ECLI:NL:TGZRZWO:2020:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 005/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:96
Datum uitspraak: 15-09-2020
Datum publicatie: 15-09-2020
Zaaknummer(s): 005/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de huisarts van klaagster naar aanleiding van een verwijzing naar de GGZ. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 15 september 2020 naar aanleiding van de op 19 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven ingekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. R. de Lange, advocaat te Terborg,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen en de aanvullingen daarop van 20 augustus 2019 en

5 november 2019;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 26 juni 2020 gehouden gehoor in het kader van het  

  vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is in juli 2016 door beklaagde, haar toenmalige huisarts, verwezen naar de neuroloog. De neuroloog kon geen duidelijke diagnose stellen en heeft klaagster verwezen naar de afdeling medische psychologie. Daar heeft klaagster een aantal malen gesproken met psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog E (hierna: de GZ-psycholoog i.o.).

De GZ-psycholoog i.o. heeft op 29 november 2016 telefonisch contact gehad met beklaagde. In een latere verwijzing heeft beklaagde van dit contact de volgende notitie opgenomen:

“(S) – tel: E psycholoog Zkhs: psychotische fenomenen, wanen, complottheorien, etc etc.

 (O) – nv

 (P) – B/io verwijzen naar psychiater.”               

In een brief aan beklaagde van 8 december 2016 heeft de GZ-psycholoog i.o. de volgende conclusie en advies opgenomen:

“Patiente is een 51-jarige vrouw, die zich meldt vanwege stressklachten, verhoogde emotionaliteit en pijnklachten. Zij imponeert instabiel, chaotisch en onsamenhangend. De contactname verloopt moeizaam en zij reageert niet altijd adequaat op hetgeen haar gevraagd wordt. Daarnaast is zij van tijd tot tijd grensoverschrijdend en lijkt zij moeite te hebben met afstand en nabijheid. Patiente persevereert opmerkingen en valt regelmatig in de herhaling, bijvoorbeeld over de complottheorieen wat betreft haar werk. Zij is sterk geneigd om hierover te blijven vertellen. Haar stemming imponeert dysfoor, in de zin van somber en verdrietig. Patiente vraagt hulp bij het omgaan met de stresklachten en emoties, en het verminderen van de lichamelijke klachten. In overleg met patiente en diens huisarts werd besloten patiente door te verwijzen voor verdere, uitgebreide diagnostiek en daaropvolgend een passend behandeltraject.

Advies:

Doorverwijzing via de huisarts naar F voor diagnostiek en behandeling.

Er heeft inmiddels overleg met de huisarts plaatsgevonden. Hij gaat akkoord met deze verwijzing. Het contact wordt alhier dan ook afgesloten. Voor eventuele overbrugging kan zij bij haar huisarts terecht.”

Beklaagde heeft klaagster op 13 december 2016 verwezen naar F waar zij op 3 januari 2017 een gesprek heeft gehad met een verpleegkundige. Voorafgaand en tijdens dit gesprek heeft klaagster kenbaar gemaakt geen behandeling te willen van F.

Op 11 januari 2017 heeft beklaagde telefonisch contact gehad met de verpleegkundige van F. Van dit gesprek heeft beklaagde genoteerd: “verwijzing terecht; chaos in denken, waanbeelden; derhalve gaat proberen haar over te halen toch in therapie te komen.”

Op 17 januari 2017 heeft de verpleegkundige van F laten weten dat klaagster geen behandeling wenste van F en terug wilde naar de klinisch psycholoog.

Klaagster heeft op 18 januari 2018 telefonisch doorgegeven dat zij een terugverwijzing wilde naar de neuroloog. De neuroloog heeft nog dezelfde dag telefonisch te kennen gegeven dat voor de klachten van klaagster geen neurologische verklaring kon worden gevonden en dat de klinisch psycholoog een verwijzing naar F adviseerde.

Op 21 februari 2018 heeft klaagster aan beklaagde laten weten het niet eens te zijn met de diagnosen. Zij heeft daarnaast laten weten te vinden dat er geen psychotische fenomenen, wanen en chaotisch denken zijn. Beklaagde heeft hierop in het dossier de bevinding ‘neurasthenie’ gewijzigd in ‘overspannen’.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij:

a.    klaagster zonder overleg en zonder haar instemming bij F heeft aangemeld en medische informatie heeft gedeeld;

b.    heeft verzuimd adequate zorg te bieden, door – na de episode rondom de verwijzing naar F - na te laten passende zorg te bieden ten aanzien van de klachten die oorspronkelijk tot verwijzing naar de neuroloog hebben geleid;

c.    zonder verder eigen onderzoek de terminologie ‘psychotische fenomenen, wanen, complottheorieën e.d.’ heeft gebruikt in de richting van F;

d.    zich niet heeft ingespannen om de door hem zonder toestemming aan F verstrekte persoonsgegevens van klaagster uit de bij F aanwezige dossiers en overige gegevensbestanden te laten verwijderen;

e.    in het huisartsenjournaal geen melding heeft gemaakt van het telefoongesprek van 29 november 2016 met de GZ-psycholoog i.o..

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij heeft gehandeld zoals van hem in de gegeven omstandigheden verwacht kon worden en verzoekt het college de tegen hem ingediende klacht af te wijzen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Van belang bij de beoordeling van deze klacht is dat het dossier niet meer geheel compleet is omdat op verzoek van klaagster het dossier medische psychologie is verwijderd. Zo is in ieder geval de schriftelijke communicatie met F verwijderd en is de bevinding (episode) aangepast. Voor zover de feiten als gevolg van het verwijderen of aanpassen van delen van het dossier niet kunnen worden vastgesteld, kan dit niet voor risico van beklaagde komen, die voor het vernietigen van de verslaglegging niet verantwoordelijk kan worden gehouden.

