ECLI:NL:TGZRZWO:2020:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 283-2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:28
Datum uitspraak: 03-02-2020
Datum publicatie: 03-02-2020
Zaaknummer(s): 283-2019
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. De gebruikelijke werkwijze bij een gemaakte hersenscan in het ziekenhuis is dat de uitslag daarvan digitaal naar de huisarts wordt gestuurd. De hersenscan zelf blijft in het ziekenhuis(dossier). De huisarts is geen deskundige op het gebied van het interpreteren van de hersenscan zelf. Er bestaat geen verplichting de hersenscan in het dossier van de huisarts op te nemen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 3 maart 2020 naar aanleiding van de op 30 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

O , wonende te B,

gemachtigde: A, echtgenote,

k l a a g s t e r

-tegen-

H , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. D. Benamari, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- het medisch dossier binnengekomen op 8 januari 2020;

- het proces-verbaal van het op 4 december 2019 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder huisartsenjournaal dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1943, was in 2017 patiënt bij beklaagde die als huisarts werkzaam is in M te B.

Uit het huisartsenjournaal blijkt, voor zover thans relevant voor de klacht:

02-01-17 O Van: N.

O Comm: behoudens “krimpen” van de hersenen

O grotendeels passend bij de leeftijd geen

O afwijkingen.

03-01-17 S Uitslag CT besproken

06-01-17 S Met andere zoon op het su om de uitslag van de

S CT-scan te bespreken.”

In het huisartsendossier is opgenomen:

020117 N. ( antwoord )

02-01-2017

CT HERSENEN (code = CTHERS)

Conclusie:

Gegeneraliseerde hypotrofie van het brein deels in het kader

van leeftijd.

Geen aanwijzingen voor ruimte-innemende processen en/of

infarceringen. Geen tekenen van focaal weefselverlies.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- incomplete dossiervoering. De op

2 januari 2017 gemaakte hersenscan is niet opgenomen in het huisartsendossier van klager.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat de uitslag van de hersenscan elektronisch is binnengehaald en op 3 januari 2017 telefonisch is besproken. Op 6 januari 2017 heeft een consult plaatsgevonden in aanwezigheid van een zoon van klager waarbij gesproken is over de uitslag van de hersenscan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De gebruikelijke werkwijze bij een gemaakte hersenscan in het ziekenhuis is dat de uitslag daarvan digitaal naar de huisarts wordt gestuurd. De hersenscan zelf blijft in het ziekenhuis(dossier). De huisarts is geen deskundige op het gebied van het interpreteren van de hersenscan zelf.

De assistente van de huisarts heeft zoals gebruikelijk de digitale uitslag binnengehaald zoals door het ziekenhuis verzonden. Dat de hersenscan door beklaagde is besproken met klager en later nogmaals met de zoon blijkt eveneens uit het dossier.

Er bestaat geen verplichting de hersenscan in het dossier van de huisarts op te nemen. Dat maakt dat de klacht kennelijk ongegrond is en het college als volgt beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, W.J.B. Cornelissen, lid-jurist, M.D. Klein Leugemors, R.J. Wolters en J.W.B. de Groot, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.