ECLI:NL:TNORAMS:2020:6 Kamer voor het notariaat Amsterdam 687093/NT 20-31

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2020:6
Datum uitspraak: 27-10-2020
Datum publicatie: 14-01-2021
Zaaknummer(s): 687093/NT 20-31
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Notarieel medewerker of kandidaat-notaris? Klacht: Niet voldoen aan vereisten van permanente educatie (PE).  Op grond van de Wna is iemand  kandidaat-notaris als diegene voldoet aan de opleidingsvereisten, vermeld in de Wna en onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht. Vast staat dat mr. [X] aan de opleidingsvereisten voldoet. Ook staat vast dat zij werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van een notaris. De kamer is van oordeel dat mag worden verwacht en aangenomen dat werkzaamheden die notarieel medewerkers in het algemeen en dus ook op het notariskantoor van de notaris verrichten notariële werkzaamheden zijn. De kamer stelt dan ook vast dat mr. [X] onder de definitie van kandidaat-notaris valt.  Gelet op de bijzondere omstandigheden en het feit dat met de KNB gesprekken zullen plaatsvinden over de PE-verplichting van mr. [X], kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing in de klacht met nummer 687093 / NT 20-31 van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

hierna: het BFT,

tegen:

mr. [naam beklaagde],                                                                                                 

hierna te noemen: mr. [X],

gemachtigde: mr. [naam], notaris te [plaats],

hierna te noemen: de notaris.

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 14 juli 2020 heeft het BFT een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2       Bij brief van 3 augustus 2020 heeft de notaris namens mr. [X] een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3       Bij brief van 11 september 2020 heeft de notaris de kamer bericht geen bezwaar te hebben tegen een schriftelijke afdoening door de kamer.

1.4       Bij brief van 22 september 2020 heeft het BFT de kamer bericht eveneens geen bezwaar te hebben tegen een schriftelijke afdoening door de kamer en heeft het BFT tevens (kort) gereageerd op het verweerschrift.

1.5       Bij e-mailbericht van 29 september 2020 heeft de notaris een (korte) laatste reactie gegeven.

2. De feiten

2.1       Mr. [X] heeft notarieel recht gestudeerd; in 2008 is zij afgestudeerd. Sinds 6 oktober 2008 is mr. [X] in dienst bij het notariskantoor [naam kantoor] en staat zij als kandidaat-notaris geregistreerd in het register voor het notariaat. Mr. [X] heeft niet de (zesjarige) notariële beroepsopleiding gevolgd.

2.2       Bij brief van 12 augustus 2016 heeft het BFT aan  mr. [X] geschreven:

“Uw beroepsorganisatie KNB heeft het BFT laten weten dat u niet volledig heeft voldaan aan uw opleidingsverplichtingen in het kader van de permanente educatie.

De KNB heeft u reeds bij brief van 29 februari 2016 geïnformeerd dat u in het tijdvak 2014-2015 minder dan het verplichte aantal opleidingspunten heeft behaald. U heeft gelegenheid gehad te reageren. De KNB heeft het puntentekort en uw eventuele reactie doorgegeven aan het BFT, ter handhaving. Uit informatie van de KNB blijkt dat u in het tijdvak 2014-2015 0 van de 25 opleidingspunten heeft behaald, derhalve had u een puntentekort van 25. U handelde daarmee in strijd met de Verordening bevordering vakbekwaamheid en het bijbehorende reglement.”

Vervolgens heeft het BFT haar ‘gezien de feiten’ een waarschuwing gegeven en een inhaalverplichting met een hersteltermijn (tot uiterlijk 31 december 2017).

2.3       Bij e-mailbericht van 16 september 2016 heeft mr. [X] aan de KNB geschreven : “Op 12 augustus jl. ontving ik een aangetekende brief van het BFT (…).

Ik ben sinds 2008 werkzaam bij [naam notariskantoor] en sta inderdaad ingeschreven als kandidaat-notaris. Echter zijn mijn werkzaamheden eerder te omschrijven als notarieel medewerker en heb ik in de afgelopen jaren nog nooit een cursus gevolgd om punten te behalen. Mijn vraag is dan ook waarom ik nu pas hier iets over hoor en de voorafgaande jaren niet? Tevens verneem ik graag wat nu de volgende stappen zijn.”