5.3

Aanmelding bij F en het verstrekken van medische gegevens aan F

Uit de verwijsbrief van de beklaagde aan F blijkt dat de GZ-psycholoog i.o. op

29 november 2016 telefonisch contact heeft gehad met beklaagde om te overleggen over een eventuele verwijzing naar een psychiater. Uit de brief van de GZ-psycholoog i.o. van 8 december 2016 blijkt dat zij deze verwijzing voor verdere uitgebreide diagnostiek en passend behandeltraject door de GZ-psycholoog i.o. ook met klaagster heeft besproken. Beklaagde heeft na het telefonisch contact op 29 november 2016 en ontvangst van de brief van 8 december 2016 zo snel mogelijk de verwijzing naar F in orde gemaakt. Dat hij daarbij niet bij klaagster is nagegaan of de door de GZ-psycholoog i.o. gegeven informatie (namelijk dat klaagster instemde met de verwijzing) juist was, kan hem niet worden verweten. Beklaagde had geen aanleiding te veronderstellen dat wat de GZ-psycholoog i.o. ten aanzien van het overleg met klaagster over de verwijzing heeft meegedeeld, niet juist was. In de door de GZ-psycholoog i.o. in de brief van 8 december 2016 beschreven toestand van klaagster heeft beklaagde terecht een belang gezien bij een spoedige verwijzing en heeft hij adequaat gehandeld door deze zo snel mogelijk in orde te maken. Hij mocht er daarbij van uitgaan dat klaagster evenzeer instemde met het verstrekken van medische gegevens aan F (vgl. ook de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ onder 1.4).

Adequate zorg na verwijzing naar F

Toen bleek dat klaagster geen behandeling door F wilde, maar wel een (terug)verwijzing wenste naar de klinisch psycholoog van het ziekenhuis en/of de neuroloog is er contact geweest tussen de neuroloog en de huisartsenpraktijk. De neuroloog gaf te kennen dat er geen neurologische verklaring voor de klachten van klaagster kon worden gevonden. Klaagster was bij de neuroloog dan ook uitbehandeld. Een nieuwe verwijzing naar een neuroloog lag dan ook niet voor de hand. Ook een verwijzing naar een (andere) psychiater of psycholoog was niet aan de orde, gezien de duidelijke bezwaren die klaagster tegen de verwijzing naar F had. Nu enig aanknopingspunt voor verwijzing naar een ander specialisme ontbrak en klaagster ook niet opnieuw haar klachten en een mogelijke verwijzing aan de orde heeft gesteld, kan niet worden geoordeeld dat beklaagde op dit onvoldoende adequaat heeft gehandeld.

Het gebruik van de terminologie ‘psychotische fenomenen, wanen, complottheorieën e.d.’

Beklaagde heeft in de verwijzing naar F de inhoud van het telefoongesprek met de GZ-psycholoog i.o. opgenomen. De gebruikte terminologie is, aldus beklaagde, afkomstig van de GZ-psycholoog i.o.. Door het college kan niet worden vastgesteld of de inhoud van het gesprek met de GZ-psycholoog i.o. het gebruik van deze terminologie rechtvaardigde. Het college is bij dit gesprek immers niet aanwezig geweest. Wel bestond er op grond van de in de brief van de GZ-psycholoog i.o. verwoorde conclusie voor beklaagde voldoende aanleiding tot (grote) zorg over de psychische toestand van klaagster. De inhoud van deze brief hoefde voor beklaagde ook geen aanleiding te zijn af te zien van het gebruik van meergenoemde terminologie in de verwijzing. Wat in de brief van 8 december 2016 is beschreven (onder meer over de complottheorieën) was verenigbaar met de in de notitie van beklaagde gebruikte terminologie. Daaraan doet niet af dat in de brief van 8 december 2016 de termen psychotische fenomenen en wanen niet expliciet zijn genoemd. Daarbij komt dat verwijzing plaatsvond voor nadere diagnostiek. Duidelijk was dan ook dat de gebruikte terminologie geen diagnose betrof, maar een beschrijving van het beeld op dat moment. Van het klakkeloos overnemen van onjuiste terminologie is niet gebleken.  

Het laten verwijderen van gegevens bij F

Gesteld noch gebleken is dat klaagster beklaagde heeft verzocht zich in te spannen haar gegevens bij F te (laten) verwijderen. Zoals hiervoor is overwogen was de verwijzing door beklaagde en het delen van medische gegevens met F voorts niet verwijtbaar. Voor het oordeel dat beklaagde zich - ongevraagd - had moeten inspannen de door hem met F gedeelde gegevens te laten verwijderen is gelet op het voorgaande geen grond.

Volledigheid dossier

Juist is dat in de journaalregels de weergave van het telefoongesprek met de GZ-psycholoog i.o. ontbreekt. Vastlegging van het telefoongesprek heeft echter wel plaatsgevonden, namelijk door middel van de in de verwijzing van 13 december 2016 opgenomen notitie. Hiermee is de gang van zaken met betrekking tot de verwijzing en het contact daarover met de GZ-psycholoog i.o. in voldoende mate te achterhalen. Voor het overzicht was het beter geweest als deze notitie ook in de journaalregels zou zijn opgenomen. Het voert echter te ver op grond hiervan te oordelen dat de verslaglegging door beklaagde de tuchtrechtelijke toets der kritiek niet kan doorstaan.

5.4

Uit het voorgaande volgt dat de onder 3 a tot en met e genoemde klachtonderdelen niet slagen en als volgt dient te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

  secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.