ECLI:NL:TADRAMS:2021:137 Raad van Discipline Amsterdam 21-383/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:137
Datum uitspraak: 07-06-2021
Datum publicatie: 29-06-2021
Zaaknummer(s): 21-383/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  7 juni 2021

in de zaak 21-383/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 april 2021 met kenmerk 2020-1277115/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster (hierna ook: de man) in de echtscheidingsprocedure die klaagster aanhangig heeft gemaakt.

1.2    Op 7 januari 2020 heeft verweerder namens de man een verweerschrift tot echtscheiding tevens zelfstandige verzoeken (hierna: het verweerschrift) bij de rechtbank ingediend. In het verweerschrift heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:

“2. Voordat namens de man inhoudelijk op de verzoeken van de vrouw wordt gereageerd, zal eerst worden ingegaan op hetgeen namens de vrouw in haar verzoekschrift onder de kop ‘voorgeschiedenis’ heeft geschetst.

3. (…) De vrouw is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, beter bekend onder de naam Manisch Depressief. (…) Tijdens de relatie heeft de man de vrouw altijd bijgestaan indien zij weer in een hypomane fase, een manie of een depressie terecht kwam. Ondanks dat het ziektebeeld van de vrouw voor onaangename en zorgwekkende situaties zorgde die vaak genoeg gepaard zijn gegaan met fysiek geweld aan de kant van de vrouw, is de man vergevingsgezind gebleven. (…)

4. De wisselende gemoedstoestanden van de vrouw hebben voor de nodige scheuren in de relatie gezorgd. (…) Echter, de stemmingsstabiliteit van de vrouw bleef verslechteren. Zodanig dat de kinderen hier de dupe van werden. (…)

11. (…) Niets is voor een kind zo onveilig als een ouder met stemmingswisselingen en dissociatief gedrag. De vrouw is vaak emotioneel onvoldoende beschikbaar voor haar kinderen, kan haar eigen leven niet op orde krijgen door persoonlijke omstandigheden en in dit geval is er een groot risico op psychisch of lichamelijk geweld.”  

1.3    Op 10 november 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in het verweerschrift zaken heeft beschreven die geen feiten zijn maar leugens. Dit is in strijd met Gedragsregel 8.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    Klaagster verwijt verweerder dat hij in het verweerschrift zaken heeft beschreven die geen feiten zijn maar leugens. Volgens klaagster is sprake van stigmatisering door allerlei uitspraken die betrekking hebben op diagnostiek, ziektebeeld en symptomen zonder feitelijke onderbouwing daarvan. Hieraan worden vervolgens conclusies verbonden die het beeld over klaagster als moeder hebben verslechterd. Klaagster is ten onrechte in een kwaad daglicht gezet en als incapabele moeder weggezet. Het opschrijven van een verhaal van een cliënt, zonder hiervoor bewijs te hebben, vol met speculaties en het opplakken van labels die niet gegeven of onjuist zijn, is klachtwaardig, aldus klaagster.

4.3    Verweerder voert aan dat hij de uitlatingen in het verweerschrift over onder meer de psychische gesteldheid van klaagster heeft gedaan als belangenbehartiger van zijn cliënt in het kader van een echtscheidingsprocedure, waarbij zijn cliënt de rechtbank onder meer heeft verzocht hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Aangezien voortzetting van het gezamenlijk gezag het uitgangspunt is, rust op de ouder die verzoekt alleen met het gezag te worden belast een zware motiveringsplicht. Een dergelijk verzoek wordt slechts toegewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Bij het opstellen van het verweerschrift heeft verweerder het door zijn cliënt aangeleverde (feiten)materiaal gebruikt. Bij het beschrijven van de psychische gesteldheid van klaagster heeft verweerder zich niet alleen gebaseerd op het verhaal van zijn cliënt, maar eveneens op het Signaleringsplan van 19 april 2019. Daarin staan onder meer een aantal ernstige signalen van een depressieve ontregeling alsmede een aantal ernstige signalen van een (hypo) manische ontregeling, hetgeen aansluit bij wat in het verweerschrift staat, aldus verweerder.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Hoewel voorstelbaar is dat klaagster zich door de gebruikte bewoordingen in het verweerschrift gegriefd voelt, geldt dat verweerder hiermee het standpunt van zijn cliënt heeft weergegeven en daarbij de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet heeft overschreden. De uitlatingen over de psychische gesteldheid van klaagster kunnen functioneel worden geacht in de zaak die verweerder namens zijn cliënt bepleitte, namelijk het eenhoofdig gezag over de kinderen. De uitlatingen zijn daarom niet onnodig grievend. Daarnaast geldt dat, zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, de advocaat mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, heeft klaagster niet onderbouwd en blijkt ook niet uit het klachtdossier. Integendeel, verweerder heeft onbetwist gesteld dat het Signaleringsplan van 19 april 2019 zijn uitlatingen over de psychische gesteldheid van klaagster ondersteunt. Indien klaagster het niet eens was met hetgeen verweerder over haar psychische gesteldheid in het verweerschrift heeft geschreven, had het op haar weg gelegen om daartegen in de civiele procedure verweer te voeren.

4.5    Voor zover klaagster er ook over klaagt dat verweerder het Signaleringsplan heeft gebruikt terwijl dit onderdeel uitmaakt van haar medisch dossier en daarom in strijd is met de privacywetgeving geldt dat verweerder onbetwist heeft gesteld dat hij het Signaleringsplan niet aan de rechtbank heeft overgelegd en daaraan ook niet heeft gerefereerd.

4.6    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 7 juni 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.