ECLI:NL:TNORDHA:2020:18 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-65

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2020:18
Datum uitspraak: 06-11-2020
Datum publicatie: 12-03-2021
Zaaknummer(s): 19-65
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat er na veertien maanden nauwelijks voortgang was geboekt in de vereffening.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 6 november 2020 inzake de klacht onder nummer 19-65 van:

[klager] ,

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·       de klacht, met bijlagen, ingekomen op 24 juni 2019,

·       het antwoord van de notaris,

·       de repliek,

·       de dupliek.

Gelet op de van kracht zijnde corona-maatregelen heeft er met toestemming van partijen geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld middels repliek en dupliek hun zienswijze nader toe te lichten.

De feiten

Op 8 december 2011 is de moeder van klager, mevrouw [X] (hierna te noemen: erflaatster), overleden. Klager en zijn zuster waren de enig erfgenamen. Zij hebben beiden de nalatenschap beneficiair aanvaard.

Bij testament heeft erflaatster klager benoemd tot executeur.

Klager en zijn zuster hebben onenigheid gekregen over de afwikkeling van de nalatenschap. Om uit de impasse te geraken heeft klager de rechtbank verzocht om een onafhankelijke vereffenaar te benoemen.

Bij beslissing van de rechtbank Den Haag van [uitspraakdatum] is Stichting [P] (hierna te noemen: de Stichting) benoemd tot vereffenaar. De notaris heeft als bestuurder van de Stichting de taak van vereffenaar op zich genomen.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris dat er na veertien maanden nauwelijks voortgang was geboekt in de vereffening. Klager heeft vervolgens een advocaat ingeschakeld om de afwikkeling vlot te trekken.

Klager verwijt de notaris – zakelijk samengevat – het volgende:

1. een onthutsend slechte start van de vereffening in 2014 en een dramatisch vervolg tot en met het eerste kwartaal van 2016. Een aantal zaken die in die periode niet goed zijn gegaan, zijn van invloed geweest op de definitieve boedelbeschrijving van 2017. Uiteindelijk heeft de vereffening bijna vier jaar geduurd, en daarin heeft de notaris in periodes van bijna één jaar vrijwel niets gedaan;

2. vrijwel alle wettelijke taken van de vereffenaar zoals bedoeld in artikel 4:211 van het Burgerlijk Wetboek en verder zijn niet uitgevoerd. Van enig beheer was geen sprake. Effecten zijn uiteindelijk verkocht zonder overleg met de erfgenamen. Er is geen rekening en verantwoording aan de erfgenamen afgelegd;

3. de notaris heeft het vereffeningsproces niet professioneel en zeer onzorgvuldig behandeld. In de definitieve boedelbeschrijving uit 2017 zijn 12 posten uit de vermogensopstelling met een waarde van ongeveer € 150.000,- niet opgenomen;

4. de notaris bleek noch integer, noch betrouwbaar. De notaris heeft meer gedeclareerd dan was overeengekomen.

De notaris vat de klacht als volgt samen en voert het volgende aan:

1. de start van de afwikkeling van de nalatenschap en het gebrek aan voortgang/communicatie. Aan het begin van de vereffening heeft de notaris contact gezocht met de erfgenamen om te bezien of er mediation mogelijk was. Dit was helaas niet mogelijk. Nadat klager alle bescheiden had overhandigd, diende er een start te worden gemaakt met de vereffening. Er is toen onvoldoende voortgang geweest. Ook is er onvoldoende gecommuniceerd. Dit heeft ertoe geleid dat klager de rechtbank heeft verzocht een andere vereffenaar te benoemen. Ter zitting bij de rechtbank heeft de notaris toegegeven dat er onvoldoende voortgang was. Vanaf dat moment is de vereffening goed opgepakt door de notaris;

2. het beheer van de nalatenschap. Vanaf aanvang van de vereffening lag de verantwoordelijkheid voor het beheer bij de notaris als vereffenaar. Er is ten aanzien van het beheer te weinig voortgang geweest. Dit heeft de notaris ook erkend. Na de zitting bij de rechtbank is ook het beheer goed opgepakt. De gelden zijn overgeboekt naar de kwaliteitsrekening van de notaris. De effecten zijn verkocht, omdat het saldo van de nalatenschap negatief was;

