ECLI:NL:TNORSHE:2020:33 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/79

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2020:33
Datum uitspraak: 10-12-2020
Datum publicatie: 04-01-2021
Zaaknummer(s): SHE/2020/79
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking van lid van wrakingskamer afgewezen als zijnde kennelijk ongegrond (schriftelijke afdoening als bedoeld in art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol).

Dossiernummer  : SHE/2020/79

Datum uitspraak : 10 december 2020

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer

De wrakingskamer neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het schriftelijke verzoek van:

de heer [naam klager] en

mevrouw [naam klaagster] (hierna samen: verzoekers)

beiden wonende in [naam woonplaats]

gemachtigde: de heer mr. J.H. Weermeijer (hierna: de gemachtigde)

tot wraking van:

de heer mr. J.D. Streefkerk

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend rechterlijk lid van de kamer voor het notariaat

1.          Het procesverloop

1.1.       De kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) heeft op 28 april 2020 en 5 juni 2020 klachten ontvangen die namens verzoekers zijn ingediend tegen notaris de heer mr. [naam notaris] (hierna: de notaris), gevestigd in [naam vestigingsplaats]. Deze klachten zijn door de kamer in behandeling genomen onder kenmerk SHE/2020/25 en SHE/2020/35.

1.2.       Namens verzoekers is bij e-mail van 28 oktober 2020 een verzoek ingediend tot wraking van de heer mr. T. Zuidema in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer. Dit verzoek is door de kamer in behandeling genomen onder kenmerk SHE/2020/74.

1.3.       Bij brief van 19 november 2020 heeft de kamer verzoekers uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Zuidema op de eerstvolgende zitting van de kamer op 18 januari 2021. Daarbij is meegedeeld dat de wrakingskamer zal zijn samengesteld uit de volgende leden van de kamer: mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, rechter en mr. G. Herwig, notaris.

1.4.       Bij e-mail van 23 november 2020 (14:38 uur) is namens verzoekers (onder meer) een verzoek gedaan tot wraking van mr. Streefkerk.

1.5.       Omdat dit verzoek feitelijke onjuistheden bevatte, heeft de kamer de gemachtigde daarover geïnformeerd bij e-mail van 24 november 2020 en gevraagd of deze informatie reden vormde om het verzoek tot wraking van mr. Streefkerk in heroverweging te nemen.

1.6.       De gemachtigde heeft de kamer bij e-mail van 25 november 2020 (onder meer) bericht dat hij volhardt in het verzoek tot wraking van mr. Streefkerk, waarna hij dit verzoek bij e-mail (met bijlage) van 28 november 2020 (onder meer) nog nader heeft aangevuld.   

1.7.       Mr. Streefkerk heeft bij e-mail van 30 november 2020 op het wrakingsverzoek gereageerd. Hij heeft niet in de wraking berust.

1.8.       De gemachtigde heeft bij e-mail (met bijlage) van 4 december 2020 nog nader gereageerd op (onder meer) het verzoek tot wraking van mr. Streefkerk.

1.9.       De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek vervolgens in raadkamer behandeld en besloten de zaak op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat (hierna: het Wrakingsprotocol) zonder behandeling ter zitting af te doen.

1.10.      Bij e-mailberichten van 8 december 2020 heeft de kamer de gemachtigde en mr. Streefkerk bericht dat het wrakingsverzoek in behandeling is genomen door een wrakingskamer die is samengesteld uit de volgende leden van de kamer: mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, rechter en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notaris. Daarbij is meegedeeld dat deze wrakingskamer op 10 december 2020 uitspraak zal doen op het verzoek.

1.11.      De gemachtigde heeft de kamer bij e-mail van 9 december 2020 (13:59 uur) gemotiveerd verzocht alsnog een datum vast te stellen voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.

1.12.      De wrakingskamer heeft in het gestelde in laatstgenoemde e-mail geen aanleiding gezien om alsnog een mondelinge behandeling te bepalen.

2.          De gronden van het wrakingsverzoek

2.1.       Bij genoemde e-mail van 23 november 2020 is het wrakingsverzoek als volgt geformuleerd:

“Mr. Streefkerk is plv Voorzitter van de Kamer voor het Notariaat terwijl Mr Zuidema de Voorzitter is.

