ECLI:NL:TGZRZWO:2020:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 003/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:88
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 21-08-2020
Zaaknummer(s): 003/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen orthopeed over de behandeling van schouderklachten is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 21 augustus 2020 naar aanleiding van de op 16 januari 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door E, verbonden aan F te G,

k l a g e r

-tegen-

C , orthopeed, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. C. van der Kolk-Heinsbroek, verbonden aan VvAA-Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is met een verwijsbrief van 16 juni 2017 door zijn huisarts doorverwezen naar de polikliniek orthopedie van het D te B. In de verwijsbrief gaf de huisarts als vraagstelling en reden voor verwijzing “graag uw beoordeling van zijn schouderklachten. Hij kan nu niet sporten, waardoor hij geen vrijwilligerswerk kan doen op de sportschool waar hij zijn sociale contacten heeft.”. De huisarts had op 15 juni 2017 alvast een röntgenfoto van de schouder laten maken.

Klager heeft op 21 juni 2017 het spreekuur van beklaagde bezocht wegens zijn schouderklachten links. Beklaagde noteerde verder in het dossier:

“Pt heeft voor de tweede maal in 5 jaar last van de li schouder. De klacht is hetzelfde en pt heeft ft gehad zonder effect. Geen oorzaak voor de klacht. Destijds wel een injectie gehad, nu niet. Pt is re handig en werkt momenteel niet. Pt geeft trainingen bij een sportschool.

LO Ante actief 170 bdz.

AC en sulcus gb

Cuff kracht gb

Jobe wel pijnlijk li

hawkins idem iets

Uitslagen onderzoek X schouder li: calcificatie bij footprint

Conclusie en beleid: Tend. Calcarea li. Ik plan een NACD en controle volgt na 6 weken.”

De radioloog heeft op 2 augustus 2017 onder echocontrole 40 mg Kenacort intrabursaal in de linkerschouder toegediend en het kalk op SSP-niveau geneedeld. Deze procedure (de barbotage) verliep ongecompliceerd.

Op 18 september 2017 heeft beklaagde klager weer poliklinisch gezien. Klager vertelde dat de barbotage kort effect had gehad en dat hij helaas weer klachten had, na de bokstraining.

Beklaagde heeft een MR-arthrografie van de linkerschouder aangevraagd. Dit onderzoek is op 26 september 2017 uitgevoerd. Omdat het contrastmiddel grotendeels niet intra-articulair bleek te zitten, is het als inconclusief afgegeven. Klager zou worden opgeroepen om het onderzoek nogmaals te doen.  

Klager is op 9 oktober 2017 voor de derde keer bij beklaagde op het spreekuur geweest. Klager had de afspraak voor een nieuwe MR-arthrografie geannuleerd. Bij onderzoek vond beklaagde drukpijn over de biceps sulcus. Beklaagde heeft klager doorverwezen naar een schoudergespecialiseerde fysiotherapeut voor oefentherapie.

Op 4 december is er vanwege de aanhoudende klachten op verzoek van klager een tweede barbotage aangevraagd. Deze vond plaats op 20 december 2017. De radioloog  heeft een echo van de linkerschouder gemaakt en een injectie Kenacort gegeven. In het verslag is het volgende genoteerd:

“Echo-onderzoek van de linkerschouder. Calcificaties ter hoogte van de supraspinatuspees links. Geen ruptuur.

NACD procedure van calcificatie ter hoogte van de supraspinatuspees links met teven injectie LidocaA ne Kenacort in de bursa subacromialis links.”

Het laatste poliklinische consult bij beklaagde vond plaats op 12 februari 2018. Beklaagde noteerde dat klager aangaf dat de pijn 90% minder was en dat de functie nog wel beperkt was. Beklaagde heeft klager verwezen naar de schouder gespecialiseerde fysiotherapeut.

Klager heeft een klacht ingediend bij het ziekenhuis en het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager is niet tevreden met de behandeling door beklaagde en de nazorg. De behandeling met de injectievloeistof verliep gecompliceerd en beschrijft klager als een traumatische ervaring. Daardoor is de ruptuur veroorzaakt en beklaagde is daarvoor als eindverantwoordelijke verantwoordelijk. Verder verwijt klager beklaagde dat er in het dossier is genoteerd dat er 90% afname van de pijnklachten was. Klager is in zijn gezondheid geschaad en herstel is niet meer mogelijk.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen hem ingediende klacht niet gegrond is en verzoekt het college de klacht af te wijzen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Zoals te doen gebruikelijk wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Verder wijst het college op het uitgangspunt van persoonlijke verwijtbaarheid dat aan het tuchtrecht ten grondslag ligt. Dat wil zeggen dat in het tuchtrecht (uitsluitend) het persoonlijk handelen van de beklaagde getoetst wordt. Indien en voor zover klager met zijn klacht tevens het handelen van andere beroepsbeoefenaren op het oog heeft kan dat in tuchtrechtelijke zin niet aan beklaagde worden tegengeworpen. Nu de barbotage niet door beklaagde maar door de radioloog is verricht, is de klacht in zoverre dus ongegrond.

5.2

Beklaagde heeft klager driemaal op zijn spreekuur gezien. Beklaagde heeft deze consulten op zorgvuldige wijze in het dossier verslagen. Het college beoordeelt het onderzoek en het door beklaagde ingezette beleid als niet onzorgvuldig. Dat beklaagde een ruptuur over het hoofd heeft gezien is niet komen vast te staan. Van een ruptuur is namelijk niet gebleken. Dat de behandeling door beklaagde niet het gewenste effect heeft gehad is te betreuren maar valt beklaagde niet te verwijten.

5.3

Klager heeft de stelling dat beklaagde ten onrechte in het dossier heeft genoteerd dat de pijn 90% minder was niet nader onderbouwd. Het college kan de stelling van klager niet volgen. Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat beklaagde iets onjuist heeft genoteerd dat eerst feitelijk zou moeten worden vastgesteld. Dat feit kan het college hier echter niet vaststellen. Ook dit klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

5.4

Het bovenstaande brengt mee dat geen van de tegen beklaagde ingediende klachtonderdelen slagen en daarom dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H Lemaire, voorzitter, P.H. Wiersma en C.C.P.M. Verheijen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.