ECLI:NL:TACAKN:2021:60 Accountantskamer Zwolle 21/125 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:60
Datum uitspraak: 20-09-2021
Datum publicatie: 20-09-2021
Zaaknummer(s): 21/125 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Betrokkene verrichtte onder meer samenstelwerkzaamheden voor klaagster en diens medeaandeelhouder. Deze heeft de jaarrekening namens beide BV’s ondertekend terwijl hij daartoe niet bevoegd was. Betrokkene heeft dit gezien en er een opmerking over gemaakt maar daartegen geen concrete actie ondernomen. Verder heeft betrokkene onvoldoende onderzoek gedaan naar de als zakelijk opgevoerde kosten en genoegen genomen met de verklaringen van de medeaandeelhouder, terwijl er wel aanleiding was daarover nadere vragen te stellen. Klacht in zoverre gegrond. Niet gebleken is dat betrokkene niet correct heeft gereageerd op nadere vragen van klaagster. De klacht is in zoverre ongegrond. Maatregel: berisping.

ACCOUNTANTSKANTOOR

 

UITSPRAAK van 20 september 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 19 januari 2021 ontvangen klacht met nummer 21/125 Wtra AK van

X B.V.

gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R

t e g e n

Y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskantoor heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          het verweerschrift

1.2.         De klacht is behandeld op de openbare zitting van 31 mei 2021. Klaagster is verschenen in de persoon van haar bestuurder/enig aandeelhouder, de heer [A] (verder: [A]). Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, de heer [B] AA.  

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2.        Klaagster voerde samen met [BV1], een vennootschap van de heer

[C], de directie van [BV2] (verder: [BV2]). Zij waren ook beide aandeelhouder van [BV2].

Betrokkene is werkzaam bij [accountantskantoor1] (verder: [accountantskantoor1]). [accountantskantoor1] is werkzaam voor [BV2]. [accountantskantoor1] stelt conform de opdracht jaarlijks de jaarrekening samen. Betrokkene is verantwoordelijk voor die werkzaamheden en het aanspreekpunt.

2.3.        Begin 2020 heeft betrokkene de jaarrekening 2019 van [BV2] samengesteld. Op 10 maart 2020 heeft hij in een bespreking met [C] een samenstellingsverklaring afgegeven bij deze jaarrekening, en heeft [C] de jaarrekening ondertekend, zowel bij de in de jaarrekening voorgedrukte naam van klaagster, als bij de naam van [BV1] (twee handtekeningen).

2.4.        Op 5 oktober 2020 heeft [A] betrokkene gevraagd om een overleg en toelichting op de administratie van [BV2]. In latere correspondentie heeft [A] aan betrokkene geschreven dat er ten onrechte privé-uitgaven in de jaarrekening terecht zijn gekomen, en dat hij niet is geïnformeerd over de bespreking van de jaarrekening 2019. Betrokkene heeft hierop gereageerd. Ook de kantoorgenoot van betrokkene, [D] RB FFP (verder: [D]), heeft gereageerd op de vragen en opmerkingen van klaagster.

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:

a. de jaarrekening 2019 is niet gecontroleerd; er is sprake van valsheid in geschrift, want de handtekening van gemachtigde van klaagster is vervalst;

b. betrokkene heeft de niet-zakelijke kosten niet opgemerkt en is niet alert geweest op mogelijke  fraude;

c. betrokkene en [D] hebben niet bevredigend gereageerd op de meldingen van klaagster.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

Klachtonderdeel a: de jaarrekening 2019 is niet gecontroleerd; er is sprake van valsheid in geschrift, want de handtekening van gemachtigde van klaagster is vervalst.

4.2.         Het gaat klaagster om de ondertekening van de jaarrekening. Het lijkt alsof [A] die jaarrekening (mede) heeft ondertekend, omdat er bij de naam van klaagster een handtekening is gezet en [A] enig bestuurder van klaagster is. Maar het is niet zijn handtekening.

Betrokkene heeft daartegen ingebracht dat de jaarrekening door de meerderheidsaandeelhouder is ondertekend en dat wel duidelijk is dat betrokkene in elk geval geen valsheid in geschrift heeft gepleegd.

