ECLI:NL:TNORSHE:2020:30 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/5

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2020:30
Datum uitspraak: 07-12-2020
Datum publicatie: 03-01-2021
Zaaknummer(s): SHE/2020/5
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris - kort samengevat - dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van de vier op 27 februari 2017 gepasseerde akten (het testament van erflaatster, de  oprichtingsakte van de STAK, de akte administratievoorwaarden en de certificeringsakte) en na het openvallen van erflaatsters nalatenschap. De klacht wordt deels gegrond verklaard. De kamer heeft overwogen dat de notaris terzake haar advisering aan erflaatster met betrekking tot het gecertificeerde vermogen waaruit het vruchtgebruik aan klager was gelegateerd, onvoldoende heeft stilgestaan bij de fiscale gevolgen van deze constructie voor klager. Dit klemt te meer omdat de onder meer door de notaris vormgegeven certificeringsakte juist als een beschermingsconstructie voor klager was bedoeld. Daarnaast had de notaris, gelet op deze bijzondere constructie, en gezien haar informatie- en belehrungspflicht ex artikel 43 lid 1 Wna, zich ervan moeten vergewissen dat klager de gevolgen van de zuivere aanvaarding volledig begreep en onderkende. Niet is gebleken dat de notaris klager erop heeft gewezen welke concrete gevolgen de zuivere aanvaarding van de nalatenschap had ten aanzien van de voldoening van de legaten en de verschuldigde inkomsten- en erfbelasting. Evenmin is gebleken dat de notaris klager heeft geadviseerd te onderzoeken of hij voldoende contante gelden zou hebben om die schulden te voldoen, aangezien klager als erfgenaam slechts over een klein deel van erflaatsters nalatenschap zelf zou kunnen beschikken, terwijl het grootste gedeelte van erflaatsters nalatenschap uit gecertificeerd vermogen bestond. Gelet op het voorgaande – mede blijkens haar verklaring(en) ter zitting – is de kamer tot het oordeel gekomen dat de notaris zich niet voldoende heeft gerealiseerd waar klager voor zou komen te staan. Daarbij komt dat de notaris - eveneens ter zitting - aan de kamer geen blijk heeft gegeven de klachtwaardigheid van haar handelen in te zien. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris ernstig tekort is geschoten in haar zorg die zij ten opzichte van klager diende te betrachten. Van haar wijze van handelen kan haar een ernstig verwijt worden gemaakt. De kamer heeft de notaris daarom de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van een week opgelegd.

Klachtnummer    : SHE/2020/5

Datum uitspraak : 7 december 2020

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klager],

(hierna: klager),

wonende te [woonplaats],

gemachtigde: mr. B.D.W. Martens, advocaat te Den Haag,

tegen

[de notaris],

(hierna: de notaris),

gevestigd te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. M.B.Ph. Geeraedts, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 28 januari 2020 heeft de gemachtigde van klager namens klager een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze brief (met bijlagen) is op 29 januari 2020 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.  

1.2.       De gemachtigde van de notaris heeft bij brief (met bijlagen) van 6 april 2020 een verweerschrift ingediend.

1.3.       Bij brief van 7 april 2020 heeft de gemachtigde van de notaris de kamer bericht dat er een onvolkomenheid staat vermeld in de tweede alinea op pagina 7 van het antwoord en heeft zij in de brief de juiste tekst van deze alinea weergegeven.

1.4.       Bij brieven van 7 april 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat in verband met de in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen een grote vertraging van de behandeling van zaken bij de kamer dreigt en is daarom aan partijen voorgesteld de zaak schriftelijk af te doen. Partijen is verzocht binnen veertien dagen te reageren, indien zij een mondelinge behandeling van de klacht wensen.

1.5.       Vervolgens hebben de gemachtigden van klager en de notaris de kamer verzocht om een mondelinge behandeling van de klacht.

1.6.       De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 21 september 2020, waarbij klager en de notaris, vergezeld van hun beider raadslieden, zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities die zij aan de kamer hebben overhandigd.

2.          De feiten

2.1.       Op 1 februari en 16 februari 2017 heeft de notaris gesprekken gevoerd met de moeder van klager, [moeder] (hierna: erflaatster), over de wijze waarop zij haar nalatenschap wenste te regelen.

