ECLI:NL:TGZRZWO:2020:98 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 008/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:98
Datum uitspraak: 15-09-2020
Datum publicatie: 15-09-2020
Zaaknummer(s): 008/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster is op advies van een gz-psycholoog in opleiding door de huisarts verwezen naar de GGZ. Klaagster is het met die verwijzing niet eens en verwijt beklaagde dat zij als werkbegeleider het handelen van de gz-psycholoog in opleiding niet gecontroleerd heeft. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 15 september 2020 naar aanleiding van de op 19 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven ingekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. J.A.B.H.M. Willemse, advocaat te Ulft,

k l a a g s t e r

-tegen-

K , GZ-psycholoog, (destijds) werkzaam te L,

bijgestaan door mr. D. Zwartjens, advocaat te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen en de aanvullingen daarop van 20 augustus 2019 en

2 december 2019;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 26 juni 2020 gehouden gehoor in het kader van het  

  vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is eind 2016 een aantal malen gezien op de afdeling Medische Psychologie van het M. Zij heeft hier gesproken met psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog E (hierna: de GZ-psycholoog i.o.). Beklaagde was destijds werkbegeleider van de GZ-psycholoog i.o., die haar opleiding in februari 2017 heeft voltooid.

Beklaagde is niet bij de gesprekken tussen klaagster en de GZ-psycholoog i.o. aanwezig geweest.

Het bij de afdeling Medische Psychologie aanwezige dossier van klaagster is op haar verzoek vernietigd.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat zij het handelen en de beweringen van de GZ-psycholoog i.o. niet gecontroleerd heeft. Beklaagde is, aldus klaagster, als werkbegeleider medeverantwoordelijk voor het handelen van de GZ-psycholoog i.o. en dus voor de verwijzing van klaagster naar F.

Ten aanzien van de door klaagster gestelde beweringen verwijst zij naar een passage uit de verwijsbrief van de huisarts naar F, waarin de inhoud van een contact met de GZ-psycholoog i.o. is opgenomen:

“(S)- tel; […] psycholoog Zkhs: psychotische fenomenen, wanen, complottheorien etc etc”

Ter onderbouwing van haar klacht heeft klaagster nog een brief overgelegd van de GZ-psycholoog i.o. van 8 december 2016 waarin – onder meer – staat:

“in overleg met patiënte en diens huisarts werd besloten patiënte door te verwijzen voor verdere, uitgebreide diagnostiek en daaropvolgend een passend behandeltraject.”

Klaagster stelt dat bij haar de indruk werd gewekt dat zij zou worden verwezen naar een arts van het M.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat voor zover relevante feiten door het ontbreken van het dossier niet kunnen komen vast te staan dit voor rekening en risico van klaagster dient te blijven.

Beklaagde voert voorts aan dat de GZ-psycholoog i.o. op het moment van het handelen waarover wordt geklaagd nagenoeg aan het eind van haar opleiding was en dat beklaagde in beginsel in hoge mate mocht afgaan op haar observaties en bevindingen. Beklaagde hoefde niet bij de gesprekken aanwezig te zijn. Wel zijn de gesprekken nabesproken en beklaagde kon de GZ-psycholoog i.o. volgen in haar advies klaagster te (laten) verwijzen naar de GGZ voor nadere diagnostiek in plaats van een testonderzoek in eigen ziekenhuis te doen om pas daarna door te verwijzen. De originele brief die door de GZ-psycholoog i.o. naar de huisarts is gestuurd is vooraf door beklaagde gezien en geaccordeerd. Aangezien het dossier vernietigd is, kan hiervan geen bewijs worden overgelegd. De GZ-psycholoog i.o. heeft genoemde brief ook vooraf laten lezen door en besproken met klaagster. In deze brief was de term complottheorieën opgenomen en daarmee samenhangend het advies aan de huisarts om patiënte te verwijzen naar F. Beklaagde heeft er derhalve op mogen vertrouwen dat klaagster hiervan op de hoogte was zowel door lezing van de brief als door het gesprek hierover met de GZ-psycholoog i.o..

Beklaagde kan voorts niet verantwoordelijk worden gehouden voor verdere  formuleringen die de huisarts opneemt in diens dossier.

Concluderend stelt beklaagde dat zij het handelen en de beweringen van de GZ-psycholoog i.o. in voldoende mate heeft begeleid en er in voldoende mate op heeft toegezien dat klaagster verantwoorde zorg ontving.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Van belang bij de beoordeling van deze klacht is dat het dossier met betrekking tot klaagster op haar verzoek is vernietigd. Het gevolg hiervan is onder meer dat - buiten de schuld van beklaagde - niet meer kan worden vastgesteld hoe beklaagde de supervisie in deze kwestie heeft vormgegeven. Nu in het overigens naar voren gebrachte en overgelegde geen zaken naar voren komen die doen vermoeden dat dit anders is, acht het college aannemelijk dat de werkbegeleiding is verlopen als door beklaagde in haar verweer en tijdens het mondeling vooronderzoek is toegelicht.

Van belang is voorts dat de omstandigheid dat de GZ-psycholoog i.o. bij haar opleiding door beklaagde begeleid werd, niet tot het oordeel leidt dat beklaagde tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor al het handelen van de GZ-psycholoog i.o., ook daar waar deze in staat moet worden geacht dit handelen zelfstandig te verrichten.  

Daarvan uitgaande heeft beklaagde op zorgvuldige wijze invulling gegeven aan haar rol als werkbegeleider van de GZ-psycholoog i.o.. Zij heeft de gesprekken die de GZ-psycholoog i.o. met klaagster voerde, nabesproken en met de GZ-psycholoog i.o. besproken of verwijzing naar F aangewezen was. Ook heeft zij de brief van de GZ-psycholoog i.o. aan de huisarts vooraf gezien en geaccordeerd.

De GZ-psycholoog i.o. was in de eindfase van haar opleiding en moet voldoende in staat en gekwalificeerd worden geacht de gesprekken met klaagster zelfstandig te voeren. Dat geldt ook voor het telefoongesprek met de huisarts van klaagster. Nog afgezien van de omstandigheid dat niet meer is vast te stellen wie de door de huisarts genoteerde termen heeft gebruikt, kan niet worden geoordeeld dat beklaagde - die bij dat gesprek niet aanwezig was of hoefde te zijn - daarvan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt.

Beklaagde kan evenmin verantwoordelijk worden gehouden voor de kennelijke veronderstelling van klaagster dat zij zou worden verwezen naar een andere arts van het M. Hoe deze veronderstelling heeft kunnen ontstaan is niet te achterhalen. De inhoud van de brief van 8 december 2016, waarvan klaagster ook heeft aangegeven dat zij deze heeft gelezen en met de GZ-psycholoog i.o. heeft besproken, geeft daar in ieder geval geen aanleiding toe. Het advies van doorverwijzing naar F voor diagnostiek en behandeling is daarin immers expliciet benoemd. Beklaagde mocht er in ieder geval van uitgaan dat deze brief en het daarin geformuleerde advies door de GZ-psycholoog i.o. met klaagster zou worden besproken.

Dit betekent dat de klacht niet slaagt.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R. van der Ree en S.M. Pol, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.