4.3.        Op de zitting heeft betrokkene verklaard dat hij erbij stond toen [C] de jaarrekening ondertekende. Hij vond het toen wel vreemd dat [C] niet alleen voor [BV1] tekende, maar ook voor klaagster. Betrokkene was zich ervan bewust dat dit niet juist was en heeft [C] daarop gewezen. Inmiddels had [C] de handtekening gezet. Betrokkene heeft het daarbij gelaten, naar eigen zeggen omdat hij er niet bij stil heeft gestaan dat hij er iets mee moest. 

4.4.        In artikel 2:210 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de jaarrekening wordt ondertekend door alle bestuurders en commissarissen. Ontbreekt een handtekening, dan moet daarvan melding worden gemaakt.

Betrokkene was er getuige van dat [C] tekende, was zich ervan bewust dat dit niet de juiste gang van zaken was, maar heeft daartegen geen actie ondernomen. Betrokkene heeft dus toegelaten dat zijn opdrachtgever niet conform de wettelijke voorschriften handelde. Betrokkene heeft voorts niet geverifieerd of [A], die afwezig was, akkoord was met de jaarrekening dan wel of anderszins op directieniveau een rechtsgeldig besluit tot het opmaken van de jaarrekening was genomen. Ook om die reden waren er vraagtekens te plaatsen bij het aftekenen van de jaarrekening door (alleen) [C]. Betrokkene heeft, door dit te laten gebeuren en bij [C] niet aan te dringen op een adequate afhandeling, gehandeld in strijd met het voor hem geldende beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Hieruit volgt dat klachtonderdeel a. in zoverre gegrond is.

Klachtonderdeel b: betrokkene heeft de niet-zakelijke kosten niet opgemerkt en is niet alert geweest op mogelijke  fraude.

4.5.        Standaard 4410 (Samenstellingsopdrachten) bevat de doelstellingen en vereisten die de accountant behulpzaam zijn bij het samenstellen van een jaarrekening. Hierin is onder meer bepaald dat een accountant professionele oordeelsvorming dient toe te passen bij het uitvoeren van een samenstellingsopdracht, hetgeen wil zeggen dat de accountant zijn kennis en ervaring toepast bij het nemen van weloverwogen beslissingen over acties die in het kader van zijn opdracht passend zijn. Een samenstellingsopdracht is geen assurance-opdracht.

De accountant dient inzicht te verwerven in de activiteiten van de entiteit en het administratieve systeem. Bij het samenstellen maakt de accountant gebruik van vastleggingen, documenten, uitleg en overige informatie, inclusief significante oordeelsvormingen van het management. Als de accountant zich ervan bewust wordt dat het hiervoor genoemde niet compleet, niet nauwkeurig of anderszins onbevredigend is (daaronder begrepen fraude en niet naleven van wet- en regelgeving), dient de accountant dat onder de aandacht van het management te brengen. Hij dient daarbij ook om gecorrigeerde of aanvullende informatie te vragen (paragraaf 32 van Standaard 4410). Krijgt de accountant de gegevens niet en kan hij daardoor de opdracht niet afmaken, dan dient hij deze terug te geven.

4.6.        Klaagster stelt de vraag aan de orde of alle posten die in de jaarrekening 2019 als (zakelijke) kosten zijn verantwoord wel echt zakelijk zijn. Zo lijkt het haar niet juist dat een factuur voor een reis voor vijf personen ([C] en zijn vrouw en kinderen) naar New York (ruim € 9.000) als zakelijke kosten is verantwoord. Dat geldt ook voor andere uitgaven, zoals abonnementen op de Donald Duck en de Linda, tuinonderhoud en dure wijnen.

4.7.        Uit de gedingstukken en hetgeen is besproken op de zitting is de Accountantskamer als volgt gebleken. Betrokkene en zijn kantoor verzorgden niet de boekhouding van [BV2]. Deze kregen zij aangeleverd. Bij de samenstelwerkzaamheden informeerde betrokkene naar de zakelijkheid van de verantwoorde kosten. Betrokkene heeft in de antwoorden van [C] geen aanleiding gezien door te vragen of meer onderzoek te doen. Hij achtte dat niet nodig omdat hij de klant al jaren kende en de situatie in 2019 niet afweek van de gang van zaken in eerdere jaren.