2.2.       Op 27 februari 2017 heeft de notaris de volgende akten gepasseerd:

           i.            De akte waarbij erflaatster de stichting [STAK] (hierna: de STAK) heeft opgericht. Op grond van deze akte trad erflaatster op als eerste en enige bestuurder van de STAK en zouden na haar defungeren of overlijden de accountant van erflaatster, [de accountant] (hierna: de accountant) en een bevriende advocate, [de advocate] (hierna: de advocate), optreden als bestuursleden;

         ii.            De akte waarbij de administratievoorwaarden voor de STAK zijn vastgesteld (hierna te noemen: akte administratievoorwaarden);

        iii.            De akte waarbij erflaatster het grootste gedeelte van haar vermogen ter certificering heeft geleverd aan de STAK (hierna te noemen: de certificeringsakte). Bij diezelfde akte zijn aan erflaatster 2.016.640 certificaten uitgegeven met een waarde van per saldo € 2.016.640,-. De juridische eigendom van de geleverde goederen is daarmee bij de STAK terechtgekomen en de economische eigendom bij erflaatster (als certificaathouder);

       iv.            Het testament van erflaatster, waarbij erflaatster (kort gezegd):

-          aan haar petekind een bedrag van € 130.000,- heeft gelegateerd;

-          aan klager het vruchtgebruik van de 2.016.640 certificaten heeft gelegateerd;

-          aan de kinderen van klager, tezamen en voor gelijke delen, de eigendom van de 2.016.640 certificaten, belast met het vruchtgebruik ten behoeve van klager, heeft gelegateerd;

-          onder de last van voornoemde legaten klager heeft benoemd tot enig erfgenaam.   

2.3.       Erflaatster is op [datum] 2017 overleden. De accountant en de advocate vormen sinds erflaatsters overlijden het bestuur van de STAK.

2.4.       Op 10 januari 2018 heeft de notaris klager in aanwezigheid van het bestuur van de STAK  geïnformeerd over erflaatsters testament, de certificering van haar vermogen en de STAK. 

2.5.       Bij e-mailbericht van 11 januari 2018 heeft klager onder meer het volgende aan de notaris bericht:

“Ik had verwacht dat het uiterste wil van mijn moeder zou worden voorgelezen, waarna nadat ik de inhoud volledig zou begrijpen er over gesproken zou worden.

Dit is niet gebeurd en de acties en opstelling vanuit het administratiekantoor hebben argwaan bij mij doen opkomen. (…)

Mijn verzoek is dan ook simpel. Ik verzoek eerst het testament te ontvangen, gelezen en begrepen te hebben alvorens er iets verder wordt uitgevoerd.

Ik heb tot op heden nog niets gelezen en wat ik heb gehoord wijkt deels af van wat mijn moeder mij heeft vertelt.

(…)

Graag ontvang ik de uiterste wil zodat ik deze kan gaan begrijpen en hoop dat totdat die begrepen is en ik hem formeel heb aanvaard er geen onomkeerbare acties worden genomen.

(…)

Hopelijk is dit een storm en nare droom in een glas water en klopt mijn onrust en vrees niet dat de uiterste wil niet meer weerspiegeld wat mijn moeder voor ogen had.”

2.6.       Op dezelfde dag heeft de notaris klager het volgende geantwoord:

“Dank voor je reactie.

Het testament en de documenten mbt het administratiekantoor ontvang je einde van deze dag. We hebben afgesproken dat je ze per e-mail ontvangt.

Tevens ontvang je daarbij een brief met uitleg over de wijzen van aanvaarding van de nalatenschap en een verklaring van zuivere aanvaarding, zoals we gisteren hebben besproken.

Uiteraard is het aan jou te besluiten hoe je de nalatenschap wil aanvaarden.

Gisteren hebben we een bespreking gehad waarin zowel het testament als de certificering met de stichting administratiekantoor is doorgenomen.

Ik snap dat je de documenten wil lezen om ze te begrijpen en stel me zo voor dat we daarna een afspraak maken om samen de onduidelijkheden of vragen die je hebt, door te spreken.”

2.7.       Bij brief gedateerd 12 januari 2017, toegezonden per e-mail van 12 januari 2018, heeft de notaris aan klager bericht:

“Naar aanleiding van de bespreking van 10 januari jl. bevestig ik je dat opdracht is gegeven om over te gaan tot het opmaken van een verklaring van erfrecht in de nalatenschap van je moeder, met het overlijden van wie ik je mijn oprechte deelneming betuig.

