ECLI:NL:TADRAMS:2021:196 Raad van Discipline Amsterdam 20-927/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:196
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 03-09-2021
Zaaknummer(s): 20-927/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht komt er in de kern op neer komt dat verweerder, advocaat van de wederpartij van klaagster, zich heeft schuldig gemaakt aan het verstrekken van informatie waarvan hij de onjuistheid kende of kon kennen.  De klacht is ongegrond; verweerder mocht afgaan op de informatie die zijn cliënt hem heeft verstrekt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 10 mei 2021 in de zaak 20-927/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

gemachtigde: mr. J. Mencke

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 3 maart 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 26 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1095437 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 maart 2021. Daarbij waren klaagster, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. De raad heeft verder kennis genomen van de e-mail met bijlagen van 1 maart 2021 van de zijde van verweerder en van de e-mail van klaagster van 11 maart 2021, met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Tussen klaagster en (onder meer) Airbus SE (hierna: Airbus) is, zakelijk weergegeven, in geschil of de Duitse onderneming MBB Clean Energy AG (hierna: MBB CE) gelieerd is aan Airbus. Verweerder treedt op voor Airbus.

2.3    In twee brieven aan klaagster van 18 en 24 september 2018 heeft verweerder onder meer geschreven dat geen relatie bestaat tussen Airbus SE en MBB CE.

2.4    Op 1 oktober 2018 heeft verweerder klaagster, namens Airbus, in kort geding gedagvaard. Verweerder heeft, samengevat, gevorderd klaagster te verbieden om contact te zoeken met en uitlatingen te doen over Airbus, haar bestuurders en werknemers. In onderdelen 2.24 en 2.40 van de dagvaarding staat het volgende:

“2.24 Overigens veronderstelt [klaagster] ten onrechte dat (…) (MBB CE) deel uitmaakt van de Airbus groep. In werkelijkheid heeft Airbus helemaal niets te maken (of ooit gehad) met MBB CE, in welke hoedanigheid dan ook. Alleen al deze kennelijke vergissing van [klaagster] brengt mee dat haar complot-theorie niet juist kán zijn. (…)

2.40 Bij brief van 24 september 2018 heeft Airbus, via haar advocaat, nogmaals benadrukt dat Airbus werkelijk niets te maken heeft met MBB CE:

"To repeat: our client is not involved in (…) ("MBB CE") or its business. MBB CE is not now, nor has it ever been, part of the Airbus group of companies - regardless of what someone wrote on the Wikipedia website.

( ... ) Airbus never owned or controlled MBB Group (…), which was established much later and which has absolutely nothing to do with Airbus.

The same goes for MBB CE which, according to publicly available information you appear to have ignored, was established in the year 2012."

Airbus heeft niets te maken met MBB CE of met andere vermeende betrokkenen”

2.5    De zaak is op 23 oktober 2018 mondeling behandeld, waarbij verweerder gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. In onderdeel 1.9 van de pleitnota staat het volgende:

“Tot begin 2015 huurde MBB CE, met andere gelieerde bedrijven, kantoorruimte van Airbus. Er ontstond een huurgeschil tussen Airbus en MBB. Dit geschil is in der minne geregeld in december 2014. Als onderdeel van de regeling heeft Airbus de merkrechten op de merken MBB en Messerschmitt-Bölkow-Blohm overgedragen aan MBB Projects GmbH. Airbus behield het recht deze merken zelf te gebruiken voor producten en diensten op het gebied van luchtvaart, ruimtevaart, beveiliging en defensie. Deze afspraken zijn vastgelegd in een gerechtelijke schikkingsovereenkomst.”

2.6    Bij vonnis van 6 november 2018 heeft de voorzieningenrechter klaagster verboden om, zakelijk weergegeven, uitingen te doen waarbij Airbus SE wordt beschuldigd van betrokkenheid bij omkoping, corruptie, illegale activiteiten of fraude. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, zakelijk weergegeven, klaagster haar stelling dat Airbus betrokken is geweest bij de door klaagster gestelde frauduleuze praktijken onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.

2.7    Klaagster heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.

2.8    In de memorie van antwoord van 19 februari 2019 heeft verweerder onder meer de gang van zaken uiteengezet rondom een huurovereenkomst van een vennootschap binnen Airbus en MBB. MBB UWS heeft in 2011 ruimte gehuurd van een verhuurder. De verhuurder ging in 2014 op in Airbus. De gehuurde ruimte is in onderverhuur gegeven aan onder meer MBB CE. Tussen MBB en Airbus ontstond een geschil over achterstallige huurpenningen. Hierover is geprocedeerd en de procedure is geëindigd in een “vaststellingsovereenkomst door rechterlijke tussenkomst (“Protokoll”)”.

