ECLI:NL:TADRAMS:2021:199 Raad van Discipline Amsterdam 21-619/A/A 21-620/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:199
Datum uitspraak: 06-09-2021
Datum publicatie: 16-09-2021
Zaaknummer(s):
  • 21-619/A/A
  • 21-620/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaten wederpartij kennelijk ongegrond. Door binnen de daarvoor geldende termijn een schriftelijke reactie van beperkte omvang in te dienen en daarvan bovendien op dezelfde datum een afschrift aan de advocaat van klaagster te sturen, hebben verweerders de belangen van klaagster niet nodeloos en/of op ontoelaatbare wijze geschaad noch in strijd gehandeld met gedragsregel 20. Dat verweerders de stukken op oudejaarsdag bij de Afdeling hebben ingediend, maakt het voorgaande niet anders.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  6 september 2021

in de zaken 21-619/A/A en 21-620/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde: mr. M.D. van Aller

over:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 juli 2021 met kenmerk 1338163/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlage van verweerders aan de raad van 29 juli 2021.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster en de cliënten van verweerders zijn verwikkeld in een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in verband met een verleende omgevingsvergunning voor een fitnesscentrum. Klaagster heeft bezwaar tegen die vergunning.

1.2    Op 13 januari 2021 stond er een zitting gepland bij de Afdeling. Op 31 december 2020 hebben verweerders namens hun cliënten aanvullende stukken (ongeveer 150 pagina’s) bij de Afdeling ingediend en daarvan een afschrift gestuurd aan de gemachtigde van klaagster.

1.3    Klaagster heeft de Afdeling daarop verzocht de zitting uit te stellen. Bij brief van 7 januari 2021 heeft de Afdeling partijen meegedeeld dat de zitting niet zal worden uitgesteld en dat op de zitting aan de orde zal komen of de stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten behandeling moeten worden gelaten.

1.4    Op de zitting heeft de Afdeling besloten dat klaagster een nadere termijn krijgt om op de stukken te reageren. Bij brief van 15 januari 2021 heeft klaagster een termijn van vier weken gekregen om nog op de stukken te reageren.

1.5    Op 8 februari 2021 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerders dat zij op 31 december 2020 ongeveer 150 pagina’s aan aanvullende stukken bij de Afdeling hebben ingediend ten behoeve van de zitting op 13 januari 2021. Volgens klaagster is dit in strijd met de fatsoenlijke procesorde, artikel 6 EVRM en gedragsregel 20.

2.2    Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Verweerders hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 8:34 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een verweerschrift in te dienen. Verweerders hebben in plaats daarvan gebruik gemaakt van artikel 8:58 Awb door op het nippertje een omvangrijk verweerschrift in te dienen. Daarmee hebben verweerders bewust artikel 8:34 lid 2 Awb omzeild en klaagster onnodig procesrechtelijk nadeel toegebracht door te hopen dat zij op de zitting wegens tijdsgebrek met een mond vol tanden zou komen te staan. Volgens klaagster is artikel 8:34 lid 2 Awb niet bedoeld voor het indienen van een verweerschrift. Verweerders hebben geen rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klaagster door haar de stukken niet tijdig toe te sturen. Zij wisten immers dat zij met het toesturen van de stukken op oudejaarsdag klaagster de gelegenheid zouden ontnemen om daar deugdelijk kennis van te nemen. Klaagster moest immers maar afwachten of de Afdeling haar nog in de gelegenheid zou stellen op de stukken te reageren.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerders als advocaten van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2    Verweerders hebben onbetwist aangevoerd dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling met betrekking tot het indienen van stukken slechts artikel 8:58 lid 1 Awb in acht hoeft te worden genomen. Ingevolge dat artikel kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Dat kan echter niet wanneer dat in strijd is met een goede procesorde. Of van dat laatste sprake is, is ter beoordeling aan – in dit geval – de Afdeling. Niet is in geschil dat verweerders de stukken binnen de termijn van 10 dagen hebben ingediend en dat zij op dezelfde datum een afschrift van de stukken aan de gemachtigde van klaagster hebben gestuurd. De Afdeling heeft geoordeeld dat geen sprake is van strijd met de goede procesorde en klaagster in de gelegenheid gesteld om op de zitting op de stukken te reageren en haar bovendien nog een nadere termijn gegeven om schriftelijk op de stukken te reageren. De stukken bestonden uit een schriftelijke reactie van zestien pagina’s met zes bijlagen. Door binnen de daarvoor geldende termijn een schriftelijke reactie van beperkte omvang in te dienen en daarvan bovendien op dezelfde datum een afschrift aan de advocaat van klaagster te sturen, hebben verweerders de belangen van klaagster niet nodeloos en/of op ontoelaatbare wijze geschaad noch in strijd gehandeld met gedragsregel 20. Dat verweerders de stukken op oudejaarsdag bij de Afdeling hebben ingediend, maakt het voorgaande niet anders.

4.3    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 6 september 2021