2.4       Bij e-mailbericht van 16 september 2016 aan mr. [X] heeft mr. W.J. Geselschap (hierna: mr. Geselschap) namens de KNB gereageerd: “Het punt is dat het voor u onmogelijk is om als notarieel medewerker te werken. Op grond van de Wet op het notarisambt is een ieder die notariële werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van een notaris en afgestudeerd is in het notarieel recht wordt aangemerkt als kandidaat-notaris. Het niveau waarop deze werkzaamheden wordt verricht is daarbij niet relevant. In beginsel verricht een ieder die werkt op een notariskantoor in meer of mindere mate notariële werkzaamheden, met uitzondering van bijvoorbeeld een medewerker die uitsluitend schoonmaakt. Het staat buiten de discussie dat de werkzaamheden van een notarieel medewerker ook notarieel van aard zijn. Kortom: U verricht dus notariële werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een notaris en heeft notarieel recht gestudeerd en bent dus kandidaat-notaris. In dit kader wijs ik u ook nog op de beslissing van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 10 december 2013 die in grote mate overeenkomt met de uw situatie (…) ECLI:NL:GHAMS:2013:4589). U kunt zich dan ook niet uitschrijven als kandidaat-notaris en bent derhalve verplicht aan alle verplichtingen die gelden voor een kandidaat-notaris te voldoen, waaronder het behalen van PE punten.”

2.5       Bij brief van 19 juli 2018 heeft het BFT mr. [X] een tweede waarschuwing met hersteltermijn (tot uiterlijk per 31 december 2019) gegeven: “Uit de informatie van de KNB blijkt dat u in het tijdvak 2016-2017 0 van de 65 opleidingspunten heeft behaald, derhalve had u een puntentekort van 65.”

2.6       Bij e-mailbericht van 8 oktober 2018 heeft de notaris aan het BFT geschreven: “Daar mijn assistente, mevrouw [X], thans voor langere tijd “in de ziektewet is beland” stuur ik u mede namens haar onderhavige mail. (..) Het is mij niet bekend welke stukken u van de KNB hebt ontvangen en waarop u het gebaseerd heeft dat [X] in strijd heeft gehandeld met de Verordening bevordering vakbekwaamheid; graag verneem ik van u. De kern van de onderhavige kwestie is mijns inziens klip en klaar erin gelegen dat ik [X] ruim tien jaar (!) geleden als assistente heb aangenomen en dat zij nimmer als kandidaat-notaris heeft gefunctioneerd en ook nooit als zodanig hier werkzaam zal zijn. (…)”

2.7       Bij e-mailbericht van 15 oktober 2018 heeft de notaris aan mr. Geselschap geschreven dat hij aan het BFT had doorgegeven dat mr. [X] langdurig ziek was: “Volgens het BFT zou u tevens aan kunnen geven wat de afwezigheid van [X] voor consequenties heeft voor de (mogelijke) studieverplichting (..). Ook al sluit ik niet uit dat ze het notariaat gaat verlaten zou ik graag hieromtrent van u vernemen.”

Daarop heeft mr. Geselschap bij e-mail van dezelfde dag geantwoord dat de KNB de mogelijkheid heeft om op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling te verlenen, zoals in het geval van (aantoonbare) langdurige ziekte, maar dat mr. [X] zelf contact moet opnemen met de KNB om te horen welke gegevens de KNB voor het verlenen van een dergelijke vrijstelling nodig heeft.

2.8       Bij brief van 5 december 2019 heeft de notaris bij de KNB een verzoek tot vrijstelling PE-punten ingediend, namens mr. [X]. Daarin heeft hij onder meer vermeld: “Had ik destijds geweten dat [X] hier niet als assistente kon werken dan had ik haar niet aangenomen en was zij mogelijk lang werkloos geweest; dit kan/mag toch nooit het gevolg van de PE zijn. Het is natuurlijk hoogst opmerkelijk dat je niet als assistent werkzaam zou kunnen zijn indien je notarieel recht hebt gestudeerd.

Gezien de geschetste bijzondere omstandigheden van [X], verzoek ik u hierbij namens haar op grond van artikel 4 lid 4 van het Reglement bevordering Vakbekwaamheid een algehele vrijstelling te verlenen van de in artikel 2 Verordening bevordering vakbekwaamheid omschreven verplichting. (..) Dat iemand die notarieel recht heeft gestudeerd expliciet niet als kandidaat-notaris werkzaam wenst te zijn lijkt mij overigens redelijk uniek en een mogelijke precedentwerking dienaangaande lijkt mij dan ook niet aan de orde. (..)”