2.9    In een brief van 29 augustus 2019 aan de advocaat van klaagster heeft verweerder het volgende geschreven:

“(…)[Klaagster] heeft haar akte overlegging producties d.d. 19 april 2019 ongevraagd toegestuurd aan meerdere voormalige en actuele functionarissen van Airbus. Deze stukken zijn zonder toelichting bezorgd op hun respectievelijke privé adressen. Daarnaast heeft zij de bedoelde akte plus een diffamerende email d.d. 23 april 2019 ongevraagd doen toekomen aan diverse werknemers van [drie ondernemingen].(…)”

2.10    Het hoger beroep is op 1 oktober 2019 mondeling behandeld. Het proces-verbaal van de zitting vormt onderdeel van het klachtdossier. Het proces-verbaal is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. De advocaat van klaagster heeft bij brief van 14 oktober 2019 gereageerd op het proces-verbaal. Hij heeft onder meer het volgende geschreven:

“(…) Op bladzijde 2 wordt [verweerder] als volgt geciteerd: "Airbus heeft geen idee wie de door [klaagster] genoemde A(…) is, maar gelet op wat hij zegt over "the committee of 300" is hij totaal ongeloofwaardig te achten". Deze opmerking dient te worden aangevuld in die zin dat [verweerder] in dezelfde zin beweerde dat A(…) een uitspraak doet over "de protocollen van de wijzen van Sion".

Bij het laatste woord heeft ondergetekende opgemerkt dat het bij "de protocollen van de wijzen van Sion" gaat om een antisemitische complottheorie en dat A(…) in de transcriptie, die bij de eerste akte producties is overgelegd, nergens een antisemitische uitspraak doet over de "Committee of 300" danwel de "protocollen van de wijzen van Sion", en dat [verweerder] dus zelf degene is die een antisemitische complottheorie voor zijn rekening neemt, waarmee hij kennelijk uw hof op het verkeerde been wil zetten door deze woorden in de mond van A(…) te leggen.

Bij zijn laatste woord bood [verweerder] hiervoor zijn excuses aan, letterlijk in die bewoordingen dat hij A(…)  geen woorden in de mond wil leggen die hij niet gebezigd heeft. (…)”

2.11    Bij arrest van 21 januari 2020 heeft het gerechtshof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat geen sprake is van een (dreigende) serieuze aantasting van het privéleven of de persoonlijke levenssfeer van Airbus, omdat, zakelijk weergegeven, klaagster haar beschuldigingen slechts heeft geuit aan medewerkers van Airbus en aan Airbus gelieerde vennootschappen en niet aan derden, waaronder de pers. In onderdeel 2.12 van het arrest heeft het gerechtshof nog het volgende geschreven:

“Aan Airbus kan worden toegegeven dat de door [klaagster] geuite beschuldigingen onvoldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, maar dat rechtvaardigt, gelet op de beperkte kring van de personen tegen wie [klaagster] de beschuldigingen heeft geuit en het geringe nadeel dat Airbus daardoor heeft geleden, niet de door Airbus gevorderde preventieve maatregel, die in de kern neerkomt op een spreekverbod. Daargelaten nog dat naar het oordeel van het hof de drempel van een serieuze aantasting van het recht op bescherming van privéleven van Airbus niet wordt gehaald.”

2.12    Bij e-mail van 23 januari 2020 heeft verweerder het volgende geschreven aan de advocaat van klaagster:

“(…) Today, 23 January 2020, a story was published on the website quotenet.nl about the appeals court's judgment of 21 January 2020.

Irrespective of whether your client directly or indirectly alerted the media (which she presumably denies), she is quoted in the article as saying "I have a whole strategy worked out which I will not share with you now. ( ... ) And I guarantee that this will be very big news worldwide."

I would take this opportunity to highlight paragraph 4.12 of the judgment, where the appeals court holds that her accusations against Airbus and others are not supported by the available evidence. Under no circumstances does the appeals court's judgment provide [klaagster] permission to publicly accuse Airbus of non-existent misconduct. In fact, the opposite is true, as you may gather from para. 4.10 of the judgment. The lower court's order against your client was lifted based on her express assurances that she had no intention of making any public statements about this matter at any time. It would now appear that she has chosen an approach contrary to these assurances.