Je moeder heeft een testament gemaakt en heeft daarnaast een aantal bezittingen van haar vermogen gecertificeerd, dat wil zeggen ondergebracht in een stichting administratiekantoor.

Kopieën van het testament en van de certificering (oprichting stichting administratiekantoor, administratievoorwaarden en levering ter certificering) heb je gisteren per e-mail gehad.

Volgens het testament ben je de enige erfgenaam en heb je als legataris recht op het vruchtgebruik van de certificaten, terwijl je kinderen de eigenaar worden van de certificaten.

Vanwege de certificering van een aantal bezittingen is het bestuur van de stichting administratiekantoor bevoegd om te beslissen over het gecertificeerde vermogen. Als erfgenaam ben jij bevoegd om te beslissen over het vermogen dat niet is gecertificeerd, uiteraard met inachtneming van de bepalingen die je moeder in het testament heeft opgenomen, zoals het legaat aan [het petekind] .

Als erfgenaam heb je een aantal keuzemogelijkheden om je positie te bepalen:

Je kunt de nalatenschap:

- zuiver aanvaarden;

- beneficiair aanvaarden;

- verwerpen.

De verschillende keuzemogelijkheden worden hieronder toegelicht.

(…)

Ik ben ervan uitgegaan dat je erfgenaam wilt zijn in de nalatenschap en de nalatenschap zuiver wilt aanvaarden. Een daartoe strekkende verklaring tref je hierbij aan. Mocht mijn veronderstelling niet juist zijn, dan hoor ik dat graag zo spoedig mogelijk van je.

Indien je met de inhoud van de meegestuurde verklaring akkoord gaat, verzoek ik je vriendelijk deze verklaring volledig in te vullen, te ondertekenen en aan mij te retourneren (…)

Mocht je nog vragen of opmerkingen hebben dan verneem ik deze graag.”

2.8.       Bij e-mailbericht van 22 januari 2018 heeft klager de door hem ondertekende verklaring van zuivere aanvaarding aan de notaris gezonden en haar verzocht om toezending van de verklaring van erfrecht.

2.9.       Bij e-mailbericht van 4 juni 2018 heeft klager de notaris gevraagd om hem alle correspondentie met betrekking tot de totstandkoming van het testament van erflaatster toe te sturen, omdat hij haar gedachtegang beter wenste te begrijpen.

2.10.      Bij brief van 9 juli 2018, verzonden per e-mail van dezelfde datum, heeft de notaris klager bericht:

“(…)

Omdat ik als notaris een geheimhoudingsplicht heb, heb ik mezelf vooraf afgevraagd of ik je de gevraagde informatie mag geven.

Het antwoord daarop is positief omdat je als enige erfgenaam van je moeder recht hebt op die informatie. Enkel gegevens die te maken hebben met de privacy van andere personen, zoals telefoonnummers etc. kan ik je niet geven.

(…)

Je moeder heeft telkens aangegeven dat ze haar vermogen wilde laten toekomen aan jou en je kinderen, waarbij ze stellig van mening was dat haar vermogen dat grotendeels familievermogen is, in stand moest blijven zodat de opbrengst aan jou zou toekomen en daarna aan jouw kinderen (toen was er sprake van één dochter). Voor jouw kinderen had je moeder in gedachten dat ze met die opbrengsten later een goede opleiding kunnen volgen.

Je moeder heeft haar wensen op tafel gelegd en verteld dat er twee personen zijn die haar daarin bijstaan: [X] en [de accountant], aan wie zij het vertrouwen heeft gegeven om samen met haar zaken te bespreken en vast te leggen.

(…)

Nadat ik tijdens de bespreking op 1 februari 2017 met je moeder en [X] heb gepraat over de wensen van je moeder, heb ik daarna alleen met je moeder gepraat.

Ze vertelde me dat ze jou met haar wensen wilde beschermen, omdat ze meende dat jij beïnvloed kon worden door personen van buitenaf. Ze gaf een voorbeeld van iemand die jou benaderd had voor een investering van een groot bedrag. Jij had aan je moeder gevraagd of ze dat wilde investeren, ze heeft dat toen geweigerd. Dat heeft haar aan het denken gezet toen ze hoorde dat ze ernstig ziek was.

