel c) is ongegrond.
Klachtonderdeel d)
5.8    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij haar, nadat hij zich had onttrokken, geen juridisch advies heeft gegeven over de vervolgstappen, haar niet heeft verwezen naar een andere advocaat, geen zicht heeft verschaft in de nog lopende procedures en niet het volledige dossier aan haar heeft afgegeven ondanks meerdere verzoeken daartoe.
5.9    De raad overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is dat het de advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Dat daarvan sprake is geweest, heeft klaagster niet onderbouwd en dat blijkt ook niet uit het klachtdossier. Anders dan klaagster kennelijk veronderstelt, was verweerder niet gehouden haar advies te geven over de te nemen vervolgstappen of haar te verwijzen naar een andere advocaat. Overigens heeft mr. El A – geheel onverplicht – een andere advocaat bereid gevonden om naar de zaken van klaagster te kijken, zo blijkt uit de brief van mr. El A van 7 december 2020. Verder is niet gebleken dat verweerder onredelijk lang heeft gewacht met het verstrekken van de dossiers aan klaagster. Uit het klachtdossier blijkt dat klaagster op 23 oktober 2020 heeft gevraagd om haar dossiers en dat zij de dossiers op 11 november 2020 van verweerder heeft gekregen. Bovendien beschikte klaagster, zoals zij op zitting van de raad heeft erkend, al over alle dossierstukken. Klachtonderdeel d) is eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel e)
5.10    Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel e) dat hij zonder haar daarvan op de hoogte te stellen de Raad voor Rechtsbijstand heeft verzocht de drie toevoegingen op haar naam te beëindigen, terwijl hij wist dat zij in die zaken verder wilde procederen met een andere advocaat. Verweerder heeft daarbij een onjuiste reden voor de beëindiging opgegeven.
5.11    De raad overweegt als volgt. Klaagster verwijt verweerder terecht dat hij in eerste instantie heeft geprobeerd de toevoegingen op haar naam te beëindigen. Verweerder wist immers dat klaagster verder wilde procederen met een andere advocaat en het beëindigen van de toevoegingen zou dat kunnen belemmeren. Dat zou namelijk betekenen dat er (door een opvolgend advocaat) geen nieuwe toevoeging meer zou kunnen worden aangevraagd en er door de opvolgend advocaat verrekend zal moeten worden met verweerder. Verweerder heeft bovendien een onjuiste reden voor beëindiging van de toevoegingen gegeven. Klachtonderdeel e) is dan ook gegrond. Verweerder heeft de toevoegingen overigens uiteindelijk allemaal laten intrekken, zodat er in dat opzicht geen beletsel meer bestaat voor klaagster om een andere advocaat te vinden om haar bij te staan. 


Klachtonderdeel f)
5.12    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij zorgvuldiger en meer attent had moeten zijn op het feit dat het vinden van een nieuwe advocaat gezien de omstandigheden moeizaam zou kunnen gaan, aangezien hij het merendeel van de toevoegingen zou kunnen opeisen.
5.13    De raad overweegt als volgt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien op grond waarvan verweerder tuchtrechtelijk gezien was gehouden zorgvuldiger en meer attent te zijn op het feit dat het vinden van een nieuwe advocaat gezien de omstandigheden voor klaagster moeizaam zou kunnen gaan. Klachtonderdeel f) is ongegrond. 

    
6    MAATREGEL
6.1    Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij namens klaagster een ingebrekestelling heeft verstuurd en bezwaar heeft gemaakt zonder toestemming van klaagster en dat hij de toevoegingen op naam van klaagster heeft geprobeerd te beëindigen. De raad acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart klachtonderdelen a) en b) gedeeltelijk en klachtonderdeel e) geheel gegrond;
-    verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; 
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. H.B. de Regt en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op 22 november 2021