For the sake of clarity, your client may be assured that Airbus will take robust action against anyone, including [klaagster], who spreads unfounded allegations about Airbus's purported role in the so-called 'MBB CE Fraud Case'.

Needless to say Airbus reserves the right to file an appeal with the Supreme Court and to seek a separate injunction against [klaagster] without further notice. (…)”

2.13    Op 27 januari 2020 heeft de advocaat van klaagster gereageerd en geschreven dat, zakelijk weergegeven, een redacteur het gepubliceerde arrest vond en vervolgens contact heeft opgenomen met klaagster. De advocaat van klaagster heeft verder gevraagd om toezending van het Protokoll.

2.14    Op 28 januari 2020 heeft verweerder laten weten dat Airbus geen aanleiding ziet om het klaagster te voorzien van “stukken of informatie (…) die haar niet aangaan”.

2.15    Een recherchebureau heeft in opdracht van klaagster onderzoek gedaan naar (het bestaan van) het Protokoll. De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van 1 maart 2020, waarin wordt geconcludeerd dat “er geen Protokoll bestaat”.

2.16    Op 11 augustus 2020 heeft verweerder producties overgelegd in een door klaagster tegen (onder meer) Airbus ingestelde procedure. Onder de producties bevinden zich een huurovereenkomst uit 2011 gesloten tussen verhuurder EADS Deutschland GmbH en huurder MBB UWS Projects GmbH en een Protokoll van 5 december 2014 dat bij gelegenheid van een zitting bij het Landgericht München is gesloten tussen enerzijds Airbus Defence and Space GmbH en anderzijds, onder meer, MBB Projects en MBB Clean Energy AG.

2.17    Bij vonnis van 21 oktober 2020 heeft de rechtbank de vordering van klaagster tegen onder meer Airbus, strekkend tot vergoeding van door haar geleden schade, afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft zich in de kort gedingdagvaarding schuldig gemaakt aan het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was.

Verweerder beweerde in de kort gedingdagvaarding (en in de voorafgaande sommatiebrieven) dat Airbus nooit heeft gehoord van het bedrijf MBB Clean Energy, terwijl dit bedrijf een dekmantel is van ongeoorloofde activiteiten van Airbus. Op basis hiervan is Airbus een kort geding gestart tegen klaagster wegens smaad, laster en reputatieschade. Verweerder heeft met deze leugen de regel om de feiten naar waarheid te presenteren geschonden door hierover ter zitting van het kort geding tegen de voorzieningenrechter te liegen.

b)    Verweerder heeft zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was door bij de kort gedingzitting de relatie tussen Airbus en MBB als een zakelijke huurrelatie te presenteren.

In tegenstelling tot eerdere, indringende uitspraken komt verweerder plotseling met een heel ander verhaal. Airbus kent MBB Clean Energy toch wel, want er is volgens hem een huurcontract gesloten en later een huurgeschil ontstaan tussen beide partijen, wat heeft geleid tot een rechtszaak in de Rechtbank van München. In december 2014 zou dit dispuut uitgemond zijn in een Protokoll dat vastgelegd zou zijn door de rechtbank van München. Dit Protokoll werd door verweerder mondeling aangedragen tijdens het kort geding in de rechtbank Lelystad; niemand heeft dat Protokoll gezien, noch de voorzieningenrechter noch klaagster.

Na verdere research blijkt dit Protokoll helemaal niet te bestaan en is er ook geen rechtszaak aanhangig geweest bij de rechtbank van München. Niet alleen klaagster wordt voorgelogen maar ook de voorzieningenrechter. Dit soort leugens verzin je alleen maar als je de waarheid wilt verbergen.

c)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van feitelijke informatie in de memorie van antwoord tijdens de hoger beroepsprocedure, waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was.

Verweerder kwam in het kort geding nog met een mondeling verhaal over de huurrelatie en het zogenaamde Protokoll, maar in de Memorie van Antwoord jokt hij zwart op wit. Hij beweert dat MBB huurder was van Airbus, dat er een huurcontract is (dat hij wederom niet laat zien), en dat er een procedure is gevoerd in München waar een regeling (schikking) is getroffen, vastgelegd in het Protokoll. Hij schrijft dat hij niet bereid is het Protokoll in de rechtszaak te laten zien. Het zijn wederom allemaal leugens.

