ECLI:NL:TGZRZWO:2020:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 180/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:27
Datum uitspraak: 02-03-2020
Datum publicatie: 02-03-2020
Zaaknummer(s): 180/2019
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Schending geheimhoudingsplicht? Beklaagde rapporteert aan sociale dienst of klager ‘gezien zijn klachten en problemen’ belastbaar is met arbeid. Klager krijgt het concept-rapport voorgelegd. Hij geeft als reactie dat alleen die informatie naar de sociale dienst mag waarop een werkgever recht heeft. Het rapport vermeldt dat betrokkene klachten heeft die samenhangen met zijn privé-situatie. Tevens adviseert hij een psychodiagnostisch onderzoek. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde hiermee zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Beklaagde heeft hiermee de sociale dienst laten weten dat zijn problemen van psychische aard waren. Het college overweegt dat de mededeling van beklaagde functioneel is in het licht van de opdracht en dat hieruit hoogstens kan worden afgeleid dat de klachten niet werk-gerelateerd zijn. Een advies voor psychodiagnostisch onderzoek impliceert nog niet dat klager inderdaad aan psychische klachten lijdt. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 2 maart 2020 naar aanleiding van de op 22 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door E (leidinggevende van beklaagde), werkzaam te D,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 4 februari 2019, waar zijn verschenen klager en de gemachtigde van beklaagde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager ontving een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Op verzoek van de Sociale Dienst F is onderzoek verricht naar de belastbaarheid van klager. Klager is daartoe op 6 september 2018 op het spreekuur van beklaagde gezien.

De opdracht die F heeft gegeven, luidde:

Is cliënt gezien zijn klachten en problemen belastbaar met arbeid? […] zijn er beperkingen waar wij bij de plaatsing rekening moeten houden

De toelichting op de opdracht luidde:

Hij heeft in een gesprek met mij aangegeven niet te kunnen werken en mij verder geen informatie te willen geven of het om lichamelijke of psychische problemen gaat. Ik heb aangegeven dat ik dan in eerste instantie een MBO (medisch belastbaarheidsonderzoek) aan ga vragen en indien van toepassing aanvullend een psychisch onderzoek laat uitvoeren.”

Van het spreekuurverslag, opgemaakt door de sociaal geneeskundige, heeft klager een concept ontvangen. In reactie daarop heeft klager op 30 september 2018 per e-mail aan beklaagde geschreven:

“Er mag geen enkele rapportage naar de F/Gemeente. Zij hebben nl geen ziektebeleid, iedereen kan bij ziektedossier, voor zover voorhanden etc etc.

Het enigste wat mag, de minimaal wettelijke gegevens waarop een werkgever recht heeft .”

Beklaagde heeft in een brief van 4 oktober 2018 aan klager het volgende geschreven: “[…] Op 30-09-2018 hebben wij van u een email, waarin u aangeeft dat er geen enkele rapportage naar de F/Gemeente mag.

Kunt u aangeven of er delen in de rapportage moeten worden geschrapt of dat er helemaal geen rapportage en/of FML naar de gemeente kan?

Eventueel kan de rapportage worden geblokkeerd, dit zal teruggekoppeld worden aan de opdrachtgever ”.

Klager heeft vervolgens in reactie daarop op 8 oktober 2018 het volgende bericht per

e-mail aan beklaagde verzonden:

“De autoriteit persoonsgegevens heeft in 2016 beleidsregels opgesteld. De zieke werknemer en werkgever.

Hierin is precies vastgelegd op welke informatie de werkgever en daartoe reken ik ook de F recht heeft en welke niet.

En het is aan u om de uitkomsten van het onderzoek te vertalen naar de F zonder mijn privacy aan te tasten. En als dat onmogelijk blijkt is dat ook informatie die van betekenis kan zijn voor de F.

Ongeacht de informatie die u gaat doorgeven aan de F, ik ontvang vooraf graag een concept .”

Beklaagde heeft de e-mails van klager voorgelegd aan de staf van de organisatie waarvoor hij werkzaam is. Beklaagde heeft naar aanleiding van dit overleg de rapportage aangepast. De directeur van de organisatie waarvoor beklaagde werkt heeft op

30 november 2018 het volgende aan klager geschreven:

 “(…)

In de daaropvolgende e-mail- en briefwisseling vraagt u [naam beklaagde] om de door u als privacygevoelig ervaren medische gegevens uit het rapport te verwijderen en het rapport te beperken tot alleen de vaststelling van de belastbaarheid en arbeidsmogelijkheden.

U merkt tevens nogmaals op dat u het definitieve rapport, voordat het naar de gemeente verzonden wordt, wil inzien.

[Naam beklaagde] heeft het rapport herschreven.

 In bijlage stuur ik het u toe. Onze (…) staf is van mening dat het zo correct geformuleerd is. Mocht u vinden dat ook dit niet uit kan gaan, dan verzoek ik u ons dat voor 7 december te laten weten. Zonder tegenbericht zal het rapport op 7 december 2018 (…) worden verzonden ”.

 Op 1 december 2018 heeft klager geantwoord:

Er mag nu en in de toekomst geen enkele medische informatie in welke vorm dan ook worden doorgegeven […]

De enige informatie die u mag doorgeven […], is de minimaal wettelijke informatie waarop de werkgever recht heeft.

Graag ontvang ik voor 7 december een schriftelijke bevestiging”.

