ECLI:NL:TGZRZWO:2020:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 016/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:63
Datum uitspraak: 11-05-2020
Datum publicatie: 11-05-2020
Zaaknummer(s): 016/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht naar aanleiding van een verwijzing voor een allergietest (die klaagster niet vergoed heeft gekregen). Het voert te ver beklaagde in tuchtrechtelijke zin te verwijten dat hij niet specifiek heeft gedacht aan een mogelijke wijziging inanticonceptiepil als mogelijke oorzaak van de allergische reactie. Dat in de betreffende periode leveringsproblemen bestonden ten aanzien van anticonceptiemiddelen en voor sommige gebruiksters een alternatief moest worden gevonden, maakt het voorgaande niet anders. Beklaagde was er niet van op de hoogte dat dit ook voor klaagster gold.   Gelet op de aanhoudende allergische klachten, die niet verminderden met de voorgeschreven cetirizine en de last die klaagster aangaf van deze klachten te hebben, was een verwijzing voor een allergietest een logische en adequate vervolgstap. Klacht kennelijk ongegrond.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 11 mei 2020 naar aanleiding van de op 5 februari 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts,

werkzaam te B,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het relevante deel van het huisartsendossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1975, is op 21 november 2018 door beklaagde gezien met klachten van een brandend rode huiduitslag. Beklaagde heeft klaagster gevraagd of er een verandering was van huishoudelijke producten of dieet. Door beklaagde zijn de klachten gediagnosticeerd als een allergische reactie. Beklaagde heeft cetirizine 10mg (2D1T) voorgeschreven.

Op 23 november 2018 is klaagster wederom gezien door beklaagde. Klaagster heeft tijdens dit consult aangegeven dat de uitslag eigenlijk alleen maar erger werd en dat zij verder onderzoek wilde. Beklaagde heeft besproken dat de oorzaak van een allergische reactie vaak lastig is te vinden en dat eerst bekeken zal worden of een allergietest iets oplevert.

De hierop gedane allergietest gaf geen uitsluitsel over de oorzaak van de huiduitslag. Omdat de uitslag niet verdween is klaagster op 12 december 2018 door beklaagde verwezen naar een dermatoloog. Diezelfde dag nog heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpraktijk om door te geven dat zij van de apotheek een andere anticonceptiepil had gekregen en dat de huiduitslag op dat moment begonnen was.  

Klaagster heeft de kosten van de allergietest ad € 147,00 zelf moeten betalen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij op de hoogte had moeten zijn van de leveringsproblemen met de anticonceptiepil, waarvoor destijds uitgebreid (media)aandacht is geweest. Als beklaagde meteen naar (een wijziging van) anticonceptie had gevraagd dan was verder onderzoek niet nodig geweest en had klaagster geen onnodige kosten had hoeven maken.  

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat het overgaan op een andere anticonceptiepil is gebeurd door de apotheker in samenspraak met klaagster en dat beklaagde door de apotheek niet op de hoogte is gesteld van deze wijziging. Beklaagde was niet op de hoogte van leveringsproblemen met betrekking tot de anticonceptiepil van klaagster. Beklaagde heeft in algemene zin gevraagd naar een wijziging in bijvoorbeeld zeep, cosmetica of dieet. Het is, aldus beklaagde, ondoenlijk om naar alle mogelijke oorzaken van een allergische reactie specifiek te vragen, hierin ligt ook een stuk verantwoordelijkheid van de patiënten zelf.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Toen klaagster bij beklaagde kwam met klachten die wezen op een allergische reactie, heeft beklaagde gevraagd naar een wijziging in het gebruik van producten als make-up en dieet. Klaagster heeft toen niet gedacht aan de wijziging in anticonceptie en beklaagde heeft niet specifiek gevraagd naar de wijziging in anticonceptie of althans medicatie. Hij was ook niet door de apotheker verwittigd. Het voert te ver beklaagde in tuchtrechtelijke zin te verwijten dat hij niet specifiek heeft gedacht aan een mogelijke wijziging in anticonceptiepil als mogelijke oorzaak van de allergische reactie. Dat in de betreffende periode leveringsproblemen bestonden ten aanzien van anticonceptiemiddelen en voor sommige gebruiksters een alternatief moest worden gevonden, maakt het voorgaande niet anders. Beklaagde was er niet van op de hoogte dat dit ook voor klaagster gold.

Gelet op de aanhoudende allergische klachten, die niet verminderden met de voorgeschreven cetirizine en de last die klaagster aangaf van deze klachten te hebben, was een verwijzing voor een allergietest een logische en adequate vervolgstap. Dat betekent dat de klacht niet slaagt.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R.J. Wolters en M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.