ECLI:NL:TGZRZWO:2020:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 055/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:130
Datum uitspraak: 15-12-2020
Datum publicatie: 15-12-2020
Zaaknummer(s): 055/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen telefoonarts van huisartsenpost ongegrond. Ook in het geval van een zeer ernstig zieke patiënt moet de spoedeisendheid van de benodigde zorg worden beoordeeld aan de hand van de toestand van de patiënt op dat specifieke moment. Beklaagde had er beter aan gedaan om de toestand van patiënt zelf met klager te bespreken, maar dat hij daar niet voor heeft gekozen is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beklaagde mocht de situatie beoordelen op basis van de informatie die hij van de triagist kreeg.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 december 2020 naar aanleiding van de op 23 april 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A en B ,                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                               wonende te C,

k l a g e r s

-tegen-

D , huisarts, (destijds) werkzaam te E,

bijgestaan door mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-      het klaagschrift met de bijlagen;

-      de twee aanvullende klaagschriften;

-      het verweerschrift;

-      de repliek met de bijlagen;

-      de dupliek;

-      de aanvullende stukken verstuurd door het college op 9 en 10 november 2020.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 november 2020. Verschenen zijn klagers in persoon en beklaagde vergezeld door zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder de transcriptie van de gesprekken met de huisartsenpost te E) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht betreft de zorg voor de zoon van klagers, F, geboren in 1987 en overleden op

7 juli 2019, verder patiënt te noemen.

Op zaterdag 6 juli 2019 om 23:16 uur nam A (verder: klager) telefonisch contact op met de huisartsenpost E, verder de HAP te noemen.

Klager gaf aan dat hij voor zijn zoon belde, dat hij een hersentumor had en met een chemokuur bezig was, dat hij de hele middag zo’n beetje alles er had uitgespuugd en dat de druk in zijn hoofd nogal heftig was.

Desgevraagd heeft klager verteld dat patiënt anders reageerde dan ze gewend waren, dat hij niet goed aanspreekbaar was, aan het ijlen was, naar zijn hoofd greep, dat hij in zijn broek had geplast en dat het niet was gelukt om hem een andere broek aan te trekken.

Om 23:20 uur heeft de triagist overlegd met de dienstdoende huisarts, beklaagde.

De triagist heeft in het kort verteld wat klager had verteld en gevraagd of beklaagde klager wilde spreken. Beklaagde beoordeelde de situatie dat een huisarts moest gaan kijken en dat er geen indicatie was voor een ambulance. Op voorstel van de triagist is nog aan klager gevraagd of het er uitzag of patiënt een insult had. Beklaagde gaf aan dat als het beloop heel snel achteruitging wel een ambulance gestuurd moest worden.

Om 23:22 uur had de triagist nogmaals contact met klager. Klager gaf desgevraagd aan dat patiënt op dat moment geen insult had, dat het wel veel slechter met hem ging, maar dat de achteruitgang niet acuut was. Er was volgens klager sprake van een geleidelijke achteruitgang. Naar aanleiding van dit contact heeft de triagist weer overlegd met beklaagde. Dit overleg begon om 23:24 uur. Afgesproken werd dat er met U2-urgentie een dokter werd gestuurd en dat de ouders als de situatie plotseling zou verergeren, moesten terugbellen.

De triagist heeft klager om 23:25 uur laten weten dat er snel een dokter zou komen en erbij gezegd dat als klager helemaal geen contact meer kreeg met patiënt en dacht dat het niet goed zat, hij niet moest twijfelen maar direct de HAP moest bellen en de            ‘1’ indrukken.

Om 23:45 uur heeft klager weer contact opgenomen met de HAP. Hij sprak nu met een andere triagist en vertelde dat hij dacht dat patiënt nu insulten had.

De triagist heeft vervolgens om 23:47 uur overlegd met beklaagde en besloten is om toch een ambulance te sturen met urgentie U1.

Om 23:49 uur heeft de triagist aan klager meegedeeld dat er een ambulance werd gestuurd. De huisartsvisite werd geannuleerd.

Patiënt is vervoerd naar het G in E waar hij de volgende dag is overleden aan de gevolgen van een Glioblastoom graad IV.  

