ECLI:NL:TADRAMS:2021:157 Raad van Discipline Amsterdam 21-456/A/A 21-457/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:157
Datum uitspraak: 05-07-2021
Datum publicatie: 09-07-2021
Zaaknummer(s):
  • 21-456/A/A
  • 21-457/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaten van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  5 juli 2021

in de zaken 21-456/A/A en 21-457/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 mei 2021 met kenmerk 1310184 en 1310193, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    S Vastgoed Beheer B.V. (hierna: SVB) en S Logistics Services B.V. (hierna: SLS) hielden zich bezig met logistieke activiteiten en het beheer van onroerend goed. In 2008 zijn Stichting Administratiekantoor S Vastgoed Beheer (hierna: STAK Vastgoed) en Stichting Administratiekantoor S Logistics Services (hierna: STAK Logistics) opgericht. STAK Vastgoed respectievelijk STAK Logistics zijn enig aandeelhouder van SVB respectievelijk SLS. De aandelen van SVB en SLS zijn gecertificeerd en uitgegeven aan de persoonlijke holdingvennootschappen van klager, de vader van klager en de zus van klager.

1.2    Klaagster is eigenaar van 33,3% respectievelijk 42,5% van de certificaten in SVB respectievelijk SLS. Klager was vanaf de oprichting tot 20 december 2019 samen met zijn vader en zus bestuurder van STAK Vastgoed en STAK Logistics. De vader en de zus van klager vormen thans samen het bestuur van die STAK’s.

1.3    In 2019 is een geschil ontstaan tussen klager enerzijds en de vader en zus van klager anderzijds. Verweerders hebben de vader en zus van klager bijgestaan in het geschil met klager.

1.4    Op 25 september 2019 heeft verweerster de advocaat van klager onder meer geschreven:

“Na de stampij dat u en uw cliënt vorige week hebben veroorzaakt (…) bericht ik u als volgt.

U heeft aan mij aangegeven dat u niet in de administratie zou meekijken, dat heeft u er niet van weerhouden om personeel (…) 1 ½ uur lang te intimideren en te schofferen alsmede mijn cliënten vals te beschuldigen. Uw cliënt is er duidelijk alleen maar op uit om de kwestie te laten escaleren, waarbij u hem kennelijk graag een handje helpt.”

1.5    In oktober 2019 hebben de jaarvergaderingen van SVB en SLS plaatsgevonden en zijn de jaarrekeningen van SVB en SLS over 2018 vastgesteld. Bij deze vergaderingen waren zowel de advocaten van de vader en zus van klager (verweerster) als van klager aanwezig.

1.6    Op 20 december 2019 hebben bestuursvergaderingen van beide STAK’s en de algemene vergaderingen van aandeelhouders van SVB en SLS plaatsgevonden. Op deze vergaderingen is klager ontslagen als bestuurder van beide STAK’s en is de vennootschap van klager ontslagen als bestuurder van SVB en SLS.

1.7    Begin 2020 hebben klagers acht partijen in kort geding gedagvaard (de vader en zus van klager en hun vennootschappen, SVB, SLS, STAK Logistics en STAK Vastgoed) en inzage gevorderd in de administratie van SVB, SLS, STAK Vastgoed en STAK Logistics. Verweerders hebben alle acht de gedaagden bijgestaan in dat kort geding. De zitting heeft op 11 februari 2020 plaatsgevonden. Op de zitting hebben partijen een schikking getroffen.

1.8    Bij e-mail van 28 september 2020 heeft verweerder de advocaat van klager onder meer geschreven:

“Daarnaast speelt mee dat u cliente zich telkens onbetrouwbaar toont.”

1.9    Op 28 december 2020 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerders het volgende.

a)    Verweerders hebben zich onnodig grievend over klager uitgelaten.

b)    Verweerders behartigen tegenstrijdige belangen.

c)    Verweerster heeft meerdere keren rechtstreeks contact met klager opgenomen terwijl hij werd bijgestaan door een advocaat.

3    VERWEER

3.1    Verweerders voeren tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerders als advocaten van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    In klachtonderdeel a) verwijten klagers verweerders dat zij zich onnodig grievend over klager hebben uitgelaten in hun e-mails van 25 september 2019 respectievelijk 28 september 2020.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of klaagster een eigen rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel nu de gewraakte uitlatingen zien op klager en niet op klaagster, is de voorzitter van oordeel dat de door klagers genoemde uitlatingen van verweerders (hiervoor bij de feiten geciteerd in 1.4 en 1.8) niet als onnodig grievend zijn aan te merken. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    Klagers verwijten verweerders in dit klachtonderdeel dat zij tegenstrijdige belangen behartigen door op te treden voor de vennootschappen van de vader en zus van klager en door tevens standpunten in te nemen namens SVB en SLS. Daarmee is sprake van een tegenstrijdig belang. Klager is namelijk mede-eigenaar van SVB en SLS, aldus klagers.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Gedragsregel 15 lid 1 ziet op de belangenverstrengeling, en heeft de bescherming van de cliënt van de advocaat ten doel. Dit brengt volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline mee dat een wederpartij van die cliënt of een derde zich in beginsel niet op deze gedragsregel kan beroepen. Nu klagers zijn aan te merken als wederpartij van (de cliënten van) verweerders en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden om van voornoemd uitgangspunt af te wijken, is klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk.

4.6    De voorzitter overweegt hierbij ten overvloede nog dat verweerders onbetwist hebben gesteld dat op grond van de statuten van SVB, SLS en beide STAK’s steeds twee bestuurders gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd zijn en dat zij dus bevoegdelijk instructies hebben gekregen van alle cliënten. Verweerders hebben verder terecht aangevoerd dat het niet aan klagers – als slechts (middellijk) certificaathouder – om te bepalen door welke advocaat SVB en SLS worden bijgestaan.

Klachtonderdeel c)

4.7    In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster dat zij zich meerdere keren zowel schriftelijk als mondeling rechtstreeks tot klager heeft gewend.

4.8    De voorzitter overweegt als volgt. In gedragsregel 25 lid 1 is bepaald dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.

4.9    Daargelaten de vraag of klaagster een eigen rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel, geldt dat klagers onvoldoende hebben onderbouwd dat verweerster klager in strijd met gedragsregel 25 lid 1 rechtstreeks heeft benaderd. Voor zover klagers met dit klachtonderdeel doelen op de oproepbrieven voor de algemene vergaderingen van aandeelhouders en de bestuursvergaderingen van 3 december 2019 hebben verweerders aangevoerd dat die brieven zijn verstuurd vanuit de SVB, SLS en de STAK’s en zijn gericht aan alle bestuurders van elke rechtspersoon. Klagers hebben hiertegenover niet onderbouwd dat de brieven door verweerster zijn verstuurd. Voor zover klagers verweerster verwijten dat zij zich op de algemene vergaderingen van aandeelhouders van 20 december 2019 rechtstreeks tot klager heeft gewend heeft verweerster aangevoerd dat klager tijdens de vergaderingen enkele vragen aan verweerster heeft gesteld, die zij plenair heeft beantwoord. Hiermee heeft zij naar het oordeel van de voorzitter gedragsregel 25 lid 1 niet geschonden. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdelen a) en c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 5 juli 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.