ECLI:NL:TNORARL:2020:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367793 / KL RK 20-32

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:37
Datum uitspraak: 02-12-2020
Datum publicatie: 30-03-2021
Zaaknummer(s): C/05/367793 / KL RK 20-32
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   1)Uit de aantekeningen van de notaris volgt dat de notaris bij haar werkzaamheden in deze zaak wel degelijk het Stappenplan gevolgd heeft. De omstandigheid dat er in deze zaak weinig tijd was tussen het eerste, het tweede en het passeergesprek met erflaatster volgt uit de medische toestand van erflaatster. Geen grond aan te nemen dat wilsbekwaamheid onzorgvuldig zou zijn beoordeeld. 2) De kamer is van oordeel dat de notaris een plausibele verklaring geeft voor de aanpassing van de passeerdatum in het CTR, die ook volledig aansluit op de feiten zoals klager die stelt. 3) De notaris stelt weliswaar terecht dat zij de instemming van de zoon van klager/executeur van het testament nodig had om klager een volledig afschrift van het testament te kunnen verstrekken, maar voor het vragen van deze toestemming - waardoor de zoon van klager op dat moment bekend werd met klagers belangstelling voor het testament - had de notaris in dit geval eerst toestemming moeten vragen aan klager.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/367793 / KL RK 20-32

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.]

wonende te […],

klager,

tegen

[N.],

Notaris.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht, met bijlagen, van 11 maart 2020

-        het verweer van de notaris ingekomen 22 april 2020

-        de repliek van klager van 13 juli 2020

-        de dupliek van de notaris van 10 augustus 2020

1.2 Deze klacht is vanwege de maatregelen rondom het corona-virus niet op zitting behandeld, aangezien partijen hebben ingestemd met schriftelijke afhandeling. Om die reden zijn partijen in de gelegenheid gesteld bij repliek en dupliek over en weer schriftelijk op elkaars standpunt te reageren. De zaak is daarop door de kamer beoordeeld in de raadkamer van 18 september 2020.

 

2. De feiten

2.1 Op 20 december 2019 heeft de oudste zoon van klager per e-mail contact opgenomen met de notaris met de vraag of de notaris een testament zou kunnen passeren voor zijn moeder, die op dat moment ernstig ziek was en in een hospice werd verpleegd.

2.2 Op 24 december 2019 heeft de notaris in het hospice gesproken met de moeder van klaagster. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de notaris een concept-testament gepasseerd. Dit testament is na bespreking met de moeder van klager (hierna: erflaatster) dezelfde dag nog, dus op 24 december 2019, gepasseerd.

2.3 Erflaatster was gehuwd met klager. Met het testament van 24 december 2019 heeft erflaatster klager onterfd en de twee zonen die uit het huwelijk met erflater zijn voortgekomen tot enige erfgenamen benoemd.

2.4 De notaris heeft bij terugkeer op kantoor na ondertekening van het testament op

24 december 2019, het testament in de kluis gelegd voor registratie op de eerstvolgende werkdag.

2.5 Op 27 december 2019 heeft bedoelde registratie plaatsgevonden. Daarbij is per abuis de datum van 27 december 2019 als passeerdatum ingevuld.

2.6 Op 13 januari 2020 heeft bij de notaris op kantoor een gesprek plaatsgevonden tussen de notaris en klager. Partijen verschillen van mening over de vraag of klager op dat moment reeds over een afschrift van het testament beschikte, dan wel de notaris daarom gevraagd heeft.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris onzorgvuldig te werk te zijn gegaan bij het voorbereiden en het uitvoeren en het afwikkelen van (de wijziging in) het testament van erflaatster van

24 december 2019. De klacht valt uiteen in verschillende klachtonderdelen die hierna per onderdeel zullen worden besproken.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Norm

4.1.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.2 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.3 Artikel 17 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt uitoefent in onafhankelijkheid en de belangen behartigt van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

4.1.4 De norm van zorgvuldigheid wordt, als het gaat om het bepalen van wilsbekwaamheid door de notaris, onder meer ingevuld door het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: Stappenplan) zoals vastgesteld door het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in 2006.

4.1.5 Het stappenplan geeft een opsomming van zogenaamde indicatoren (hierna: de indicatoren) aan de hand waarvan de notaris in de eerste plaats bepaalt of nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid noodzakelijk is. Indien dat het geval is, spelen de indicatoren vervolgens ook een rol bij de vraag hoe, in hoeverre en door wie dit nader onderzoek ingesteld dient te worden.

