ECLI:NL:TGZRZWO:2020:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 099/2020
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2020:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-12-2020 |
Datum publicatie: | 08-12-2020 |
Zaaknummer(s): | 099/2020 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de huisarts betreffende de bijwerkingen van de voorgeschreven medicatie Amlodipine. Klacht kennelijk ongegrond |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing in raadkamer d.d. 8 december 2020 naar aanleiding van de op 24 juni 2020
bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,
bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage;
- het huisartsenjournaal;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager, geboren in 1963, is bekend met onder meer hypertensie en IBS-klachten.
Op 4 januari 2019 heeft de echtgenote van klager om 10.45 uur telefonisch contact opgenomen met de praktijk. Zij vertelde dat klager de avond ervoor na een vrijpartij een slapend doof/slaperig gevoel in zijn lichaam had, links meer dan rechts en ook aan de linkerzijde van zijn hoofd. Klager was wakker geworden met dezelfde klachten. Zijn gezicht voelde doof aan. Hij sprak normaal en kon zijn ledematen bewegen. Hij had zelf zijn bloeddruk gemeten: 171/106 mmHG. Klager kreeg een afspraak op het spreekuur van beklaagde dezelfde dag om 15.30 uur op de praktijk. Beklaagde vond de klachten moeilijk te duiden en heeft overlegd met de neuroloog in het ziekenhuis D in E. Deze vond de klachten atypisch. Klager is ingestuurd naar het ziekenhuis voor verder onderzoek. Uit het CT-onderzoek bleek dat klager een kleine hersenbloeding had gehad. Er werd direct gestart met Enalapril 10 mg. Klager is twee dagen in het ziekenhuis gebleven voor observatie.
In de periode na de opname heeft klager meerdere keren telefonisch contact opgenomen met vragen over de Enalapril. Die vragen betroffen de merken Enalapril die klager had gekregen van de apotheek en de voorgeschreven dosis. In overleg met de neuroloog heeft klager verder Enalapril maleaat TEVA 10 mg gekregen.
Op 11 maart 2019 is bij klager een 30-minuten bloeddrukmeting gedaan in de huisartsenpraktijk. De waarden waren licht verhoogd 146/88 mmHG, afkapwaarde 135/85, bij bovengenoemd gebruik van Enalapril. Op 19 maart 2019 bezocht klager het spreekuur van beklaagde en vertelde dat de gevoelsstoornissen helemaal waren verdwenen en dat hij thuis normale bloeddrukwaardes mat. Klager voelde zich angstig en onzeker en had soms hoofd- en nekpijn. De behandeling door een Chinese masseur hielp goed.
Vanwege de wens van klager om te stoppen met de bloeddrukverlagende medicatie en de volgens klager normale bloeddrukmetingen thuis is besloten dat klager thuis bloeddrukmetingen zou gaan doen met de Omron-meter die klager van de praktijk leende.
Op 28 maart 2019 heeft beklaagde klager gebeld omdat ook de Omron-bloeddrukmetingen verhoogd waren. Beklaagde heeft klager geadviseerd te starten met Amlodipine 5 mg. Klager heeft de volgende dag naar de praktijk gebeld om te overleggen over de Amlodipine. Hij was huiverig om te starten en vertelde dat hij thuis keurige bloeddrukwaardes had. De assistente heeft klager gerustgesteld en gezegd dat hij bij bijwerkingen contact op moest nemen met de praktijk/de huisarts voor overleg.
Op 19 april 2019 kwam de echtgenote van klager aan de balie en vertelde dat klager de dag ervoor was gestopt met de Amlodipine vanwege hevige bijwerkingen, namelijk ‘het gevoel of er iemand in het hoofd en in de nek met speldenprikjes bezig is en hevige duizelingen.’ Klager nam de Enalapril 10 mg wel in.
In overleg met beklaagde stelde de assistente voor om een week geen Amlodipine te gebruiken en dan opnieuw te starten en na twee dagen telefonisch te overleggen.
Klager wilde dat echter niet en besloten is om na drie tot vier weken weer een
30-minuten bloeddrukmeting te doen.
Op 23 april 2019 kreeg beklaagde bericht van de huisartsenpost E betreffende een contact met klager: “Bezorgdheid over de (bij)werkingen geneesmiddel.”
Op 24 april 2019 belde de echtgenote van klager naar de praktijk met de vraag hoe lang de klachten in verband met bijwerkingen konden aanhouden. De assistente heeft verwezen naar de apotheker voor overleg.
Op 30 april 2019 heeft klager een visite aangevraagd vanwege hevige hoofd- en nekpijn.
