ECLI:NL:TACAKN:2021:18 Accountantskamer Zwolle 21/138 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:18
Datum uitspraak: 19-02-2021
Datum publicatie: 22-02-2021
Zaaknummer(s): 21/138 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing van de wrakingskamer. Het verzoek tot wraking is afgewezen. Dat de behandelend kamer volgens verzoekster niet de juiste vragen heeft gesteld of onvoldoende onderzoek naar de achterliggende stukken zou hebben gedaan, betekent niet dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid of vooringenomenheid. Het is aan de behandelend kamer om invulling te geven aan de wijze waarop het onderzoek in de hoofdzaak plaatsvindt. Ook verder is niet gebleken van vooringenomenheid of partijdigheid. Evenmin heeft de behandelend kamer politiek bedreven op de zitting.

ACCOUNTANTS KAMER

BESLISSING van de wrakingskamer van 19 februari 2021 in de zaak met nummer 21/138 Wtra AK betreffende het op 18 januari 2021 gedane wrakingsverzoek in de zaak met nummer

20/175 Wtra AK van

MR. X

wonende te [plaats1]

V E R Z O E K S T E R T O T W R A K I N G

in de klachtprocedure van

MR. X

wonende te [plaats1]

K L A A G S T E R

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. W. van Eekhout

1. De procedure

1.1. In de tuchtprocedure tegen betrokkene onder nummer 20/175 Wtra AK heeft op 18 januari 2021 een openbare zitting van de Accountantskamer plaatsgevonden.

1.2. In de behandelend kamer hebben zitting:

- mr. C.H. de Haan, voorzitter

- mr. A.M. van Amsterdam en mr. R.P. van Eerde, rechterlijke leden

- drs. E. van Splunter RA en A.M.H. Homminga AA, leden-accountant.

1.3. Tijdens de behandeling op de zitting heeft verzoekster een mondeling verzoek tot wraking van de gehele behandelend kamer gedaan (tweede wraking in deze tuchtprocedure). Van deze zitting is een proces-verbaal opgesteld, waarin de door verzoekster aangevoerde redenen voor de wraking zijn opgenomen. In verband met dit wrakingsverzoek is het onderzoek ter zitting gestaakt.

1.4. De behandelend kamer heeft niet berust in de wraking. De voorzitter heeft mede namens de overige leden op 27 januari 2021 een verweerschrift ingediend.

1.5. Naar aanleiding van het verweerschrift heeft verzoekster bij brief van 30 januari 2021 een (derde) verzoek tot wraking van de gehele behandelend kamer gedaan.

1.6. Bij brief van 7 februari 2021 (met bijlage) heeft verzoekster het wrakingsverzoek van 18 januari 2021 toegelicht.

1.7. Het wrakingsverzoek is op 19 februari 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is niet verschenen, met bericht van verhindering. Mr. C.H de Haan is wel verschenen. De overige leden zijn niet verschenen.

2. De feiten

2.1. Verzoekster is raadslid in de gemeente [plaats3]. De gemeenteraad heeft in 2018 de opdracht aan [onderzoeksbureau] verstrekt om onderzoek te doen naar de relevante gebeurtenissen in 2014 in het dossier [A]. Betrokkene, werkzaam bij [onderzoeksbureau], heeft in 2019 een tussenrapportage aan de gemeenteraad uitgebracht.

2.2. Op 19 januari 2020 heeft verzoekster een tuchtklacht tegen betrokkene ingediend. Verzoekster heeft daarna een nadere toelichting op het klaagschrift gegeven en aanvullende stukken overgelegd. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van deze klacht stond gepland op 10 juli 2020.

2.3. Bij brief van 8 juli 2020 heeft verzoekster een (eerste) wrakingsverzoek ingediend tegen de behandeld kamer. De behandelend kamer bestond toen uit:

- mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter

- mr. A.M. van Amsterdam en mr. R.P. van Eerde, rechterlijke leden

- drs. E. van Splunter RA en A.M.H. Homminga AA, leden-accountant.