2.9       Bij e-mailbericht van 16 december 2019 heeft mr. Geselschap de notaris bericht, namens het bestuur van de KNB, dat het verzoek om vrijstelling PE-punten werd afgewezen: “aangezien er geen feiten en/of omstandigheden zijn die een dergelijke vrijstelling rechtvaardigen. Hierbij laat het bestuur even buiten beschouwing of u wel de aangewezen partij bent om een dergelijk verzoek te doen. (..) Echter, nu de reactie op een gelijkluidend verzoek van mevrouw [X] gelijkluidend zou zijn, wil de KNB van de (formele) punt geen punt maken.”

2.10     Bij e-mailbericht van 29 juli 2020 heeft mr. Geselschap de notaris bericht dat het besluit van het bestuur van de KNB van 16 december 2019 geen besluit was in de zin van de Awb en dat mr. [X] zelf (alsnog) een verzoek tot vrijstelling kan indienen. Voorts heeft mr. Geselschap opgemerkt: “dat de KNB bij een dergelijk verzoek dat niet past binnen het vrijstellingsbeleid van de KNB, er de voorkeur aan geeft om met betrokkene in gesprek te gaan om samen een manier te vinden om het voor betrokkene mogelijk te maken om aan de permanente educatie te voldoen op een wijze die past bij zijn of haar werkomstandigheden.”

2.11     Bij e-mailbericht van 31 juli 2020 heeft de notaris mr. Geselschap laten weten dat mr. [X] diezelfde dag nog een e-mail zou zenden met een verzoek om algehele vrijstelling van de in artikel 2 Verordening vakbekwaamheid omschreven verplichting: “Naar ik aanneem wordt het betreffende besluit juist en zorgvuldig genomen en met in acht name van hetgeen het Hof dienaangaande bij punt 7.6 heeft gesteld (GHAMS 2019:1845).”

3. De klacht

3.1       Uit de gegevens die de KNB aan het BFT heeft verstrekt over het tijdvak 2018-2019 blijkt dat mr. [X] voor de derde maal geen studiepunten heeft behaald in het kader van de permanente educatie (PE), waartoe zij wel is gehouden op grond van de Verordening bevordering vakbekwaamheid (hierna: de verordening). In het tijdvak 2014-2015 diende zij 25 studiepunten te behalen; in het tijdvak 2016-2017 40 studiepunten. Dat brengt haar totale puntentekort op 105.

De maatschappij vertrouwt erop dat (kandidaat-)notarissen hun (advies)werkzaamheden met de nodige vakbekwaamheid en (up-to-date) vakkennis verrichten. Het voor de derde maal niet voldoen aan de opleidingsverplichting, ondanks de twee herstelgelegenheden, acht het BFT daarom klachtwaardig.

4. Het verweer

4.1       Reagerend namens mr. [X] spreekt de notaris zijn verbazing uit over het feit dat het BFT een klacht indient, zonder eerst ook bij mr. [X] te informeren wat de huidige stand van zaken is.

4.2       Na beëindiging van haar studie zocht mr. [X] een baan. De notaris had een notarieel assistente nodig, geen kandidaat. Mr. [X] ambieerde ook niet als zodanig werkzaam te zijn. Ondanks verschillende pogingen van de notaris om haar niet te hoeven melden bij de KNB, bleek dat om “administratieve redenen” niet mogelijk. Omdat zij notarieel medewerker was, heeft zij ook nooit de beroepsopleiding gevolgd of opleidingen in het kader van de permanente educatie. Haar situatie komt vrijwel overeen met de situatie die is omschreven in de uitspraak van de kamer Arnhem/Leeuwarden van 13 november 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:46) waarin de kamer heeft geoordeeld dat wanneer een medewerker notarieel recht heeft gestudeerd maar als assistent werkzaam is, als zodanig aangenomen, niet als kandidaat naar buiten treedt en nooit de beroepsopleiding heeft gevolgd, van hem/haar niet verlangd hoeft te worden dat zij/hij gehouden is tot het volgen van de PE. Dat er aan die beslissing wel de nodige formele "haken en ogen" zaten, bleek in hoger beroep uit de uitspraak van het hof van 28 mei 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1845). Formeel gezien moet die notariële medewerker een verzoek tot vrijstelling van de PE-verplichting indienen. In navolging van die uitspraak heeft mr. [X]  op grond van artikel 4 lid 4 Verordening bevordering vakbekwaamheid een verzoek tot vrijstelling bij de KNB ingediend. Daarop is nog niet definitief beslist.

5. De beoordeling

5.1       Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn ingevolge artikel 93 Wna aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2       Op grond van artikel 1 lid 1 aanhef en onder c Wna is de kandidaat-notaris degene die voldoet aan de opleidingsvereisten van artikel 6 lid 2 onder a Wna en onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht.