3. de wijze waarop de vereffening heeft plaatsgevonden en het niet opnemen van alle ingebrachte vorderingen. Klager had diverse belangen in de nalatenschap. Hij was (eerst) executeur, maar ook erfgenaam, schuldeiser en ook trad hij op als bestuurder/aandeelhouder van schuldeiser IOCV. Niet alle vorderingen zijn door de notaris opgenomen in de boedelbeschrijving. Daarbij is de reden vermeld. Over het wel of niet erkennen van vorderingen is veel discussie geweest. Uiteindelijk is eind januari 2017 overeenstemming bereikt tussen partijen en is een herziene boedelbeschrijving opgemaakt en verzonden. Beide erfgenamen en de schuldeisers zijn schriftelijk geïnformeerd;

4. het in rekening gebrachte honorarium. Omdat door klager een voorbehoud werd gemaakt ten aanzien van het in rekening gebrachte honorarium, heeft de notaris de rechtbank verzocht het loon vast te stellen conform de ingebrachte urenlijst en pro-forma declaratie. De rechtbank heeft in haar beschikking van 8 januari 2018 het loon vastgesteld. Op grond van deze vaststelling is vervolgens de herziene boedelbeschrijving opgesteld en verzonden;

5. het uitblijven van de rekening en verantwoording. Over het uitblijven van de rekening en verantwoording is volgens de notaris een misverstand de oorzaak van de (wederzijdse) irritatie en klacht. Het verzoek van klager tot ontslag van de vereffenaar is diverse malen aangehouden bij de rechtbank. De rechtbank is diverse malen over de voortgang geïnformeerd. De rechtbank heeft het loon vastgesteld. Desondanks werd het verzoek aangehouden. Uiteindelijk heeft klager het verzoek ingetrokken, omdat een definitieve rekening en verantwoording uitbleef. Het verzoek tot ontslag is op 3 juni 2019 ingetrokken. Vervolgens kon pas de rekening en verantwoording worden ingediend.

In zijn repliek heeft klager aangevoerd dat de notaris in zijn verweerschrift de verwijten van klager niet heeft weerlegd. De werkelijkheid, feiten en gebeurtenissen zijn aantoonbaar anders dan de notaris heeft geschetst.

De notaris heeft bij dupliek gereageerd. De notaris heeft meerdere malen aangegeven dat er bij aanvang van de vereffening onvoldoende voortgang en communicatie is geweest. De notaris vind het heel vervelend dat klager de afwikkeling als onder de maat beschouwt. De notaris begrijpt dat klager zorgen had over de afwikkeling.

Indien klager dat op prijs stelt gaat de notaris graag met hem en ook zijn adviseur in gesprek.

Maar uiteindelijk is de nalatenschap afgewikkeld en hebben alle betrokkenen ingestemd.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer stelt vast dat sprake is van een op onderdelen bijzonder gedetailleerde klacht, doch in essentie komt het erop neer dat de notaris slecht met klager heeft gecommuniceerd, hem ontijdig heeft geïnformeerd en op onderdelen onjuist en/of onzorgvuldig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de Kamer zijn deze verwijten terecht. Vast is komen te staan dat de notaris de vereffening niet voortvarend heeft opgepakt. De notaris heeft dit meerdere malen toegegeven. Pas toen het ontslag van de notaris als vereffenaar werd gevraagd kwam hij in actie. Echter ook nadien is de behandeling weinig voortvarend geweest. Dat dit uiteindelijk heeft geleid tot de boedelbeschrijving, het akkoord en de uitbetaling aan de erfgenamen doet daar niet aan af.

De Kamer constateert dat de notaris veel van de in detail geformuleerde klachtonderdelen onbesproken laat, zodat van de juistheid daarvan uitgegaan kan worden.

De Kamer concludeert dat de notaris niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. De klacht is dan ook gegrond.

Maatregel

Door het tuchtrechtelijk laakbaar nalaten van de notaris is het vertrouwen van klager in het notariaat ernstig geschonden en de notaris heeft door zijn nalaten de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. De Kamer acht zijn handelwijze dusdanig laakbaar dat de Kamer de maatregel van berisping passend en geboden acht.

Griffierecht

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99, vijfde lid, van de Wna, het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

De notaris dient het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Kostenveroordeling

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de maatregel van berisping op;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat tegen onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat, ten uitvoer zal worden gelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris;

veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder ‘kostenveroordeling’ bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, S.H. Poiesz en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.