Onder die omstandigheden ben ik van mening dat op voorhand de onafhankelijkheid van de heer Streefkerk nu niet bepaaldelijk is gegarandeerd.”

2.2.       Nadat de kamer de gemachtigde bij genoemde e-mail van 24 november 2020 heeft bericht dat mr. Streefkerk geen plaatsvervangend voorzitter van de kamer is maar plaatsvervangend rechterlijk lid en dat mr. Zuidema geen voorzitter van de kamer is maar plaatsvervangend voorzitter, is bij genoemde e-mail van 25 november 2020 namens verzoekers gesteld dat mr. Zuidema en mr. Streefkerk allebei deel uitmaken van de kamer en dat zij daardoor te dicht bij elkaar staan om samen in één college te oordelen over een wraking van één van hen. Verder is namens verzoekers verwezen naar de website van het Hof van Discipline, waarop staat vermeld dat mr. Zuidema en mr. Streefkerk kroonleden zijn van dat Hof. Daarom hebben zij volgens verzoekers een te nauwe band, waardoor de kans bestaat dat zij niet meer onbevooroordeeld zijn. 

2.3.       Mr. Streefkerk heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

3.          De beoordeling

3.1.       Op grond van artikel 100 van de Wet op het notarisambt kunnen de leden van een kamer voor het notariaat worden gewraakt indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2.       Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter - met wie een lid van de kamer voor het notariaat gelijk kan worden gesteld - uit hoofde van zijn/haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn en dat dit vermoeden slechts moet wijken als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter ten opzichte van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een procespartij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vergelijk ECLI:NL:HR:

2018:1770 ). Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid kan bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dus van belang zijn.

3.3.       Alle feiten en omstandigheden die aan een verzoek tot wraking ten grondslag worden gelegd, moeten tegelijk worden voorgedragen (artikel 1 lid 3 Wrakingsprotocol). Voor zover de gemachtigde het verzoek tot wraking nader heeft aangevuld bij e-mailberichten van 28 november 2020, 4 december 2020 en 9 december 2020 zal de wrakingskamer dan ook voorbijgaan aan het daarin gestelde.    

3.4.       Vast staat dat mr. Streefkerk en mr. Zuidema, die allebei zijn aangesteld als rechter, daarnaast allebei deel uitmaken van de kamer voor het notariaat en van het Hof van discipline. Omdat mr. Streefkerk uit hoofde van zijn aanstelling als rechter moet worden vermoed onpartijdig te zijn, is de wrakingskamer van oordeel dat het enkele feit dat mr. Streefkerk en mr. Zuidema allebei deel uitmaken van een of meerdere (tucht)colleges, geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat mr. Streefkerk ten opzichte van verzoekers een vooringenomenheid koestert en/of daardoor niet onpartijdig kan oordelen over het verzoek tot wraking van mr. Zuidema, althans dat de bij verzoekers bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is of dat sprake is van de (te vermijden) schijn van partijdigheid. Daarbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat het Wrakingsprotocol als uitgangspunt hanteert dat een verzoek tot wraking van de (plaatsvervangend) voorzitter(s) en leden van een kamer voor het notariaat wordt behandeld door een wrakingskamer die is samengesteld uit andere leden van dezelfde kamer voor het notariaat, zij het dat de voorzitter en de leden van de kamer, waarvan de persoon op wie het wrakingsverzoek betrekking heeft deel uitmaakte, geen zitting hebben in die wrakingskamer (artikel 2 lid 1 Wrakingsprotocol)

3.5.       Nu verzoekers geen andere feiten of omstandigheden aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat mr. Streefkerk ten opzichte van hen een vooringenomenheid koestert en/of daardoor niet onpartijdig kan oordelen over het verzoek tot wraking van mr. Zuidema, althans dat de bij verzoekers daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, is de wrakingskamer van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen omdat het kennelijk ongegrond is.

4.          De beslissing

De wrakingskamer:

-          wijst het verzoek tot wraking van mr. Streefkerk af als zijnde kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2020 door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter.

mr. E.J. van Vliet, secretaris                             mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter

buiten staat