Op 9 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij klagers, de medisch adviseur van de HAP en de klachtenfunctionaris van de HAP aanwezig waren. Op

5 november 2019 heeft nog een gesprek plaatsgevonden waarbij eerdergenoemden aanwezig waren en beklaagde. Tijdens deze gesprekken zijn de bandopnames van de telefoongesprekken tussen klager en de triagist van de HAP en van de telefoongesprekken tussen de triagist en beklaagde beluisterd. In het tweede gesprek is door klagers gecontroleerd of het transcript dat zij van die gesprekken hebben gekregen correct was.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten beklaagde - zakelijk weergegeven - dat beklaagde een verkeerde beslissing heeft genomen door niet direct met U1-urgentie een ambulance te sturen maar eerst met U2-urgentie een visite te laten afleggen. Verder betwijfelen zij of beklaagde überhaupt een arts heeft gestuurd.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij in tuchtrechtelijke zin niet toerekenbaar is tekortgeschoten en hij verzoekt het college de klacht als ongegrond af te wijzen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college begrijpt dat het overlijden van de zoon van klagers voor hen een vreselijk verdrietige gebeurtenis is en dat klagers nog steeds worstelen met de vraag of hun zoon langer was blijven leven als beklaagde direct een ambulance had gestuurd. Op die vraag kan niemand - en ook het college - geen antwoord geven.

De vraag die het college moet beantwoorden is of beklaagde met zijn handelwijze is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Het gaat er dus niet om of zijn handelen - terugkijkend - beter had gekund.

5.2

Naar het oordeel van het college is beklaagde met zijn handelen gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

De zoon van klagers was zeer ernstig ziek, maar dat gegeven betekent niet vanzelfsprekend dat beklaagde een arts met urgentie U1 moest sturen. Ook in het geval van een zeer ernstig zieke patiënt moet de spoedeisendheid van de benodigde zorg worden beoordeeld aan de hand van de toestand van de patiënt op dat specifieke moment. Achteraf gezien had beklaagde er in dit geval beter aan gedaan om de toestand van patiënt zelf met klager te bespreken, maar dat hij daar niet voor heeft gekozen is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beklaagde mocht de situatie beoordelen op basis van de informatie die hij van de triagist kreeg. Uit de transcriptie van het gesprek tussen beklaagde en de triagist blijkt dat beklaagde aan de triagist adequate vragen heeft gesteld. Op basis van de informatie die de triagist - mede met behulp van die vragen - kreeg over de toestand van patiënt, kon beklaagde besluiten een arts te sturen met urgentie U2. De klachten van patiënt - braken, ernstige hoofdpijn, ijlen, urine laten lopen - vormden geen indicatie om een arts met urgentie U1 te sturen. Dat was anders geweest als de hoofdpijn zeer acuut was opgetreden of als de toestand van patiënt plotseling verslechterd was. Uit de transcriptie van het telefoongesprek met de triagist blijkt niet dat sprake was van zeer acuut optredende hoofdpijn of een plotseling verslechterende toestand.

Verder is van belang dat beklaagde had gezorgd voor een vangnet voor het geval de situatie plotseling zou verslechteren. Toen die situatie zich voordeed is er alsnog een ambulance gestuurd.

5.3

Tijdens de zitting bleek dat klagers op basis van het eerste telefonische contact met de HAP hadden verwacht dat er veel sneller een arts zou langskomen. Dat is begrijpelijk, omdat de triagist had gezegd dat er snel een dokter zou komen. Dat de triagist daarmee een verkeerde verwachting wekte bij klagers, kan beklaagde echter niet worden aangerekend.

5.4

Verder hebben klagers aangegeven te betwijfelen of er naar aanleiding van het eerste telefonische contact met de HAP wel een arts is gestuurd. De ambulancebroeder had namelijk van de meldkamer te horen gekregen dat er geen arts was gestuurd. Het college heeft geen aanleiding te twijfelen aan het sturen van een arts door de HAP. Uit de HAP-gegevens en de ritgegevens van de ambulance blijkt dat de HAP in eerste instantie een arts met urgentie U2 heeft gestuurd en dat de HAP na het tweede telefonische contact een ambulance heeft laten sturen en het bezoek van de arts heeft geannuleerd.

Uit al het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is.

5.5

Na de zitting hebben klagers per e-mail aan de secretaris van het college laten weten dat zij ervan uitgaan dat zij nog in de gelegenheid zullen worden gesteld te reageren op de stukken die op 9 en 10 november 2020 zijn toegestuurd, omdat zij niet alle stukken voorafgaand aan de zitting hebben gekregen. Uit de e-mailwisseling blijkt dat klagers de ritgegevens en de gegevens van de HAP vóór de zitting hebben ontvangen. Ter zitting hebben zij de andere stukken gekregen. Omdat de ter zitting aan klagers verstrekte stukken niet aan de beslissing van het college ten grondslag liggen, zijn klagers niet in hun belangen geschaad door de late ontvangst van die stukken. Het college ziet dan ook geen aanleiding klagers alsnog in de gelegenheid te stellen op die stukken te reageren.

6.    DE BESLISSING

Het college:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, H.L. Wattel lid-jurist, M.D. Klein Leugemors, R.J. Wolters en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.