ECLI:NL:TGZRZWO:2020:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 184/2019
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2020:74 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-07-2020 |
Datum publicatie: | 23-07-2020 |
Zaaknummer(s): | 184/2019 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen gynaecoloog kennelijk ongegrond. Er bestond geen verplichting bestond voor beklaagde om patiënte zelf te opereren. Beklaagde heeft patiënte en klaagster uitgebreid gesproken. Beklaagde heeft tijdig de chirurg in consult gevraagd. De chirurg heeft patiënte en de echtgenoot geïnformeerd na de operatie. Er bestond geen verplichting om van een telefoongesprek waarin algemene vragen werden beantwoord een aantekening te maken in het medische dossier. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing in raadkamer d.d. 23 juli 2020 naar aanleiding van de op 30 augustus 2019
bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
K , gynaecoloog,
destijds werkzaam te J,
bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden aan de VvAA te Utrecht,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- de brief van de secretaris van 2 oktober 2019 aan klaagster;
- het aanvullende klaagschrift van 14 oktober 2019;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het medisch dossier.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
Klaagster heeft in verband met het onderliggende feitencomplex een groot aantal klachten ingediend. Op deze klachten wordt afzonderlijk beslist. De klachten zijn bekend onder zaaknummers: 181 t/m 186/2019 en 224 t/m 236/2019.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waarvan met name het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster is de dochter van wijlen E (hierna: patiënte), geboren in 1927 en overleden in 2019.
Patiënte is in 2009 gediagnosticeerd met een vulvacarcinoom. In verband daarmee is zij 2 september 2009 geopereerd.
Het postoperatieve beloop werd onder meer gecompliceerd door een wondinfectie in de linkerlies en een ileus. Op 22 september 2009 werd patiënte gezien door een chirurg.
Op 22 september staat genoteerd in het dossier:
“A/Nu niet meer misselijk, Algehele malaise en somber. Nog buikpijn. Schoorsteen had weinig resultaat. Nu op NPO+maagsonde
O/drain: produceert 180cc. RR120/75 P100 T37.3 Maagsonde hevelt wat galzuur. Mobiliseert iets. Abdomen: soepel, percussie: gedempt(?), stille buik! Links onder iets drukpijn.
C/ Stille buik op basis van Ileus waarschijnlijk. Oorzaak Ileus onbekend.
B/ Overleg N: Niet in de buik geweest met OK, mogelijk prikkeling hematoom? Overleg K: icc chirurg, X-BOZ, TPN.”
In het dossier is bij 25 september 2009 opgetekend:
“22/9 TPN en NPO. Chirurg icc.
Klinisch knapt ze niet op. CT 25-9: waarschijnlijk ingeklemde femoralis/liesbreuk met kalibersprong. Tevens vrij vocht / lucht in de buik. DD/perforatie ulcus?
B iom K en L chirurgie: re OK door gynaecologie en chirurg kijkt mee.
Anesthesist akkoord ; planner: in spoedprogramma.
Uitgebreid uitleg aan pte en dochter gegeven door chirurgie aios en K; met mogelijke opties (darmresectie / stoma). Afspraak peroperatief te doen wat het beste is voor patiënte.”
Op 25 september 2009 werd patiënte geopereerd door I, destijds aios chirurgie, als eerste operateur en chirurg M als tweede operateur.
Op 26 september 2009 kwam patiënte retour van de Intensive Care op de verpleegafdeling gynaecologie. In de status staat genoteerd:
“B/iom K/ vochtbalans, Infuus naar 500cc/24 uur, 2dd spoelen en natte gazen tussen huis (NB niet te diep, want grote vaten liggen bloo), Morgen MNS afdoppen? Augmentin iv. Breukband 6 weken, Pijnstilling vlg protocol, nexium iv.”
Op het afsprakenblad van 26 september 2009 staat genoteerd dat beklaagde ‘tweemaal daags wond spoelen’ heeft afgesproken. Op 27 september 2009 heeft beklaagde met patiënte en familie gesproken. Een verpleegkundige aantekening hieromtrent luidt: “dr. K heeft uitgebreid met mw. en fam gesproken. Alles nu duidelijk. (…) vanavond nogmaals met de dochter gesproken, ze had geen vragen meer open staan.”
Een andere verpleegkundige aantekening hieromtrent vermeldde:
“K heeft met mw. [naam klaagster, RTC] en echtgenoot gesproken. In eerste instantie zou O op 25/9 opereren (hij had de dienst van K overgenomen) maar O vond het meer verantwoord dat de chirurg de OK zou doen.”