Vast staat dat mr. [X] aan de opleidingsvereisten voldoet. Ook staat vast dat zij werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van een notaris.

Mr. [X] heeft aangevoerd dat zij zich zowel intern als extern niet presenteert als kandidaat-notaris, dat zij geen besprekingen heeft met klanten, en dat haar werkzaamheden identiek zijn aan die van de overige notarieel medewerkers van het notariskantoor. De kamer is van oordeel dat mag worden verwacht en aangenomen dat werkzaamheden die notarieel medewerkers in het algemeen en dus ook op het notariskantoor van de notaris verrichten notariële werkzaamheden zijn. De kamer stelt dan ook vast dat mr. [X] onder de definitie van kandidaat-notaris valt. Zij is dus aan het tuchtrecht onderworpen.

5.3       Artikel 60 Wna bepaalt dat alle in Nederland werkzame kandidaat-notarissen lid zijn van de KNB. Op grond van artikel 1 van de verordening is ieder lid van de KNB verplicht zich zodanig te scholen en bij te scholen op vakinhoudelijk gebied, op het gebied van notarieel management en op het gebied van de notariële dienstverlening dat hij beschikt over de kennis die gezien zijn functie noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening.

5.4       In zijn beslissing van 10 december 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:4589) heeft het gerechtshof Amsterdam in een vergelijkbaar geval over voornoemde educatieverplichting overwogen:

“Betrokkene heeft betoogd dat deze verplichting voor haar niet geldt, aangezien de verordening zich materieel niet tot haar richt. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij zich zowel intern als extern niet als kandidaat-notaris presenteert, dat zij geen besprekingen met klanten voert en niet waarneemt en dat zij ook diverse werkzaamheden uitvoert die gebruikelijk niet door een kandidaat-notaris worden verricht. Het hof volgt betrokkene niet in dit betoog. De functie waarvan in artikel 1 van de verordening wordt gesproken betreft de functie van (al dan niet ervaren) kandidaat-notaris. Welke (notariële) werkzaamheden betrokkene op enig moment daadwerkelijk verricht en hoe zij zich presenteert is naar het oordeel van het hof niet van belang bij de beoordeling of zij in strijd met de verordening heeft gehandeld, nog daargelaten dat dit, zeker wat de werkzaamheden betreft, voor de KNB niet is vast te stellen. Ook overigens ziet het hof geen reden om betrokkene als kandidaat-notaris niet aan de educatieverplichting te houden, zodat, nu vaststaat dat zij in het betreffende tijdvak niet aan die verplichting heeft voldaan, de conclusie moet zijn dat betrokkene in strijd met de verordening heeft gehandeld.”

In de zowel door het BFT als door de notaris aangehaalde beslissing van 28 mei 2019 zag het hof geen reden om anders te oordelen, ook niet wanneer de desbetreffende persoon geen beroepsopleiding heeft gevolgd en geen ambitie had of heeft om kandidaat-notaris te zijn.

5.5       Het bestuur van de KNB kan blijkens artikel 4 lid 4 van het Reglement bevordering Vakbekwaamheid desverzocht aan een (kandidaat-)notaris in geval van buitengewone omstandigheden geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de opleidingsverplichting van artikel 2 van de verordening.

De kamer begrijpt dat mr. [X]  op of daags na 31 juni 2020 een verzoek tot vrijstelling bij de KNB heeft ingediend.

In zijn e-mailbericht van 29 september 2020 heeft de notaris meegedeeld dat inmiddels met de KNB gesprekken gaande zijn over de PE-verplichting van mr. [X], gelet op haar bijzondere omstandigheden. De notaris schrijft dat hij zich kan voorstellen “dat onderhavige klachtbehandeling wordt opgeschort totdat bedoelde gesprekken hebben plaatsgehad en naar ik vermoed is de KNB dezelfde mening toegedaan.”   De kamer ziet echter geen reden om de zaak aan te houden totdat op het verzoek tot vrijstelling (definitief) is beslist. Met het BFT is de kamer van oordeel dat, los van een mogelijk te nemen besluit van de KNB, mr. [X] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij niet over een vrijstelling beschikte in de tijdvakken 2014-2015, 2016-2017 en 2018-2019 en dus niet bevoegd was de in artikel 1 van de verordening omschreven verplichting naast zich neer te leggen.

Maatregel

5.6       De kamer is van oordeel dat, gelet op de bijzondere omstandigheden en het feit dat met de KNB gesprekken zullen plaatsvinden over de PE-verplichting van mr. [X], kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

 Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, J.P. van Harseler en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).