Het rapport dat op 30 november 2018 aan klager werd toegestuurd is met de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vervolgens aan de opdrachtgever verstuurd. Het rapport bevat onder meer onder het kopje 'Onderzoek/Algemene gegevens verkregen uit onderzoek' de volgende passage:

“Huidige situatie zoals door cliënt weergegeven: betrokkene gaf aan klachten te hebben die samenhangen met zijn privé situatie. Hij heeft geen behandeling. Betrokkene gaf aan geen klachten te hebben die van invloed kunnen zijn op werk.”

Onder het kopje 'Beschouwing' staat het volgende:

“Het betreft hier een 53-jarige man.

Betrokkene geeft aan klachten te hebben, welke bij onderzoek konden worden geobjectiveerd. Betrokkene heeft hierdoor beperkingen voor een hoge werkdruk en een dwingend werktempo. Een drukke werkomgeving dient te worden vermeden en een opbouw in werkzaamheden is aan te bevelen.

Betrokkene kan met anderen samenwerken, maar met een eigen afgebakende deeltaak.

Voor een meer genuanceerde beoordeling van zijn psychische belastbaarheid, adviseer ik een psychodiagnostisch onderzoek.

Bij het onderzoek blijken er geen fysieke beperkingen ten aanzien van zijn arbeidsmogelijkheden te zijn.”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat hij ondanks dat hij op de hoogte was van de bezwaren van klager een rapportage die (indirect) medische gegevens bevat heeft verstuurd naar de F. Uit de in het rapport opgenomen gegevens is het zeer eenvoudig een mogelijk ziektebeeld af te leiden, zeker in combinatie met wat onder ‘beschouwing’ is opgenomen. Beklaagde heeft hiermee zijn beroepsgeheim geschonden.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat er geen onjuiste termen in het rapport staan. Beklaagde merkt daarnaast op dat hij in zijn rapportage:

-      op een juiste wijze de feiten, omstandigheden en bevindingen benoemt waarop zijn rapport berust;

-      blijk gaf de voorliggende vraag op een juiste wijze benaderd te hebben;

-      op inzichtelijke en consistente wijze uiteenzet waarop zijn conclusie rust;

-      zijn bronnen vermeldt;

-      binnen de grenzen van zijn deskundigheid blijft.

Beklaagde heeft daarmee zorgvuldig en correct gehandeld.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5.2

Tijdens de behandeling van de klacht ter zitting van 4 februari 2020 heeft klager nog eens benadrukt dat hij het oordeel van het college wenst over de vraag of de volgende, door hem aangeduide passages zijn aan te merken als medische informatie:

“betrokkene gaf aan klachten te hebben die samenhangen met zijn privé situatie. Hij heeft geen behandeling.”

en

“Voor een meer genuanceerde beoordeling van zijn psychische belastbaarheid, adviseer ik een psychodiagnostisch onderzoek.”

5.3

Het college overweegt als volgt. Niet ter discussie staat dat klager kampte met “klachten en problemen”. De F was daarvan op de hoogte. Uit de door F geformuleerde vraagstelling blijkt immers dat dit de aanleiding was voor de opdracht aan beklaagde. Beklaagde heeft volstaan met het beantwoorden van de door F in de opdracht en de toelichting daarop geformuleerde vragen en deze beantwoording voorzien van een summiere onderbouwing. Bij deze onderbouwing is beklaagde niet in detail getreden over de persoonlijke omstandigheden van klager en de door hem ervaren klachten. Een diagnose of beschrijving van de klachten is niet gegeven. De vermelding dat de klachten ‘samenhangen met zijn privé situatie’ vormt geen schending van de geheimhoudingsplicht. Uit deze vermelding kan hoogstens worden afgeleid dat de klachten niet werkgerelateerd zijn, zoals bijvoorbeeld klachten veroorzaakt door arbeidsomstandigheden, waaraan een werkgever iets zou kunnen doen. In het licht van de opdracht, zoals hiervoor geciteerd, was het ook functioneel dit in het rapport te vermelden. Dat klachten samenhangen met de privé situatie betekent niet dat het dan wel om psychische klachten moet gaan. Als voorbeeld noemt het college vermoeidheidsklachten of slapeloosheid die zowel een psychische als een fysieke dan wel een niet-medische oorzaak kunnen hebben.

5.4

Het oordeel van het college is niet anders wat betreft het advies een psychodiagnostisch onderzoek te laten doen. Uit dit advies volgt niet dat beklaagde tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van psychische klachten. Het advies behelst niet meer dan een advies onderzoek daarnaar te doen, en - strikt genomen - enkel naar de psychische belastbaarheid. In zijn rapport laat beklaagde in het midden of er sprake is van verminderde psychische belastbaarheid en (mocht die bestaan) wat daarvan de oorzaak is. Gelet op de opdracht van de F en de daarop gegeven toelichting acht het college het geven van dit advies overigens ook functioneel. Voor een goed begrip van de achtergrond van het advies had het overigens wel aanbeveling verdiend de toelichting in het rapport te vermelden, nu daarmee ook voor klager duidelijk zou zijn geweest dat beklaagde antwoord gaf op een vraag van de F.

5.5

Het voorgaande brengt het college tot het oordeel dat beklaagde zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R.J. Wolters en C.M.J.H. Vermeulen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.                                                                                                  

                      voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.