ECLI:NL:TNORARL:2020:9 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/362749 KL RK 19-156

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:9
Datum uitspraak: 11-03-2020
Datum publicatie: 17-03-2020
Zaaknummer(s): C/05/362749 KL RK 19-156
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de notaris dat zij nalatig is geweest. Daarnaast verdenkt zij de notaris ervan samengewerkt te hebben met de zus. De kamer heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de klachttermijn. Daarbij heeft de kamer overwogen dat als de klacht tijdig zou zijn ingediend , deze wegens gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond zou zijn verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/362749 / KL RK 19-156

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

wonende te [ woonplaats klaagster ],

klaagster

tegen

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht van 28 november 2019;

-        het verweer van de notaris van 6 januari 2020.

1.2.      De klachtzaak is op de zitting van 5 februari 2020 behandeld. Zowel klaagster als de notaris zijn naar de zitting gekomen. Beiden hebben op de zitting het woord gevoerd.

2.         De feiten

2.1.      De heer [ naam vader ] (hierna: vader) heeft drie kinderen, waaronder klaagster en mevrouw [ naam van de zus ] (hierna: de zus). Vader heeft ten overstaan van de notaris zijn testament opgemaakt.

2.2.      Klaagster heeft in de zomer van 2016 telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) de notaris. Zij wilde voor vader een afspraak maken om zijn testament in te zien.

2.3.      Op 27 juli 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de notaris, vader en klaagster waarbij onder meer is gesproken over het testament van vader.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klaagster verwijt de notaris dat zij nalatig is geweest. Daarnaast verdenkt zij de notaris ervan samengewerkt te hebben met de zus.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Artikel 99 lid 21 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.

De vervaltermijn neemt een aanvang zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is.

4.2.      De notaris heeft onweersproken gesteld dat het gesprek tussen de notaris, vader en klaagster heeft plaatsgevonden op 27 juli 2016. Het telefoongesprek om een afspraak te maken heeft daarvoor nog plaatsgevonden. Nu de klacht is ingekomen op 28 november 2019 komt de kamer tot de conclusie dat klaagster haar klacht te laat heeft ingediend. Daarom zal de kamer de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

4.3.      Daar komt nog bij dat zelfs al zou de klacht binnen de geldende klachttermijn zijn ingediend, de kamer van oordeel is dat de klacht ongegrond is.

4.4.       De norm waaraan het handelen van een notaris moet worden getoetst is vastgelegd in artikel 93 lid 1 Wna. In dat artikel staat dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.5.       Klaagster stelt dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met (het kantoor van) de notaris om een afspraak te maken voor vader omtrent zijn testament. Volgens klaagster antwoordde de medewerkster van de notaris toen dat klaagster contact moest opnemen met de zus, waarbij de medewerkster van de notaris zelfs de voornaam van de zus noemde.

4.6.       De notaris heeft als verweer aangevoerd dat een van haar medewerkers zich het telefoongesprek met klaagster nog kan herinneren. Die medewerkster gaf aan dat zij destijds een dossier in behandeling had van vader. Dit betrof noch de verkoop van het winkelpand aan de [ adresgegevens van het winkelpand ] noch het testament van vader. Het ging in dat dossier om een klein perceel grond dat door vader werd verkocht aan de buren. Vader had in dat dossier aangegeven dat de zus de contactpersoon moest zijn. De grond werd niet verkocht aan de zus, dus van belangenverstrengeling was geen sprake. Aan de telefoon stelde klaagster vragen over dit dossier, waarop de betreffende medewerkster aangaf dat klaagster voor verdere informatie over dat dossier met de zus of met vader moest overleggen, aldus de notaris.

4.7.       Klaagster heeft ter zitting verklaard dat de lezing van (de medewerkster van) de notaris niet klopt. Volgens klaagster heeft zij in het telefoongesprek enkel aangegeven dat zij een afspraak wilde maken om het testament van vader in te zien. Daarom vond zij het heel bijzonder dat de medewerkster klaagster verwees naar de zus.

4.8.       De kamer overweegt dat klaagster en (de medewerkster van) de notaris ieder een andere lezing hebben van het bewuste telefoongesprek. Voor zover de medewerkster klaagster heeft willen doorverwijzen naar de zus voor vragen over de overdracht van het perceel grond, acht de kamer dit niet klachtwaardig. De zus fungeerde op verzoek van vader als contactpersoon. Van een ongeoorloofde samenwerking met de zus dan wel partijdigheid ten gunste van de zus met betrekking tot het testament van vader is niet gebleken. Klaagster heeft haar stellingen hieromtrent ook niet nader onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond zou moeten worden verklaard als de klacht tijdig was ingediend.

4.9.       In datzelfde telefoongesprek heeft de medewerkster van de notaris voor klaagster en vader een afspraak gemaakt bij de notaris om het testament van vader in te zien. Volgens klaagster heeft zij tijdens die afspraak aan de notaris gevraagd wat zij kon doen om een verkoop te voorkomen. Klaagster stelt dat de notaris toen had moeten adviseren om een levenstestament voor vader op te maken.

4.10.     De notaris heeft als verweer aangevoerd dat vader zijn testament wilde inzien. Vader gaf aan dat hij graag wilde dat klaagster bij het gesprek aanwezig was. Dit mede vanwege het feit dat klaagster wilde weten of de kinderen gezamenlijke erfgenamen waren van hun vader. Daarna is het testament van vader inhoudelijk besproken. In dat gesprek werd ook toegelicht dat er pas zekerheid is over een testament na overlijden, vanwege het feit dat een testament gewijzigd kon worden. Vervolgens gaf klaagster aan dat zij wilde dat de notaris een akte zou opstellen waarin geregeld zou worden, dat vader alleen stukken kon ondertekenen indien alle kinderen daarbij aanwezig zouden zijn. De notaris heeft toen geantwoord dat vader in beginsel alleen bevoegd was om te handelen. Daarna is besproken dat er verschillende mogelijkheden zijn om personen te beschermen. Daarbij kwamen aan de orde het meerderjarigenbewind, ondercuratelestelling en ook de mogelijkheid van volmacht. De notaris heeft de verschillende rechtsfiguren aan vader en klaagster toegelicht. Vader heeft in dat gesprek diverse malen aangegeven dat hij het erg vervelend vond dat zijn kinderen tijdens leven van hem en zijn echtgenote al ruzie maakten over de verdeling van het vermogen. Nadat vragen door vader en klaagster waren gesteld en beantwoord, is het gesprek afgerond, zonder dat er een opdracht is gegeven voor het opstellen van een volmacht of het aanvragen van bewind of ondercuratelestelling, aldus de notaris.

4.11.     De kamer overweegt dat de notaris met de door haar beschreven handelwijze niet klachtwaardig heeft gehandeld. Dat de notaris nalatig is geweest en/of partijdig is geweest ten gunste van de zus is niet gebleken en klaagster heeft haar stellingen ook niet nader onderbouwd. Ook dit onderdeel van de klacht zou ongegrond verklaard zijn als de klacht tijdig zou zijn ingediend.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-        verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. O. Nijhuis, mr. L.P. Oostveen-ter Braak, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.