4.8.        Op de zitting is de Accountantskamer dieper ingegaan op de kosten van de gezinsreis naar New York. In het grootboek staat deze post vermeld bij de rubriek sponsoring. Betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat hij deze post in het kader van zijn samenstellingswerkzaamheden met [C] heeft besproken. Naar zeggen van betrokkene was volgens [C] de verantwoording van deze post als kosten correct in verband met de aanwezigheid van diverse relaties van de onderneming bij de marathon in New York, waaraan hij, [C], deelnam. Ook de vrouw van [C] was werkzaam voor [BV2].

Betrokkene heeft destijds genoegen genomen met deze uitleg en niet doorgevraagd.

De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene met (slechts) deze uitleg van [C] geen genoegen had mogen nemen, met name waar de verantwoorde kosten ook de reiskosten van de kinderen van [C] betroffen. Het is juist dat een samenstellingsopdracht geen assurance-opdracht is, zodat betrokkene niet alle door de opdrachtgever verschafte informatie hoefde te verifiëren. Dat neemt niet weg dat uit genoemd voorbeeld blijkt dat betrokkene het mogelijk onzakelijke karakter van een wél door hem met [C] besproken specifieke kostenpost niet goed heeft geïdentificeerd, althans daarop onvoldoende heeft doorgevraagd. Eventuele (blijvend) onbevredigende uitleg van [C] had betrokkene aanleiding moeten geven om ook over (het al dan niet zakelijke karakter van) andere kostenposten (nadere) vragen te stellen. Dat de factuur voor de reis naar New York op zichzelf mogelijk niet materieel was voor de jaarrekening doet aan het voorgaande niet af. De verantwoording als zakelijke kostenpost heeft immers ook fiscale implicaties, en daarvoor geldt in beginsel geen materialiteitsgrens.

Betrokkene heeft naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende blijk gegeven van een professioneel-kritische instelling. Betrokkene heeft niet gehandeld overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 32 van Standaard 4410, zodat klachtonderdeel b. in zoverre gegrond is.

De Accountantskamer kan binnen het bestek van deze procedure niet vaststellen of, en zo ja, in hoeverre, de posten die door klaagster zijn aangehaald niet-zakelijke kosten betreffen. Ook kan niet worden vastgesteld of sprake is van fraude.

Klachtonderdeel c: betrokkene en [D] hebben niet bevredigend gereageerd op de meldingen van klaagster.

4.9.        De schriftelijke reactie opgesteld door [D] valt buiten het bestek van het accountantstuchtrecht - en dus van deze klacht - aangezien [D] geen accountant is. Klaagster heeft niet gesteld, noch is gebleken, dat de reactie van [D] onder de vaktechnische verantwoordelijkheid van betrokkene valt.

Voor zover het klachtonderdeel ziet op het handelen van betrokkene is de Accountantskamer niet duidelijk geworden wat het verwijt precies inhoudt. Betrokkene heeft gereageerd op vragen van klaagster. Dat klaagster niet tevreden is met de reactie maakt niet dat betrokkene op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel c. is dan ook in zoverre ongegrond. Voor zover het klachtonderdeel inhoudt dat betrokkene er met zijn reactie blijk van heeft gegeven zijn verantwoordelijkheid als samenstellend accountant te miskennen, heeft het geen zelfstandige betekenis ten opzichte van het hiervoor reeds gegrond bevonden klachtonderdeel b.

5.             De maatregel

5.1.         Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van berisping is passend en geboden nu betrokkene het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid op meerdere onderdelen niet heeft nageleefd.

Betrokkene is er getuige van geweest dat [C] de jaarrekening ondertekende voor klaagster, hij was zich ervan bewust dat dit niet zo hoorde, maar heeft daartegen niet opgetreden. Ook heeft betrokkene zich ten opzichte van zijn klant niet professioneel-kritisch opgesteld door (zonder meer) genoegen te nemen met diens kwestieuze antwoorden op zijn vragen over de zakelijkheid van de kosten van de reis van [C] met vrouw en kinderen naar New York. De Accountantskamer laat hierbij eveneens meewegen dat betrokkene op de zitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klachtonderdelen a. en b. gegrond;

·         verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;

·         legt aan betrokkene op de maatregel van berisping ;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·         verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. J.W. Frieling, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. S.P. Pompe (rechterlijke leden) en dr. C.M. van Nieuw Amerongen RA en drs. J. Kalisvaart AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.