2.4. In verband met dit wrakingsverzoek is de mondelinge behandeling van de klacht uitgesteld.

2.5. Dit wrakingsverzoek is op 28 augustus 2020 op zitting behandeld. Verzoekster heeft dit wrakingsverzoek op deze zitting ingetrokken. Er is vervolgens een nieuwe datum voor de zitting gepland.

2.6. De samenstelling van de behandelend kamer is gewijzigd, in die zin dat mr. C.H. de Haan in plaats van mr. A.A.A.M. Schreuder voorzitter is geworden.

3. Het wrakingsverzoek

3.1. Verzoekster heeft op de zitting van 18 januari 2021 de volgende redenen voor de wraking aangevoerd:

a. de behandelend kamer stelt niet de juiste vragen;

b. de behandelend kamer geeft blijk van vooringenomenheid;

c. de behandelend kamer geeft blijk van partijdigheid;

d. de behandelend kamer doet onvoldoende onderzoek naar de achterliggende stukken, waaronder het onderzoeksvoorstel en de bijbehorende opdracht;

e. de behandelend kamer bedrijft op de zitting politiek.

3.2. In haar brief van 30 januari 2021 heeft verzoekster nogmaals een verzoek tot wraking ingediend (derde wraking). In deze brief en in haar brief van 7 februari 2021 heeft verzoekster de redenen voor de wraking(en) toegelicht.

3.3. Verzoekster heeft in haar brief van 30 januari 2021 gesteld dat ook uit het verweerschrift volgt dat de behandelend kamer vooringenomen en partijdig is omdat de behandelend kamer ernaar streeft om de wraking niet te laten slagen. Daarbij heeft verzoekster erop gewezen dat de weergave in het verweerschrift van wat op de zitting heeft plaatsgevonden onvolledig, misleidend, onjuist en inconsistent is. Ook blijkt volgens verzoekster uit het verweerschrift dat de behandelend kamer haar oordeel al had gevormd met betrekking tot de handelwijze van betrokkene.

3.4. In haar brief van 7 februari 2021 heeft verzoekster gesteld dat het proces-verbaal niet volledig is en ernstige gebreken vertoont. Ook heeft de behandelend kamer ten onrechte het onderzoeksvoorstel van [onderzoeksbureau] niet opgevraagd en ten onrechte geen vragen dan wel verkeerde vragen gesteld. Daarnaast is volgens verzoekster de politieke mening van de gemeenteraad niet relevant voor de tuchtrechter. Daarom had de voorzitter daar niet naar mogen vragen en heeft de behandelend kamer politiek bedreven. Verder heeft de voorzitter verzoekster onheus bejegend op de zitting. Tot slot heeft de behandelend kamer volgens verzoekster ten onrechte nagelaten om haar brief van 3 juli 2020 te bespreken, hoewel door mr. Schreuder in haar brief van 7 juli 2020 was toegezegd dat deze brief op de zitting zou worden besproken.

4. Het standpunt van de behandelend kamer

4.1. De behandelend kamer heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking ongegrond is. Van vooringenomenheid, partijdigheid of politiek bedrijven is geen sprake geweest. De voorzitter heeft verzoekster gevraagd of het juist is dat de integriteitsmeldingen die zij over de burgemeester had gedaan door de gemeenteraad niet zijn overgenomen. Deze vraag is gesteld omdat dit in het verweerschrift van de betrokken accountant naar voren was gebracht en verzoekster daar in haar toelichting ter zitting nog niet op had gereageerd. Dat de behandelend kamer onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de achterliggende stukken is niet juist en prematuur. Daarbij heeft de behandelend kamer erop gewezen dat dit punt niet op de zitting aan de orde is geweest en dat de kamer zelfs na het sluiten van het onderzoek ter zitting kan besluiten om het onderzoek te heropenen. De behandelend kamer heeft de wrakingskamer verzocht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden niet meer in behandeling zal worden genomen, omdat dit het tweede wrakingsverzoek is in dezelfde zaak.

5. De gronden van de beslissing

5.1. Op grond van artikel 34 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Accountantskamer schade zou kunnen lijden. Bij de behandeling van het verzoek zijn de artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 513, eerste lid, Sv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

5.2. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.

Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.

5.3. De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek van 18 januari 2021 tijdig is ingediend en ontvankelijk is.

5.4. Met betrekking tot het derde wrakingsverzoek van 30 januari 2021 wordt het volgende overwogen. Verzoekster heeft dit wrakingsverzoek gedaan op het moment dat de behandelend kamer al was gewraakt en de behandeling van de hoofdzaak was gestaakt. Daarom kan er geen sprake zijn van een nieuw wrakingsverzoek. De argumenten die verzoekster voor dit derde wrakingsverzoek heeft aangedragen, zullen worden meegenomen bij de beoordeling van onderhavig (tweede) wrakingsverzoek.

Wrakingsgronden a en d: het niet stellen van de juiste vragen en onvoldoende onderzoek naar de achterliggende stukken

5.5. De wrakingskamer overweegt dat het stellen van vragen aan partijen gebruikelijk is. Welke vragen worden gesteld is aan de behandelend kamer, want dit gaat over de inhoud van de hoofdzaak. Het is niet aan de wrakingskamer om op de inhoud van de hoofdzaak in te gaan. De beslissing daarover is aan de behandelend kamer. Het niet stellen van bepaalde vragen betekent in dit geval niet dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de behandelend kamer jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert. Hetzelfde geldt voor het al dan niet opvragen van achterliggende stukken en de diepgang van het onderzoek.

Wrakingsgronden b en c: blijk van vooringenomenheid en partijdigheid

5.6. Deze wrakingsgronden hebben betrekking op de wijze waarop verzoekster door de voorzitter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekster kan daarover desgewenst een klacht indienen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening partijdigheid van de voorzitter tegen verzoekster besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, zijn niet gebleken.

5.7. Uit het feit dat de brief van verzoekster van 3 juli 2020 op het moment van wraking nog niet aan de orde was gesteld, kan niet worden afgeleid dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid of partijdigheid van de behandelend kamer. Het is immers aan de behandelend kamer om te bepalen welke stukken op welk moment aan de orde worden gesteld. Dat in de brief van 7 juli 2020 van mr. Schreuder de mogelijkheid wordt genoemd om de brief van 3 juli 2020 op de zitting te bespreken, betekent niet dat de behandelend kamer daartoe gehouden was of daartoe het initiatief moest nemen.

5.8. Verder wordt overwogen dat het proces-verbaal een zakelijke weergave is van wat op de zitting is voorgevallen. Dat volgens verzoekster de weergave niet volledig is, kan dan ook niet (achteraf) worden gezien als bevestiging van de partijdigheid en of vooringenomenheid van de behandelend kamer.

5.9. De behandelend kamer mag zich verweren tegen de wrakingsgronden. De behandelend kamer mag daarbij haar eigen visie hebben op wat zich op de zitting heeft voorgedaan. Dat het verweerschrift volgens verzoekster onvolledig, misleidend, onjuist en inconsistent is, is een gevolgtrekking van verzoekster die niet blijkt uit de feiten.

Wrakingsgrond e: politiek bedrijven op zitting

5.10. De vraag van de voorzitter of het juist is dat de gemeenteraad de integriteitsmeldingen die verzoekster over de burgemeester had gedaan niet heeft overgenomen, kan in dit geval niet worden gezien als politiek bedrijven op de zitting. Het is aan de behandelend kamer om te bepalen welke vragen worden gesteld. Bovendien heeft de voorzitter in het verweerschrift toegelicht waarom deze vraag aan verzoekster is gesteld. Deze motivering is niet zodanig onbegrijpelijk dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de behandelend kamer jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert.

5.11. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

5.12. Gelet op het aantal verzoeken om wraking die verzoekster in onderhavige procedure heeft gedaan en hun inhoud, ziet de wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, waardoor sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen.

6. De beslissing

De wrakingskamer:

  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak (20/175 Wtra AK) niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2021.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze beslissing is aan partijen verzonden op:_____________________________

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.