4.1.6 Met andere woorden, het is volgens het Stappenplan mogelijk dat een notaris de indicatoren van het stappenplan toepast en aan de hand daarvan tot de conclusie komt dat nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid niet noodzakelijk is.

Toetsing

4.2.1 Klachtonderdeel 1) De notaris heeft het stappenplan niet gevolgd

Klager verwijt de notaris dat zij, indien zij het stappenplan zou hebben gevolgd, tot de conclusie zou zijn gekomen dat zij vanwege de aanwezige contra-indicaties het testament van 24 december 2019 niet voor erflaatster kon passeren.

4.2.2  De notaris stelt zich in deze zaak op het standpunt dat zij op basis van de gesprekken die zij met erflaatster aan de hand van het Stappenplan gevoerd heeft, tot de volle overtuiging is gekomen dat erflaatster haar wil kon bepalen, deze kon begrijpen en hier volledig achterstond.

Om deze reden heeft zij geen aanleiding gezien een nader onderzoek in te (laten) stellen naar de wilsbekwaamheid van erflater.

4.2.3 De kamer overweegt dat uit de aantekeningen van de notaris volgt dat de notaris bij haar werkzaamheden in deze zaak wel degelijk het Stappenplan gevolgd heeft. De kamer ziet geen aanleiding om de echtheid van bedoelde aantekeningen te betwijfelen. De omstandigheid dat er in deze zaak weinig tijd was tussen het eerste, het tweede en het passeergesprek met erflaatster volgt uit de medische toestand van erflaatster op dat moment en vormt op zichzelf beschouwd en in onderlinge samenhang met de overige omstandigheden geen grond om aan te nemen dat de notaris de wilsbekwaamheid van erflaatster niet zorgvuldig zou hebben beoordeeld.

Uit de aantekeningen blijkt bovendien dat erflaatster haar bedoeling bij de wijziging van het testament in het tweede gesprek nogmaals zelf heeft herhaald. Hieruit valt af te leiden dat de notaris het begrip van erflaatster van de inhoud en strekking van het testament van

24 december 2019 voldoende zorgvuldig heeft getest.

De klacht op dit onderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.3.1 Klachtonderdeel 2) De notaris heeft de passeerdatum van het testament achteraf aangepast

Klager stelt dat uit het feit dat de notaris de passeerdatum in het centraal testamenten register (CTR) heeft laten aanpassen, volgt dat de notaris in strijd met de waarheid heeft verklaard over de eigenlijke passeerdatum van het testament.

4.3.2 De notaris voert aan dat zij het testament wel degelijk op 24 december 2019 heeft gepasseerd. Omdat het kantoor van de notaris op die dag gesloten was, heeft de notaris het testament op 24 december 2019 in de kluis gelegd, met de opdracht het testament op de eerst volgende werkdag, 27 december 2019, te laten registreren. Dat is ook gebeurd, echter daarbij is per abuis de registratiedatum als passeerdatum ingevuld. Deze fout heeft de notaris bij ontdekking hersteld. De datum van 24 december 2019 is dus wel degelijk de passeerdatum van het testament.

4.3.3 De kamer is van oordeel dat de notaris een plausibele verklaring geeft voor de aanpassing van de passeerdatum in het CTR, die ook volledig aansluit op de feiten zoals klager die stelt. Feiten of omstandigheden die de verklaring van de notaris voor de gang van zaken onaannemelijk of tuchtrechtelijk verwijtbaar maken zijn niet gesteld of gebleken.

De klacht op dit onderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.4.1 Klachtonderdeel 3 De notaris heeft klager op 13 januari 2020 niet om legitimatie gevraagd

Klager stelt dat de notaris klager, toen hij zich op 13 januari 2020 bij de notaris op kantoor meldde, om zijn legitimatie had moeten vragen.

4.4.2 De notaris erkent dat zij verzuimd heeft dit te doen, echter de notaris voert naar het oordeel van de kamer terecht aan dat zij in dit geval, vanwege de toedracht van de situatie, bepaald geen reden had om aan de identiteit van klager te twijfelen. Dit neemt echter niet weg dat de notaris door klager niet zijn legitimatie te vragen, in strijd met de voorschriften heeft gehandeld. Echter de schending van deze voorschriften is, gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval, niet zodanig ernstig te noemen dat deze klachtwaardig zou zijn.