Na verder research blijkt dit Protokoll helemaal niet te bestaan en is er ook geen rechtszaak aanhangig gemaakt in de Rechtbank van München. Niet alleen de voorzieningenrechter en klaagster worden voorgelogen maar ook het Hof in de volgende fase van de zaak. Dit soort leugens verzin je alleen maar als je de waarheid wilt verbergen.

d)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van feitelijke informatie door te beweren dat klaagster een document naar de privéadressen van de bestuurders van Airbus heeft gestuurd, waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat dit onjuist was.

Enkele weken voor de zitting van het hoger beroep komt verweerder met de zoveelste leugen via een intimiderende brief aan de advocaat van klaagster. "[Klaagster] heeft haar akte overlegging producties d.d. 19 april 2019 ongevraagd toegestuurd aan meerdere voormalige en actuele functionarissen van Airbus. Deze stukken zijn zonder toelichting bezorgd op hun respectievelijke privé adressen."

e)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het mondeling verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was, door op de zitting bij het Hof te refereren aan een antisemitische complottheorie.

Tijdens de zitting in het Hof schuift verweerder ook nog relevante uitspraken en berichten uit de 2e akte met producties uit de hoger beroep zaak in de schoenen van een contractpartij en belangrijke getuige in de schadezaak tegen Airbus, Deutsche Bank, Deutsche Börse, Clearstream Banking en lnsingerGilissen, terwijl ook dit weer een verdraaiing van de feiten is (lees: leugen). Daarnaast zet hij deze getuige neer als een totaal ongeloofwaardige persoon. Vervolgens beweerde verweerder in dezelfde zin dat deze getuige een uitspraak doet over 'de protocollen van de wijzen van Sion'. Ook hier heeft verweerder bakzeil moeten halen en zijn excuses moeten aanbieden aan het Hof (zie proces-verbaal met aanvulling).

f)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan intimiderende teksten met wederom feitelijk onjuiste informatie waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist was, door te stellen dat klaagster actief contact met de pers heeft gezocht en daarover een intimiderende sommatiebrief te schrijven.

Bij deze laatste klacht wil klaagster aantonen dat verweerder het wel heel bont maakt. Het Gerechtshof besluit het arrest direct te plaatsen op rechtspraak.nl en een gedreven journalist van Quotenet pakt het direct op. Ook hier probeert verweerder klaagster weer dingen in de schoenen te schuiven, die niet de waarheid zijn. En hij intimideert wederom, ditmaal met een dreiging dat hij in cassatie gaat en een nieuw kort geding zal opstarten. Klaagster heeft de pers niet direct of indirect geïnformeerd en dat was ook duidelijk te lezen in het artikel in Quotenet. Toch weerhield dit verweerder niet tot het schrijven van wederom een intimiderende brief.

3.2    De stellingen die klaagster aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, verder besproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Toetsingskader

5.1    Tijdens de zitting heeft klaagster een aantal nieuwe klachten naar voren gebracht. Dit staat op gespannen voet met artikel 46c van de Advocatenwet, waarin wordt bepaald dat klachten worden ingediend bij de deken en dat de deken daarnaar onderzoek instelt. Omdat de aanvulling bovendien pas ter zitting is aangevoerd en onvoldoende onderzoek naar de aanvulling heeft kunnen plaatsvinden, zal de aanvulling door de raad buiten beschouwing worden gelaten.

5.2    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.3    Verder geldt dat tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt en zorgvuldig is geweest. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen. Dit betekent dat hetgeen over een weer naar voren is gebracht over de strafrechtelijke en civielrechtelijke kwesties niet zal worden besproken.

Klachtonderdelen a), b) en c)

5.4    Deze klachtonderdelen zien alle op de standpunten die verweerder namens Airbus heeft ingenomen over het al dan niet bestaan van een relatie tussen Airbus en MBB.

5.5    Verweerder heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij in de aanloop naar het kort geding in eerste aanleg van Airbus heeft vernomen dat Airbus niets met MBB te maken heeft of heeft gehad.

5.6    De raad heeft geen grond om aan te nemen dat op dat moment bij verweerder bekend was of had moeten zijn dat er een relatie bestond tussen Airbus en MBB. De raad heeft ook geen grond om aan te nemen dat verweerder had moeten twijfelen aan de mededelingen van zijn cliënt en daarnaar nader onderzoek had moeten verrichten. Verweerder mocht naar het oordeel van de raad afgaan op de mededeling van Airbus en van onbetamelijk of onzorgvuldig handelen is geen sprake.