Verder vertelde ze dat ze moeite had met je partner en dat ze niet wilde dat je partner invloed zou hebben op het vermogen dat jij van haar erfde, ook niet via jullie dochter/kinderen.

Zoals uit de bijlage blijkt zijn er verschillende gedachten geweest om te komen tot het bijeenhouden van het vermogen van je moeder.

In overleg met [X] en [de accountant] is gekozen voor de vorm van een stichting administratiekantoor.

(…)

(…)

Omdat je moeder vertelde dat ze het moeilijk vond dat jij meteen vanaf het moment van ondertekenen zou weten van de certificering (ze wist niet hoe jij er op zou reageren en wilde zichzelf zoveel mogelijk extra emoties besparen tijdens haar behandelingen om zich zoveel mogelijk te kunnen richten op haar herstel), heeft ze gevraagd of het adres van de stichting dat van [de advocate] mocht zijn.

De geschreven aantekeningen die ik heb gemaakt tijdens de besprekingen tref je hierbij aan, met dien verstande dat enkele gegevens, zoals e-mailadressen en telefoonnummers, zijn verwijderd in verband met de privacy.

Hopelijk helpt bovenstaande je om de gedachtegang van je moeder te kunnen volgen en het rouwproces om haar verder te kunnen verwerken.”

2.11.      De toenmalige advocaat van klager heeft de kantonrechter verzocht tot verlenging van de termijn als bedoeld in artikel 4:77 jo. artikel 4:73 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Bij brief van 11 juli 2018 heeft de griffier namens de kantonrechter onder meer het volgende bericht aan de toenmalige advocaat van klager:

“De kantonrechter maakt uit de door u ingediende stukken op dat uw cliënt wenst te bewerkstelligen dat hij “straffeloos”, waarmee hier bedoeld is zonder verlies van legitimaire aanspraken, het aan hem vermaakte legaat kan verwerpen. Blijkens de tekst van het door u ingediende testament betreft het een legaat van vruchtgebruik van certificaten.

Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is het verzoek van uw cliënt niet toewijsbaar en dient hij, bij gebrek aan belang, daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Naar de mening van de kantonrechter is het legaat immers op zichzelf reeds inferieur en kan het - los van enige termijn - verworpen worden, zonder dat dit gevolgen heeft voor een eventuele legitieme portie.”

2.12.      In haar brief van 12 juli 2018 heeft de toenmalige advocaat van klager de notaris bericht dat klager de door hem verschuldigde erfbelasting van € 305.000,-- en het geldlegaat aan het petekind van € 130.000,-- niet kon voldoen uit het door klager van erflaatster geërfde vermogen, voor zover dat vermogen niet gecertificeerd was.

2.13.      De toenmalige advocaat van klager heeft de notaris - bij brief van 22 februari 2019 - er bovendien op gewezen dat de administratievoorwaarden van de STAK van 27 februari 2017 een fout bevatten, gelet op artikel 7 lid 2 waarin is vermeld dat de certificaten niet met een recht van vruchtgebruik kunnen worden bezwaard, terwijl erflaatster het vruchtgebruik van diezelfde certificaten bij testament van eveneens 27 februari 2017 aan klager heeft gelegateerd.

2.14.      Op 10 mei 2019 heeft de notaris een akte (hierna: de rectificatie-akte) gepasseerd, waarbij het bestuur van de STAK en klager artikel 7 lid 2 van de administratievoorwaarden hebben gerectificeerd, als gevolg waarvan de certificaten kunnen worden bezwaard met een recht van vruchtgebruik.

2.15.      Op 23 mei 2019 is klager met het bestuur van de STAK een overeenkomst van geldlening overeengekomen, neergelegd in een onderhandse akte van dezelfde datum. Op grond van deze overeenkomst heeft de STAK een bedrag van € 130.000,-- geleend aan klager ter voldoening van het door klager aan het petekind verschuldigde legaat van hetzelfde bedrag. Verder staat in de onderhandse akte onder meer het volgende vermeld:

“(…)

3.    De jaarlijks verschuldigde rente wordt bijgeschreven bij de lening.

4.    Er worden geen aflossingen overeengekomen. (…)

5.    Het bestuur van [de STAK] behoudt zich het recht voor om toekomstige vruchtgebruikuitkeringen aan  [klager] aan te wenden ter aflossing van de lening.”

De geldlening is, op een paar uitzonderingen na, in beginsel pas opeisbaar na overlijden van klager.