Op 22 augustus 2016 heeft beklaagde telefonisch met klaagster gesproken. Daarvan is navolgend in het dossier genoteerd: “Dochter patiënt belt dwingend, wil nu van mij weten welke dokter vulvacarcinoom behandeld en specifiek of N dat nog doet. Heb haar net verteld dat ik haar daar geen antwoord op kan geven en dat wij daar vanmiddag op terug komen. Pat wil binnen uur terug gebeld worden!!! Op advies van P die haar op dat moment niet te woord kon staan heeft K patiënt te woord gestaan toen zij nogmaals belde omdat het uur al voorbij was! AJ”
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat:
1. beklaagde de operatie op 25 september 2009 niet zelf heeft gedaan, niet aanwezig was in het ziekenhuis en dat hij de ingreep heeft laten uitvoeren door anderen.
2. hij onvoldoende informatie heeft gegeven met betrekking tot de ingreep op en rond de operatie op 25 september 2009;
3. hij te lang heeft gewacht met het uitvoeren van een ileus-operatie ten gevolge van een ingeklemde femorale liesbreuk rechts;
4. hij een paralytische ileus na een vierde operatie heeft verzwegen evenals een mogelijke op handen zijnde vijfde operatie;
5. hij onvoldoende/onjuiste informatie heeft gegeven tijdens het telefonisch contact op 22 augustus 2016 over de behandeling van patiënte in 2009;
6. sprake is van een onjuiste dossiervoering en foutieve vermeldingen;
7. beklaagde geen veiligheid heeft gegeven en geen kwaliteit van zorg.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat klaagster niet-ontvankelijk is indien het griffierecht niet tijdig is betaald en beklaagde dat niet heeft kunnen verifiëren.
Beklaagde is beperkt betrokken geweest bij de behandeling van patiënte. Beklaagde herinnert zich niet betrokken te zijn geweest bij de indicatiestelling voor een operatie in 2009. Het stellen van een indicatie leidt niet tot een verplichting de operatie persoonlijk uit te voeren. Beklaagde was niet de hoofdbehandelaar van patiënte. Blijkens het dossier heeft beklaagde klaagster gesproken tijdens een telefonisch contact op
22 augustus 2016. Beklaagde voert aan haar toen qua toon en inhoudelijk op juiste wijze te woord te hebben gestaan.
Met betrekking tot klachtonderdeel 1: Beklaagde kan niet met zekerheid vaststellen wat op 25 september 2009 is gezegd over de operatie. Beklaagde heeft de dienst die dag overgedragen aan de gynaecoloog O. Deze heeft besloten dat hij de operatie in handen van de chirurg ging geven. Bij die beslissing was beklaagde niet betrokken.
Over klachtonderdeel 2 voert beklaagde aan dat hij patiënte en familie op 22 september 2009 niet persoonlijk heeft gesproken. Uit het dossier blijkt wel dat patiënte en haar familie steeds zijn geïnformeerd over de bevindingen en het beleid. Op 25 september 2009 is door beklaagde en een AIOS chirurgie uitgebreid uitleg gegeven aan patiënte en haar dochter. De mogelijke opties zijn besproken en de afspraak werd gemaakt dat peroperatief gedaan zou worden wat het beste was voor patiënte. Na de operatie heeft de chirurg de eerste contactpersoon gebeld. Op 26 en 27 september 2009 is door beklaagde beleid gemaakt. Beklaagde heeft patiënte gezien en met haar familie gesproken. In het dossier is opgetekend dat ‘alles nu duidelijk’ is.
Klachtonderdeel 3: Beklaagde heeft op 22 september 2009 tijdig de chirurg in consult geroepen. Dat op 25 september 2009 geopereerd is rechtvaardigt de conclusie dat te lang gewacht is niet. Er vond dagelijks overleg met de chirurg plaats en in eerste instantie werd afgewacht of de klachten zonder ingreep zouden verbeteren. Dit mede met het oog op de meerdere recente ingrepen bij patiënte. Op 25 september 2009 is door beklaagde overleg gevoerd met de chirurg en werd geoordeeld dat een ileus-operatie op dat moment noodzakelijk was en spontaan herstel niet verder kon worden afgewacht.
Klachtonderdeel 4: Beklaagde heeft terecht de chirurg in consult geroepen voor de beoordeling of een operatie nodig was om de ileus op te heffen. De chirurg heeft patiënte met de op dat moment bekend zijnde informatie geïnformeerd. Beklaagde heeft alle bekende informatie en het gevoerde beleid met patiënte besproken.
Klachtonderdeel 5: Beklaagde heeft op 22 augustus 2016 geen medisch inhoudelijke informatie met klaagster besproken. Er was een afspraak op verzoek van de toenmalige hoofdbehandelaar dat alle communicatie met klaagster via de hoofdbehandelaar ging om eenduidigheid in de informatie te bevorderen. Beklaagde heeft klaagster alleen in algemene zin te woord gestaan.
