ECLI:NL:TGZRZWO:2020:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 211/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:36
Datum uitspraak: 16-03-2020
Datum publicatie: 16-03-2020
Zaaknummer(s): 211/2019
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Aangeklaagde is met de opgegeven naam niet geregistreerd in het BIG-register. Het tuchtcollege heeft geen mogelijkheden onderzoek te verrichten naar andere namen waaronder aangeklaagde eventueel wel in het BIG-register zou zijn geregistreerd

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk

Beslissing d.d. 16 maart 2020 naar aanleiding van de op 10 september bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , directeur D, werkzaam te B,

a a n g e k l a a g d e

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het e-mailbericht van 20 december 2019 van E, curator D;

- de brief van de secretaris van het tuchtcollege van 31 december 2019 aan de IGJ (Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd) met het verzoek om informatie over aangeklaagde;

- het e-mailbericht met bijlagen van klaagster van 5 januari 2020;

- de brief van de IGJ van 10 januari 2020 met bericht dat aangeklaagde niet BIG-geregistreerd is;

- de brief van 13 januari 2020 aan klaagster met als bijlage de brief van de IGJ van

10 januari 2020;

- de reactie klaagster van 18 januari 2020 op de brief van de IGJ.

2. DE KLACHT

Klaagster heeft een klacht ingediend tegen aangeklaagde. Zij heeft ondanks herhaald verzoek niet gereageerd op de klacht. De secretaris heeft daarop informatie ingewonnen bij de curator van D, E, waar aangeklaagde directeur was. E heeft op 20 december 2019 laten weten geen andere informatie te kunnen geven, dan die al bekend was bij het college. Daarnaast was het hem niet bekend of aangeklaagde ingeschreven stond in het BIG-register. Daarop heeft de secretaris telefonisch informatie ingewonnen bij de IGJ. Zij heeft haar vragen daarna op 31 december 2019 per brief aan de IGJ gesteld. De IGJ heeft de secretaris op 10 januari 2020 laten weten dat aangeklaagde niet ingeschreven is in het BIG-register. De secretaris heeft daarop de brief van de IGJ aan klaagster gezonden met de mededeling dat aangeklaagde niet ingeschreven is in het BIG-register. Klaagster heeft bij brief van 18 januari 2020 nogmaals stukken gezonden en aangegeven dat aangeklaagde een valse naam zou opgeven.

3. DE OVERWEGINGEN

De klacht is ingediend tegen C. Over (de naam van) aangeklaagde is door de secretaris nader informatie ingewonnen bij de IGJ. De IGJ heeft bekend gemaakt dat aangeklaagde niet in het BIG-register staat.

Klaagsters stelling dat aangeklaagde een valse naam zou gebruiken en onder een andere naam wel bekend zou zijn in het BIG-register is – op dit moment – niet aannemelijk geworden. Het college heeft geen zelfstandige mogelijkheden tot nader onderzoek omtrent andere namen waaronder aangeklaagde wel in het BIG-register zou staan.

De persoon tegen wie de klacht is gericht is niet ingeschreven in een van de registers, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en is ook niet op grond van artikel 36a van die wet onderworpen aan tuchtrechtspraak door het college. Beklaagde behoort dus niet tot de kring van personen over wie bij het college kan worden geklaagd.

Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

Indien klaagster dezelfde klacht wenst in te dienen en daarbij een andere naam van aangeklaagde zou noemen kan in die (nieuwe) procedure door de secretaris worden beoordeeld of griffierecht wordt geheven.

3. De beslissing

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 16 maart 2020 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.