ECLI:NL:TACAKN:2021:35 Accountantskamer Zwolle 20/1660 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2021:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-05-2021 |
Datum publicatie: | 21-05-2021 |
Zaaknummer(s): | 20/1660 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klager leidt aan de ziekte van Alzheimer en heeft een levenstestament op laten maken. De gemachtigden van klager zijn niet bevoegd om klager te vertegenwoordigen. De klacht is niet-ontvankelijk. |
ACCOUNTANTS KAMER
UITSPRAAK van 21 mei 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 28 augustus 2020 ontvangen klacht met nummer 20/1660 Wtra AK van
X1 B.V.
gevestigd te [plaats1]
en haar directeur
X2
wonende te [plaats1]
K L A G E R S
beide vertegenwoordigd door: [A] te [plaats1]
gemachtigde : mr. [B] RB te [plaats1]
t e g e n
drs. Y RA
registeraccountant
kantoorhoudende te [plaats2]
B E T R O K K E N E
advocaat: mr. M.H.G. Plieger te Nieuwegein
1. De procedure
1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen
- het verweerschrift met bijlagen
- de op 15 januari 2021 ontvangen nadere bijlagen van verweerder
- de op 20 januari 2021 ontvangen bijlage 7 van klagers
- de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager.
1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 25 januari 2021. Klagers (hierna ook: [X1] en [X2]) zijn verschenen bij monde van [A] voormeld bijgestaan door haar gemachtigde (hierna: [B]). Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De feiten
2.1. Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de Nba.
2.2. [X2] is statutair directeur van [X1]. [A] is zijn levenspartner. Bij de jaarrekening 2005 van [X1] heeft betrokkene, die toen werkzaam was voor het kantoor “[accountantskantoor1]”, een samenstellingsverklaring afgegeven. Dit kantoor werd gedreven in de vorm van een maatschap. [B] was één van de twee maten. In 2005 heeft betrokkene het aandeel van [B] in de maatschap gekocht. Medio 2006 zijn [B] en betrokkene verwikkeld geraakt in meerdere procedures met betrekking tot de berekening en de uitbetaling van het resterende winstaandeel over 2005 van [B] en over een schending van het relatiebeding door [B].
Bij de jaarrekeningen 2006 tot en met 2015 van [X1] heeft betrokkene, die toen werkzaam was voor het kantoor “[accountantskantoor2]”, een samenstellingverklaring afgegeven.
2.3. In de inleiding van het klaagschrift heeft [B] gesteld dat [X2] deze klachtprocedure zelf niet voert, omdat hij als gevolg van de ziekte Alzheimer daar niet toe in staat is.
2.4. In een brief van 11 april 2018 heeft prof. dr. [C], verbonden aan het VUmc te Amsterdam, ten aanzien van [X2] geconcludeerd tot ‘dementie op basis van de ziekte van Alzheimer op jonge leeftijd’.
2.5. In aansluiting op die brief heeft prof. dr. [C] in een brief van 20 juni 2018 ten aanzien van [X2] geschreven: ‘Daarbij kan, gezien ernst van de dementie nu en de leeftijd, in combinatie met de PET bevindingen worden aangenomen dat de ziekte al meer dan 10 jaar aanwezig was en dus ruim voor 2012’.
2.6. [B] heeft, als bijlage 1 bij het klaagschrift, een machtiging van 28 augustus 2020 van [A] overgelegd. Deze machtiging luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“ Hierbij machtig ik
Naam: [A]
(…)
de volgende persoon om namens mij een klacht in te dienen bij de Accountantskamer te Zwolle en mij tijdens de hoorzitting te vertegenwoordigen.
Naam vertegenwoordiger: [B]”
2.7. Bij notariële akte van 17 augustus 2018 is een levenstestament van [X2] opgemaakt (verder: het Levenstestament). Het Levenstestament is door [B] als bijlage 2 bij het klaagschrift overgelegd.
Daarin staat onder meer:
“DOEL VAN DIT LEVENSTESTAMENT
Met dit levenstestament wil ik mede voorzien in de situatie dat ik om wat voor reden dan
ook niet meer zelf mijn wil kan bepalen en beslissingen kan nemen. Ik treft daartoe de
volgende maatregelen:
‘Ik geef een algemene volmacht om mijn vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. (...)
Ik wijs aan tot mijn algemeen gevolmachtigden:
1. mijn partner, mevrouw [A], geboren te [plaats1] (...)
(...)
II. ALGEMENE BEPALINGEN
Bevoegdheden in abstracte zin: algemene volmacht
Deze volmacht is een algemene volmacht in de zin van artikel 3:62 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Dat betekent dat mijn gevolmachtigde mij in al mijn hoedanigheden, waaronder begrepen mijn hoedanigheid van bestuurder en/of aandeelhouder van een rechtspersoon en certificaathouder, mag vertegenwoordigen in alle zaken en namens mij alle rechtshandelingen mag verrichten op het gebied van het burgerlijk recht, het belastingrecht, het procesrecht en elk ander rechtsgebied voor zover de wet toestaat. Deze volmacht strekt zich uitdrukkelijk tot daden van beschikking.
(…)
3. De klacht
3.1. Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van onafhanklijkheid/objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid, doordat hij zich bij het geven van adviezen niet onafhandelijk heeft opgesteld en fouten heeft gemaakt bij het samenstellen van jaarrekeningen.
