ECLI:NL:TADRAMS:2021:204 Raad van Discipline Amsterdam 21-658/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:204
Datum uitspraak: 13-09-2021
Datum publicatie: 20-09-2021
Zaaknummer(s): 21-658/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Klager heeft niet onderbouwd dat verweerder hem heeft beledigd of bedreigd. Het valt verweerder voorts niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek van de advocaat van klager om een verklaring af te geven.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  13 september 2021

in de zaak 21-658/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar

advocaat te Nijmegen

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 augustus 2021 met kenmerk 1192761/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13. De voorzitter heeft tevens kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 10 september 2021.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidings-procedure. Klager is in die procedure onder meer veroordeeld tot terugbetaling van de bruidsschat. Klager heeft vervolgens een bedrag van bijna € 32.000,- betaald aan een door verweerder ingeschakelde deurwaarder. De deurwaarder heeft de betaling per e-mail aan klager bevestigd.

1.2    Bij e-mail van 18 februari 2020 heeft de advocaat van klager verweerder gevraagd om een verklaring af te geven waaruit blijkt dat klager aan zijn verplichting heeft voldaan voor wat betreft de bruidsgave. Bij e-mail van 21 februari 2020 heeft verweerder de advocaat van klager meegedeeld dat hij namens zijn cliënte een dergelijke verklaring niet af kan geven en dat het hem ook niet duidelijk is waar die verklaring precies voor nodig is.

1.3    Op 8 juni 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft klager bedreigd en beledigd. Hiervan heeft klager op 5 juni 2020 aangifte gedaan.

b)    Verweerder heeft geweigerd een verklaring af te geven waaruit blijkt dat klager aan zijn verplichtingen heeft voldaan voor wat betreft de teruggave van de bruidsschat.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat hij klager in een telefoongesprek op 25 februari 2020 heeft bedreigd en beledigd. Tegenover de betwisting daarvan door verweerder heeft klager dit niet onderbouwd. De door klager overgelegde aangifte van bedreiging en belediging is daartoe onvoldoende. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij heeft geweigerd een verklaring af te geven waaruit blijkt dat klager aan zijn verplichtingen heeft voldaan voor wat betreft de teruggave van de bruidsschat. Uit het klachtdossier volgt dat de advocaat van klager verweerder bij e-mail van 18 februari 2020 heeft gevraagd  om een verklaring waaruit blijkt dat klager heeft voldaan aan zijn verplichting voor wat betreft de bruidsgave. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat de bruidsgave niet alleen betaling van het bedrag van € 32.000,- betrof, maar ook andere handelingen zoals opgenomen in de Iraanse huwelijksakte. Gelet hierop valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek van de advocaat van klager. Dat de advocaat van klager verweerder om een bewijs van finale kwijting heeft gevraagd, zoals klager in repliek aanvoert, blijkt niet uit het klachtdossier. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 13 september 2021