5.7    De raad heeft ook geen grond om aan te nemen dat verweerder twijfel had moeten hebben bij het bestaan of de waarachtigheid van het Protokoll. Ook hier mocht verweerder afgaan op de mededelingen daarover van zijn cliënt.

5.8    Voor zover het door klaagster overgelegde rapport (zie in 2.15) aanleiding zou moeten vormen voor verweerder om te twijfelen aan het bestaan van het Protokoll, geldt dat het rapport van maart 2020 is en dus van veel latere datum dan door verweerder ingediende memorie van antwoord.

5.9    De raad komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat verweerder met zijn stellingname rondom de relatie tussen Airbus en MBB en het Protokoll niet onbetamelijk of jegens klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld. Klachtonderdelen a, b en c zijn daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d)

5.10    Verweerder heeft aangevoerd dat (medewerkers) van Airbus stukken van de zijde van klaagster hebben ontvangen en dat hij een sterke aanwijzing heeft dat klaagster deze stukken verzonden heeft.

5.11    Ook bij dit klachtonderdeel geldt het uitgangspunt dat verweerder af mocht gaan op de mededeling van zijn cliënt. In aanmerking genomen dat de contacten die klaagster zocht met medewerkers van Airbus het vertrekpunt waren voor het tegen haar ingestelde kort geding en dat de verzonden stukken processtukken van de zijde van klaagster waren, acht de raad niet onbegrijpelijk en ook niet onzorgvuldig dat verweerder geen nader onderzoek heeft gedaan naar de mededeling van zijn cliënt over de herkomst van de brieven. Naar het oordeel van de raad is de uitlating van verweerder in zijn brief van 29 augustus 2019 daarom niet onbegrijpelijk en daarmee niet onbetamelijk of onzorgvuldig. Klachtonderdeel d is ongegrond.

Klachtonderdeel e)

5.12    Verweerder heeft op de zitting bij het gerechtshof gereageerd op stellingen van klaagster en daarbij de Wijzen van Sion genoemd. Verweerder verkeerde in de onterechte veronderstelling dat het begrip voorkwam in de stukken van klaagster. De advocaat van verweerder heeft verweerder erop gewezen dat de Wijzen van Sion niet worden genoemd in de stukken van klaagster. Verweerder heeft hierop zijn excuses gemaakt aan klaagster en haar advocaat, ten overstaan van het gerechtshof.

5.13    De raad stelt vast dat uit het bericht van 14 oktober 2019 van de advocaat van klaagster zelf blijkt dat verweerder tijdens de zitting nog excuses heeft gemaakt over zijn opmerking over de Wijzen van Sion. Voor zover de opmerking van verweerder, in de context van de zaak en de daarin ingenomen stellingen, al als ongepast moet worden beschouwd, geldt dat zijn excuses maken dat van onbetamelijkheid geen sprake meer is.

5.14    De stelling van klaagster dat verweerder tijdens de zitting bij het gerechtshof uitspraken en berichten uit de 2e akte met producties uit de hoger beroep zaak in de schoenen schuift van een contractpartij en belangrijke getuige in de schadezaak tegen Airbus, Deutsche Bank, Deutsche Börse, Clearstream Banking en lnsingerGilissen, terwijl ook dit weer een verdraaiing van de feiten is, heeft zij onvoldoende feitelijk onderbouwd

5.15    Klachtonderdeel e is daarmee ook ongegrond.

Klachtonderdeel f)

5.16    Airbus zag in het bericht in de media grond om klaagster nogmaals te verzoeken zich te onthouden van onrechtmatige uitingen. Verweerder heeft in het bericht hierover aan de advocaat van klaagster in het midden gelaten of het klaagster was die contact had gezocht met de media. Volgens verweerder stond het Airbus vrij om klaagster te sommeren zich te onthouden van onrechtmatige uitingen.

5.17    Uit het bericht van 23 januari 2020 spreekt het vermoeden van verweerder dat verweerster contact heeft gezocht met de media. Ongeacht of het vermoeden juist is, is het uiten van dit vermoeden in de context van de zaak niet onbegrijpelijk of onbetamelijk. In de brief heeft verweerder verder in niet mis te verstane bewoordingen tot uitdrukking gebracht dat zijn cliënt actie zal ondernemen indien klaagster ongefundeerde beweringen uit over Airbus. De strekkingen en bewoordingen van de brief zijn voor klaagster misschien onplezierig, maar dat maakt dat alles nog niet onbetamelijk. Naar het oordeel van de raad is klachtonderdeel f daarom ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. C. Wiggers en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.