4. De beoordeling
Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.1. De Accountantskamer dient, voordat zij toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de ingediende klacht, ambtshalve na te gaan of voldaan is aan alle vereisten voor het in behandeling nemen van de klacht. Tot die vereisten behoort dat een klager rechtsgeldig vertegenwoordigd is bij het indienen van de klacht. Betrokkene heeft primair aangevoerd dat de feitelijke indieners van de klacht [A] en [B] zijn, die niet bevoegd zijn om de klacht namens klagers in te dienen.
4.2. Klagers zijn in deze klachtzaak door de Accountantskamer als klagende partijen aangemerkt, omdat op het bij het klaagschrift ontvangen klachtenformulier onder ‘gegevens van klagers’ is vermeld: ‘[X1] B.V. en [X2]’.
4.3. In artikel 22 van de Wtra is (kort gezegd) bepaald dat “een ieder” een klacht kan indienen bij de Accountantskamer. Het gestelde in deze bepaling brengt weliswaar mee dat elke natuurlijke- en rechtspersoon de bevoegdheid tot klagen bij de Accountantskamer toekomt, doch het regelt niet wie op basis van de voor die natuurlijke- of rechtspersoon geldende vertegenwoordigingsregels bevoegd is om namens hem of haar een klacht in te dienen.
4.4. Met betrekking tot de bevoegdheid van [B] om het klaagschrift in te dienen, vermeldt het klaagschrift het volgende: “Gemachtigde: De heer [B] RB treedt als gemachtigde op voor mevrouw [A] (bijlage 1) die op haar beurt weer gemachtigde is van [X2], die op zijn beurt weer statutair directeur van [X1] B.V. is (bijlage 2), klager.”
4.5. Zoals blijkt uit de hiervoor onder 2.6 genoemde machtiging heeft [A] [B] op 28 augustus 2020 schriftelijk gemachtigd om namens haar een klacht in te dienen bij de Accountantskamer en haar te vertegenwoordigen bij de behandeling daarvan op de zitting. Met betrekking tot deze machtiging, die onder rechtsoverweging 4.4. is aangeduid als bijlage 1, is de Accountantskamer van oordeel dat daaruit blijkt dat [B] weliswaar is gemachtigd om namens [A] een klacht in te dienen, maar niet dat [A] bij het verstrekken van die volmacht heeft gehandeld als gevolmachtigde van klagers.
4.6. Verder heeft [B] met betrekking tot zijn bevoegdheid om namens klagers de klacht in te dienen, verwezen naar het Levenstestament van 17 augustus 2018.
In het Levenstestament is door [X2] een algemene volmacht verleend aan [A] om zijn vermogenrechtelijke en zakelijke belangen te behartigen en hem daarvoor in al zijn hoedanigheden, waaronder die van bestuurder van een rechtspersoon, te vertegenwoordigen in alle zaken op elk rechtsgebied voor zover de wet dat toestaat. Het indienen van een tuchtklacht kan zonder nadere motivering, die evenwel ontbreekt, niet worden aangemerkt als een vermogensrechtelijk of zakelijk belang, zodat [A] niet op grond van het Levenstestament bevoegd is om namens klagers de onderhavige klacht in te dienen. Aangezien zij die bevoegdheid niet heeft kan zij ook niet [B] machtigen om namens haar die bevoegdheid uit te oefenen.
4.7. Ter zitting is door [B] aangevoerd dat zowel [A] als hijzelf op grond van zaakwaarneming bevoegd zouden zijn om de onderhavige klacht in te dienen.
4.8. Met betrekking tot deze stelling overweegt de Accountantskamer het volgende. Zaakwaarneming is een belangenbehartiging voor een derde op een wijze die in overeenstemming is met de (vermoedelijke) wil van deze derde. Aangezien [B] zelf heeft gesteld dat [X2] als gevolg van de ziekte van Alzheimer niet in staat is deze procedure zelf te voeren, acht de Accountantskamer het evenmin aanemelijk dat het indienen van de klacht in overeenstemming is met de wil van [X2].
Klagers hebben bij hun pleitnota een nadere productie overgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt omdat het stuk te laat is ingediend. De Accountantskamer ziet aanleiding om de productie bij de beoordeling te betrekken en daarover te oordelen dat deze productie de niet-ontvankelijkheid van de klacht niet kan sauveren. De productie houdt in een op 17 januari 2021 gedateerde bekrachtiging door [X2] en [A] van een aan [B] verleende volmacht om [X2] te vertegenwoordigen in onderhavige klachtprocedure.
In het licht van het vorenstaande is het onduidelijk of dit in overeenstemming is met de wil van [X2].
4.9. Ten slotte heeft [B] op de zitting, zakelijk weergegeven, betoogd dat [A] op grond van het bepaalde in artikel 7: 465 lid 3 Burgerlijk Wetboek bevoegd is om klagers te vertegenwoordigen.
Dit artikel is echter uitsluitend van toepassing op overeenkomsten inzake geneeskundige behandeling, zodat een bevoegdheid van [A] om namens klagers een tuchtklacht bij de Accountantskamer in te dienen daarop niet kan worden gebaseerd. Daaruit volgt dat [A] ook niet op die basis namens [X2] een machtiging tot het indienen van de klacht en vertegenwoordiging ter zitting aan [B] kan verlenen.
4.10. De conclusie is dat [A] en [B] niet bevoegd zijn om klagers te vertegenwoordigen. De klacht is daarmee niet-ontvankelijk.
4.11. Al het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en drs. W.J. Schoonderbeek RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, de secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2021.
__________
De secretaris is buiten staat voorzitter
deze uitspraak te ondertekenen
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.