2.16.      Op 20 augustus 2019 is klager een tweede geldleningsovereenkomst met het bestuur van de STAK overeengekomen, die is neergelegd in een onderhandse akte van dezelfde datum. Op grond van deze overeenkomst heeft de STAK een bedrag van € 305.000,-- geleend aan klager ter voldoening van de door klager verschuldigde erfbelasting van hetzelfde bedrag. De in deze onderhandse akte neergelegde bepalingen zijn gelijkluidend aan de bepalingen van de eerste onderhandse akte.

3.          De klacht

3.1.       Klager verwijt de notaris - kort samengevat - dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van de vier op 27 februari 2017 gepasseerde akten (het testament van erflaatster, de oprichtingsakte van de STAK, de akte administratievoorwaarden en certificeringsakte) en na het openvallen van erflaatsters nalatenschap. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1.       Bij de op 27 februari 2017 gerealiseerde constructie zijn de belangen van klager als erfgenaam en legataris van erflaatster - in strijd met erflaatsters bedoeling - niet in ogenschouw genomen.

2.       De op 27 februari 2017 gepasseerde akte administratievoorwaarden bevat een fout die de notaris pas na inspanningen van de door klager ingeschakelde advocaat heeft rechtgezet. Dit heeft klager veel geld gekost en bovendien heeft de notaris de door haar verrichte reparatiewerkzaamheden bij klager in rekening gebracht. 

3.       De notaris heeft klager ten onrechte geadviseerd de nalatenschap van erflaatster zuiver te aanvaarden.

4.       Na het overlijden van erflaatster heeft de notaris zich afzijdig gehouden en geen pogingen gedaan om de negatieve gevolgen van de op 27 februari 2017 gerealiseerde constructie te repareren of om klager hierin te adviseren.

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.       De notaris heeft haar fout in de akte administratievoorwaarden erkend en zij heeft deze fout direct in de rectificatie-akte hersteld nadat zij hiervan op de hoogte was gebracht. Voorts is niet  gebleken dat - zoals klager betoogt maar onvoldoende onderbouwt - de notaris deze kosten voor wijziging van de akte aan klager in rekening heeft gebracht

Voor zover klager met dit klachtonderdeel mede zou doelen op de kosten die zijn advocaat in dit verband hem in rekening heeft gebracht, volgt de kamer het door de notaris ter zitting gevoerde verweer dat de noodzaak om deze kosten te maken niet is komen vast te staan, aangezien klager zich ook direct tot de notaris had kunnen wenden teneinde zijn klacht op dit punt te bespreken. De kamer acht klachtonderdeel 2. derhalve ongegrond.

4.3.       Ten aanzien van klachtonderdeel 4. zoals vermeld in 3.1. betwist de notaris dat zij zich afzijdig heeft gehouden en dat zij niet bereikbaar was voor klager. De notaris heeft aangevoerd dat klager slechts tweemaal contact heeft gezocht met de notaris en dat was kort na erflaatsters overlijden voor een verklaring van erfrecht en per e-mail op 4 juni 2018 om stukken op te vragen. Beide keren heeft de notaris klager de gewenste informatie en stukken verstrekt. De notaris heeft verder aangevoerd dat zij eerst bij brief van 12 juli 2018 van de toenmalige advocaat van klager kennis heeft genomen van de door klager gestelde problemen. De notaris heeft ook de toenmalige advocaat van klager het aanbod gedaan om met haar en klager een gesprek aan te gaan en uitleg te geven over de inhoud van de op 27 februari 2017 gepasseerde akten, maar van dat aanbod is geen gebruik gemaakt.

Gezien het voorgaande constateert de kamer dat de notaris het nodige heeft gedaan in het contact met klager. Nu dit klachtonderdeel verder ook niet door klager nader is onderbouwd, acht de kamer  klachtonderdeel 4. eveneens ongegrond.

4.4.       Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel vermeld in 3.1. overweegt de kamer het volgende.

Vast staat dat de notaris op 27 februari 2017 voor erflaatster de notariële akten zoals vermeld in 2.2.  heeft opgemaakt en daartoe drie besprekingen met haar heeft gevoerd.

Erflaatster was een vermogende cliënte en had zich tot de notaris gewend om door middel van certificering van haar vermogen te waarborgen dat het familievermogen zoveel mogelijk in stand zou worden gehouden voor klager en zijn kinderen.

