ECLI:NL:TGZRZWO:2020:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 257/2019
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2020:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-03-2020 |
Datum publicatie: | 16-03-2020 |
Zaaknummer(s): | 257/2019 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Aannemelijk is dat klager niet beschikt over de voor het indienen van de tuchtklacht vereiste wilsbekwaamheid. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk
Beslissing d.d. 16 maart 2020 naar aanleiding van de op 11 oktober 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
gemachtigde: C,
k l a g e r
-tegen-
D, huisarts, werkzaam te B,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift en de daarop op 30 oktober, 7 en 11 november 2019 ontvangen aanvullingen;
- de brief van de secretaris van 4 december 2019 met het verzoek om aanvulling van de klacht;
- het aanvullend klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de brief van de secretaris van het college van 19 februari 2020 gericht aan beklaagde met het verzoek om nadere informatie over klagers wilsbekwaamheid en om een standpunt van de mentoren;
- de aanvulling op het verweerschrift met bijlagen.
2. DE OVERWEGINGEN
2.1
Bij beschikking van 26 april 2006 heeft de kantonrechter te E ten behoeve van klager een mentorschap ingesteld. Daarbij is overwogen dat aannemelijk is geworden dat klager als gevolg van zijn geestelijke en/of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
De tuchtklacht is voor klager opgesteld en ingediend door C. Klager heeft de klacht mede ondertekend en daar twee korte handgeschreven briefjes aan toegevoegd. De klacht ziet op de voorgeschreven medicatie die, kort weergegeven, volgens de klacht verkeerd is en klager alleen maar zieker maakt.
2.2.
Beklaagde stelt zich op het standpunt dat de mentoren niet achter de klacht staan en dat het de vraag is of klager wel wilsbekwaam is. Bij het aanvullend verweerschrift is een verklaring van de mentoren gevoegd waarin zij schrijven de klacht niet te ondersteunen. In een toelichting schrijven de mentoren dat C al jarenlang strijdt tegen de – in haar ogen onjuiste – medicatie die klager voorgeschreven heeft gekregen. C probeert volgens de mentoren op alle mogelijke manieren te voorkomen dat klager de hem voorgeschreven noodzakelijke medicatie neemt. De mentoren onderbouwen hun standpunt met een verwijzing naar diverse artikelen in het Dagblad F en een verwijzing naar online te raadplegen rechtspraak, waaronder een vonnis van de rechtbank Overijssel van 8 oktober 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:3551). Met dit vonnis is
C veroordeeld voor – kort gezegd – het stelen van een kluis van klager. In het vonnis wordt gerefereerd aan een Pro Justitia rapportage, onder meer inhoudende dat C lijdt aan een waanstoornis, specifiek gericht op en met betrekking tot de omgeving van klager, die naar het oordeel van C erop uit is hem kwaad te berokkenen.
Beklaagde zelf heeft daaraan nog toegevoegd dat hij klager onlangs heeft bezocht “waar hij mij na enkele minuten herkende. Hij vertelde mij dat hij mij een uitstekende dokter vond en bood aan gratis mijn hele huis te schilderen. Dit terwijl hij de brieven aan het tochtcollege […] wel heeft ondertekend, ondanks dat hij hier nu niet achter lijkt te staan. Aan het einde van het bezoek zei A nog dat hij graag wilde dat ik snel weer langs kwam.”.
2.3
De voorzitter overweegt het volgende.
In artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG is bepaald dat een tuchtklacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Rechtstreeks belanghebbende is in de eerste plaats de patiënt van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar die een klacht heeft over zijn of haar behandeling. Maar ook anderen dan de patiënt kunnen als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Tot die anderen behoren onder meer de wettelijk vertegenwoordigers van de patiënt, zoals zijn of haar mentor in geval van mentorschap. Hierbij geldt echter steeds als uitgangspunt dat de patiënt die daartoe behoorlijk in staat is, zelf degene is die beslist over het al of niet indienen van een klacht met betrekking tot zijn of haar behandeling. In het eerste lid van artikel 1:454 van het Burgerlijk Wetboek en de daarbij behorende memorie van toelichting is dit uitgangspunt uitdrukkelijk verwoord. Gelet hierop, en het belang van het klachtrecht in ogenschouw genomen moet als uitgangspunt gelden dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, en dat op dat uitgangspunt slechts een uitzondering kan worden gemaakt indien aannemelijk is dat de patiënt ter zake van het al of niet indienen van die klacht wilsonbekwaam is. Het ligt op de weg van de aangeklaagde beroepsbeoefenaar om in voorkomende gevallen aannemelijk te maken dat de voor het indienen van een klacht vereiste wilsbekwaamheid bij de patiënt ontbreekt.
2.4
Gelet op het verweer van beklaagde moet ook in deze zaak worden beoordeeld of aannemelijk is dat klager ter zake van het al of niet indienen van de klacht wilsonbekwaam is.
2.5
Vaststaat dat de mentoren niet instemmen met de door klager ingediende klacht. De klacht is echter mede ondertekend door klager en zelfs voorzien van een tweetal korte handgeschreven briefjes van klager. Beklaagde heeft, naast een benoeming van de bij klager gestelde diagnose, beschreven hoe klager heeft gereageerd toen beklaagde hem recent heeft opgezocht en gesproken. Dat klager zelf het niet eens is met enig handelen van beklaagde blijkt niet uit dit contact. Daarnaast hebben de mentoren een uiteenzetting gegeven van de betrokkenheid van C bij klager en haar optreden ten opzichte van klager. Gelet op de informatie waarnaar zij verwijzen moet worden geconcludeerd dat klager niet in staat is zich aan deze bemoeienis te onttrekken en zijn wil dienaangaande te bepalen.
2.6
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat aannemelijk is dat klager niet beschikt over de voor het indienen van deze tuchtklacht vereiste wilsbekwaamheid. Dat betekent dat de klacht niet-ontvankelijk is. De voorzitter merkt voorts op dat met het oog op de privacy van klager het verweerschrift en de aanvulling daarop niet zullen worden doorgezonden aan C.
3. DE BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van
M. Keukenmeester, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.