Klachtonderdeel 6: Er is een zeer uitgebreid medisch dossier bekend. Klaagster heeft haar klachtonderdeel niet nader onderbouwd en beklaagde kan zich hier niet op verweren. Van beklaagdes betrokkenheid zijn door hem voldoende en correcte aantekeningen gemaakt.
Klachtonderdeel 7: Dit klachtonderdeel is onvoldoende specifiek om adequaat op te kunnen reageren. Beklaagde bestrijdt dat voor wat betreft zijn persoonlijke betrokkenheid sprake zou zijn geweest van ‘geen veiligheid, geen kwaliteit van zorg’. Dat klaagster een andere visie heeft doet daaraan niet af.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het niet-ontvankelijkheidsverweer betreffende de betaling van het griffierecht kan niet slagen. De klacht is ingediend op 30 augustus 2019. Op 2 september 2019 is per brief het verschuldigde griffierecht geheven. Dat griffierecht is op 5 september 2019 door het tuchtcollege ontvangen. Dat is binnen de gestelde termijn van 4 weken. Daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 2 onder 3 van het Reglement van de regionale tuchtcolleges en de klacht in behandeling genomen. Er is geen rechtsregel verplicht de beoordeling van de verjaring te toetsen op de betalingsdatum van het griffierecht of de ontvangstdatum van het aanvullend klaagschrift. De datum van binnenkomst van het klaagschrift is leidend voor de termijn van verjaring en klaagster is dus ontvankelijk met betrekking tot klachten tegen beklaagde die handelen of nalaten op of na 31 augustus 2009 betreffen.
5.2
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Ten aanzien van klachtonderdeel 1 overweegt het college dat er geen verplichting bestond voor beklaagde om patiënte zelf te opereren. Dat een collega van beklaagde het meer verantwoord vond om de operatie door een chirurg te laten uitvoeren kan beklaagde niet aangerekend worden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
5.4
Klachtonderdeel 2: In het dossier is opgetekend dat beklaagde gezamenlijk met de aios chirurgie patiënte en haar dochter uitgebreid uitleg heeft gegeven. Beklaagde heeft na terugkomst van patiënte van de intensive care, op 27 augustus 2009, beleid gemaakt. Beklaagde heeft patiënte daarbij op zaal gezien, zo blijkt ook uit de aantekeningen van de verpleegkundigen. Daaruit blijkt ook dat beklaagde patiënte en klaagster uitgebreid heeft gesproken. Daarmee is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
5.5
Op 22 september 2009 heeft beklaagde tijdig de chirurg in consult gevraagd. Vervolgens heeft overleg plaatsgevonden met de chirurg en is aanvankelijk op goede gronden besloten om af te wachten of de klachten zonder ingreep zouden verbeteren. Toen bleek dat dit niet het geval was is naar het oordeel van het college tijdig overleg geweest op 25 september 2009 en terecht een indicatie voor operatief ingrijpen in verband met het ileus gesteld.
Daarmee mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag.
5.6
Het vierde klachtonderdeel is evenmin gegrond. De chirurg heeft patiënte en de echtgenoot geïnformeerd na de operatie op 25 september 2009. Niet gebleken is dat beklaagde informatie die bekend was – en door klaagster is ook niet nader onderbouwd welke informatie dan mist – niet met patiënte heeft besproken.
5.7
Klachtonderdeel 5 betreft het telefoongesprek van 22 augustus 2016. Hiervan zijn geen aantekeningen gemaakt omdat dit algemene vragen betroffen. Er was een specifieke afspraak binnen het ziekenhuis dat medisch inhoudelijke vragen alleen met de hoofdbehandelaar, en dat was niet beklaagde, werden besproken. Hoe dit gesprek precies is verlopen staat niet vast nu de lezingen van partijen daarover uiteenlopen. Dat betekent dat de door klaagster aan beklaagde verweten gedragingen niet zijn komen vast te staan en kan het college er geen oordeel over geven. Daarmee is dit klachtonderdeel eveneens kennelijk ongegrond.
5.8
Klachtonderdeel 6 gaat over de dossiervoering. Het medisch dossier en de daarin op te nemen aantekeningen zijn van belang voor de continuïteit van de zorgverlening aan een patiënt. Het medisch dossier van patiënte is zeer uitgebreid. Niet gebleken is dat beklaagde omtrent zijn eigen betrokkenheid daarin verzuimd heeft aantekeningen te maken die van belang waren voor de continuïteit van de zorgverlening aan patiënte. Wat betreft het telefoongesprek van 22 augustus 2016 kan beklaagde, gelet op de gemaakte afspraken, in dat kader geen terecht verwijt worden gemaakt dat daarvan geen aantekening in het dossier is gemaakt. Daarmee is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
5.9
Het laatste klachtonderdeel is door klaagster niet onderbouwd en kan om die reden al niet leiden tot een gegrond verwijt.
5.10
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, C.I.M. Aalders en G.J.M. Akkersdijk, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.