De kamer constateert dat noch uit de overgelegde correspondentie van januari 2018, noch uit de aantekeningen van de besprekingen van de notaris met (o.a.) erflaatster op 1 februari 2017 en 16 februari 2017 is gebleken dat de notaris - met uitzondering van het noemen van de overdrachtsbelasting met betrekking tot de woning van erflaatster -, met erflaatster heeft besproken welke mogelijke fiscaalrechtelijke gevolgen deze constructie voor klager zou hebben en op welke wijze klager de verschuldigde betalingen zou moeten gaan verrichten.

Klager werd, nadat hij de nalatenschap zuiver had aanvaard, geconfronteerd met een groot (betalings)probleem. Volgens de successie-aangifte d.d. 3 april 2019 bedraagt de zuivere nalatenschap € 2.031.301,-, waarvan € 1.819.265,- is gecertificeerd en € 421.082,- is gelegateerd. Klager ontving een aanslag voor de door hem en zijn minderjarige dochters verschuldigde erfbelasting ten bedrage van € 305.000,-- en tevens was hij het geldlegaat aan het petekind van € 130.000,-- verschuldigd, terwijl hij voor genoemde bedragen zelf onvoldoende liquiditeiten had.

Niet alleen was klager hierdoor genoodzaakt om twee forse geldleningsovereenkomsten - zoals vermeld in 2.15 en 2.16 - te sluiten om genoemde bedragen te voldoen, maar ziet klager zich de komende jaren ook geconfronteerd met een jaarlijkse IB-aanslag ad € 25.000,- (in box 3) over de erfrechtelijke verkrijgingen van klager en zijn minderjarige kinderen, tot tenminste het jaar waarin het oudste kind van klager de leeftijd van 30 jaar zal hebben bereikt, nu artikel 16 lid 2 van de akte administratievoorwaarden immers bepaalt dat het bestuur van de STAK eerst dan bevoegd is te besluiten tot gehele of gedeeltelijke decertificering van het vermogen.

De kamer concludeert op grond van het vorenstaande dat de notaris onvoldoende heeft stilgestaan bij de voor klager nadelige fiscale gevolgen van de door haar opgezette constructie voor erflaatster.

De notaris heeft aangevoerd dat het de wens van erflaatster was dat klager jaarlijks een bedrag van  € 50.000,- uitgekeerd zou krijgen. Desgevraagd heeft de notaris echter ter zitting verklaard dat artikel 14 van de akte administratievoorwaarden zo moet worden uitgelegd dat de STAK niet verplicht is om jaarlijks dit bedrag aan klager uit te keren.

De notaris heeft voorts ter zitting betoogd dat klager alleen maar met het bestuur van de STAK behoeft te overleggen om een extra lening aan te gaan en dat er eigenlijk geen probleem is voor klager.

Daarmee miskent de notaris naar het oordeel van de kamer het feit dat klager afhankelijk is van het bestuur van de STAK die wel of niet kan besluiten om tot uitkering van de vruchten uit het gecertificeerd vermogen over te gaan. De notaris heeft dit in het geheel niet onderkend.

De kamer betwijfelt dan ook of de notaris erflaatster de vraag heeft gesteld of haar zoon de successierechten en het legaat aan het petekind wel kon betalen als het vermogen vrijwel volledig zou worden gecertificeerd en het beoogde rendement van het na te laten vermogen onvoldoende zou worden gerealiseerd. De notaris had hiervoor eenvoudig een voorziening kunnen treffen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De kamer acht dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

4.5.       Klager verwijt de notaris in het derde klachtonderdeel dat zij hem ten onrechte heeft geadviseerd om de nalatenschap van erflaatster zuiver te aanvaarden. Indien de notaris klager had geadviseerd om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, had klager de huidige klemmende schuldpositie kunnen voorkomen. De afwikkeling van de nalatenschap had uitgesteld kunnen worden tot het moment waarop de boedelbestanddelen te gelde waren gemaakt en de vorderingen waren geïnd, aldus klager.