De klacht op dit onderdeel treft daarom geen doel.

4.5.1 Klachtonderdeel 4) Officieus uittreksel verstrekt, volledig afschrift testament toegezegd

Klager stelt dat de notaris hem ten onrechte een officieus afschrift van een uittreksel van het testament heeft gegeven en bovendien een officieel afschrift van het volledige testament heeft toegezegd. Uiteindelijk heeft klager in afwijking van deze - volgens klager onjuiste - handelwijze dan wel toezeggingen, een officieel uittreksel van het testament ontvangen.

4.5.2 De kamer overweegt dat klager zich terecht op het standpunt stelt dat hij als niet-erfgenaam inderdaad aanspraak kan maken op afgifte van een uittreksel van het voor hem relevante deel van het testament (artikel 49 Wna). De beweerdelijke toezegging van de notaris, voor zover deze zou hebben ingehouden dat klager een volledig (en officieel) afschrift van het testament tegen betaling zou kunnen verkrijgen, zou dus met het oog op de toepasselijke regelgeving onjuist zijn.

De kamer komt echter tot de slotsom dat klager bij dit onderdeel geen afzonderlijk redelijk belang heeft en bovendien dat de gestelde toezegging op zichzelf naar de aard en geringe ernst ervan geen klachtwaardige gedraging oplevert.

De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.

4.6.1 Klachtonderdeel 5) Notaris heeft zoon klager ingelicht

Klager verwijt de notaris dat zij zijn zoon in kennis heeft gesteld van het feit dat klager een afschrift/uittreksel van het testament heeft gevraagd. Deze mededeling heeft de relatie tussen klager en zijn zoon negatief beïnvloed.

4.6.2 De notaris heeft erkent dat zij contact heeft opgenomen met de zoon van klager/executeur van het testament, om toestemming te vragen om klager een afschrift van het testament te verstrekken.

4.6.3 De kamer is van oordeel dat klager de notaris op dit punt een terecht verwijt maakt. De notaris stelt weliswaar terecht dat zij de instemming van de zoon van klager/executeur van het testament nodig had om klager een volledig afschrift van het testament te kunnen verstrekken, maar voor het vragen van deze toestemming - waardoor de zoon van klager op dat moment bekend werd met klagers belangstelling voor het testament - had de notaris eerst toestemming moeten vragen aan klager.

De klacht moet daarom op dit punt gegrond verklaard worden.

4.7 Klachtonderdeel 6 en 7) Verzoek opvragen volledige testament en bijbehorende stukken, onder ede horen receptioniste

De kamer ziet aanleiding klachtonderdeel 6) en 7) gezamenlijk te behandelen, vanwege het feit dat de klacht op de in dit verband van belang zijnde punten ongegrond wordt verklaard. De klachtonderdelen 6) en 7) hebben daarom niet langer zelfstandige betekenis en worden daarom zonder nadere bespreking ongegrond verklaard.

4.8 Maatregel

In het licht van de aard en strekking van de voorliggende klacht als geheel en de ongegrondverklaring van de klachtonderdelen 1) tot en met 4) en het daaruit voortvloeiend verlies van zelfstandige betekenis van de klachtonderdelen 6) en 7), ziet de kamer geen grond om naar aanleiding van de gegrondverklaring van klachtonderdeel 5) de notaris een maatregel op te leggen. De tekortkoming die in dit klachtonderdeel aan de orde wordt gesteld is, alle van belang zijnde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, niet van een zodanig gewicht dat deze de oplegging van een maatregel rechtvaardigt.

4.9 Kostenveroordeling

Omdat de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

De notaris dient het griffierecht genoemd in alinea binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris. Vanwege het feit dat de kamer geen aanleiding ziet tot oplegging van een maatregel wordt afgezien van een veroordeling in de overige kosten van klager en de kosten van behandeling bij de kamer.

4.10 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht gegrond op onderdeel 5) en voor het overige ongegrond;

- bepaalt dat de notaris klager het door klager betaalde griffierecht vergoedt op de wijze als bepaald in alinea 4.9

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. F.E.J. Goffin, mr. J.G.T.M. Castrop, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 2 december 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.