De kamer acht ook dit klachtonderdeel gegrond, in die zin dat de notaris klager hierin niet volledig heeft geadviseerd. Weliswaar blijkt uit zowel de e-mail van de notaris van 12 januari 2018 als uit het gespreksverslag van 28 september 2018 dat de notaris klager in algemene bewoordingen heeft geïnformeerd over de verschillende wijzen van aanvaarding en verwerping van de nalatenschap, maar niet dat zij klager de nadelige gevolgen daarvan heeft voorgehouden. De brief die zij tezamen met de conceptverklaring zuivere aanvaarding naar klager heeft gestuurd, is naar het oordeel van de kamer  een standaardbrief. Omdat het hier een bijzondere constructie van gecertificeerd vermogen in combinatie met onder meer een vruchtgebruik-legaat betrof, had het naar het oordeel van de kamer op de weg van de notaris gelegen om klager uitgebreider en duidelijk te wijzen op de gevolgen van een zuivere aanvaarding. De kamer acht dit klachtonderdeel dus eveneens gegrond.

4.6.       Maatregel

Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de kamer het volgende.

De kamer vindt de door de notaris gemaakte fout, gezien de bovenstaande gang van zaken, ernstig.

De kamer overweegt dat de notaris terzake haar advisering aan erflaatster met betrekking tot het gecertificeerde vermogen waaruit het vruchtgebruik aan klager was gelegateerd, onvoldoende heeft stilgestaan bij de fiscale gevolgen van deze constructie. Dit klemt te meer omdat de onder meer door de notaris vormgegeven certificeringsakte juist als een beschermingsconstructie voor klager was bedoeld.

Daarnaast had de notaris, gelet op deze bijzondere constructie, en gezien haar informatie- en belehrungspflicht ex artikel 43 lid 1 Wna, zich ervan moeten vergewissen dat klager de gevolgen van de zuivere aanvaarding volledig begreep en onderkende. Uit de brief van 12 januari 2018 blijkt niet dat de notaris klager (in het gesprek op 11 januari 2018) erop heeft gewezen welke concrete gevolgen de zuivere aanvaarding van de nalatenschap had ten aanzien van de voldoening van de legaten en de verschuldigde inkomsten- en erfbelasting. Evenmin is gebleken dat de notaris klager heeft geadviseerd te onderzoeken of hij voldoende contante gelden zou hebben om die schulden te voldoen, aangezien klager als erfgenaam slechts over een klein deel van erflaatsters nalatenschap zelf zou kunnen beschikken, terwijl het grootste gedeelte van erflaatsters nalatenschap uit gecertificeerd vermogen bestond.

Gelet op het voorgaande – mede blijkens haar verklaring(en) ter zitting – komt de kamer tot het oordeel dat de notaris zich niet voldoende heeft gerealiseerd waar klager voor zou komen te staan. Daarbij komt dat de notaris - eveneens ter zitting - aan de kamer geen blijk heeft gegeven de klachtwaardigheid van haar handelen in te zien.

De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris ernstig tekort is geschoten in haar zorg die zij ten opzichte van klager diende te betrachten. Van haar wijze van handelen kan haar een ernstig verwijt worden gemaakt. De kamer acht de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van een week daarom passend en geboden.

4.7.       Omdat de kamer de klacht deels gegrond verklaart, dient de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

4.8.       De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a  Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordelingen kamers voor het notariaat, te veroordelen in de  kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken,  forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,- en op een bedrag van € 500,- in verband met kosten van  door de gemachtigde van klager beroepsmatig verleende bijstand in deze klachtprocedure.

4.9.       De notaris dient deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het  onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.10.      Nu de klacht deels gegrond wordt verklaard en aan de notaris een maatregel wordt opgelegd,  ziet de kamer - gelet op het bepaalde bij 103b lid 1 onder b Wna en de Tijdelijke Richtlijn  kostenveroordeling kamers voor het notariaat - aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten  die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden  vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die  aanleiding geven tot een andere beslissing.

4.11.      De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het  onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de  Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop  de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klacht deels gegrond, deels ongegrond, zoals hiervoor overwogen;

5.2.      legt aan de notaris de maatregel op van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur  van een week;

5.3.      veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van een bedrag van:

-           € 50,- in verband met het genoemde griffierecht;

-           € 50,- in verband met de genoemde kosten van klager;

-           € 500,- in verband met de kosten van de gemachtigde van klager.

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.8. en 4.9. is omschreven;

5.4.      veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 3.500,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.11. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter,  mr. P.M. Knaapen, rechterlijk lid en mr. L.J.M. Teunissen , notaris lid.

Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2020 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

mr. M. Land-Smorenburg, secretaris,                mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

buiten staat

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.