Een collega huisarts heeft de visite afgelegd. Deze noteerde dat klager al drie weken thuis op de bank zat en niet kon werken. Hij had af en toe een opleving. Hij nam af en toe een paracetamol. Bij lichamelijk onderzoek vond de collega een verhoogde spierspanning in de nek. Klager werd verwezen naar een chiropractor.
Op 9 mei 2019 heeft de echtgenote van klager de 30-minuten bloeddrukmeting afgezegd. Verder is toen genoteerd;
“Gestopt met Amlodipine sinds 18-4, erge nekpijn. Helemaal uit zijn doen. Kan helemaal niets. Fysio is ingeschakeld. Komt aan huis (!) ivm pijnvlagen aan de nek. Verder geen hulpvraag behalve dat de BD30 afgezegd wordt.”
Op 14 mei 2019 heeft de echtgenote van klager telefonisch verzocht om bloedonderzoek op magnesium te laten doen. Het advies was om die vraag tijdens het volgende consult met de huisarts te bespreken.
Op 29 mei 2019 is klager zonder bericht niet verschenen op het spreekuur bij een collega van beklaagde. De collega besprak met beklaagde dat zij klager het beste kent en hem daarom beter terug kon zien. Klager maakte echter geen nieuwe afspraak.
Klager belde op 10 juli 2019. In het journaal is genoteerd;
“Lang gesprek aan de telefoon: Pt heeft geen vertrouwen meer in C omdat zij heeft gezegd dat meneer na 2 wkn stoppen weer moest beginnen met de amlodipine terwijl meneer zoveel pijn had dat hij zelfs in de feutushouding lag, voelt zichzelf niet gehoord had graag dat de dokter had gezegd kom maar even langs. CVA vpk [naam vpk] in het zkh zou hebben gezegd dat hij absoluut niet door had mogen gaan en het hiermee alleen maar erger zou worden. Heeft bij Lareb gekeken en zijn bijwerkingen zijn daar bekend.”
Klager is op 11 juli 2019 bij beklaagde op het spreekuur gekomen. Klager vertelde over zijn hevige spierklachten en de forse problemen met zijn gebit. Klager was met alle bloeddrukmedicatie gestopt. Hij zou witte-jassen-hoge-bloeddruk hebben. Klager wilde starten met Diazepam en Atenolol. Beklaagde heeft klager lichamelijk onderzocht. Zij noteerde als bijzonderheden dat sprake was van een versterkte cervicale kyfose, drukpijn cervicale wervels en enige hypertonie van de musculus trapezius. De conclusie van beklaagde was dat sprake was van myalgie of van artrose en zij bood een X-foto aan. Beklaagde besprak met klager de pijnmedicatie en zij besprak dat Amlodipine na twee dagen uit het bloed verdwenen is en niet de oorzaak van zijn spierpijn kan zijn. Beklaagde sprak af om eerst de 30-minuten bloeddrukmeting te herhalen.
In augustus 2019 is er nog herhaaldelijk contact geweest met de praktijk. Klager vroeg om bloedonderzoek op vitamines en weer om diazepam. Uit het bloedonderzoek bleek dat sprake was van een te laag vitamine D en een te hoog vitamine B6-gehalte. Klager heeft vitamine D-suppletie gekregen, het advies om geen multi-vitamines te slikken en een doorverwijzing naar de diëtiste.
Op 12 oktober 2019 zag collega huisarts F, bij het verwerken van de post, dat klager begin 2019 een torenhoge bloeddruk had bij een bloedig CVA en dat zowel de Enalipril als de Amlodipine gestaakt waren. Zij adviseerde om klager op korte termijn op te roepen voor een 30-minuten bloeddrukmeting en een afspraak bij de huisarts van voorkeur voor cardio-vasculair risicomanagement (CVRM). Klager gaf echter aan dat hij zelf een normale bloeddruk mat en dat hij wilde wachten tot hij minder stress en lichamelijke klachten had. Afgesproken werd dat klager in januari 2020 opgeroepen zou worden voor CVRM en dat daarvoor laboratoriumonderzoek gedaan zou worden en een 30-minuten bloeddrukmeting.
Op 17 januari 2020 is in het dossier genoteerd dat het erop lijkt dat klager nog niet voor CVRM-consult is geweest.
Op 22 en 24 januari 2020 is in het dossier genoteerd dat klager vertelde dat hij zich sinds twee maanden een stuk beter voelde en dat hij weer actief was. Hij wilde eerst de cholesterolwaardes verbeteren met behulp van een diëtiste. Genoteerd is dat beklaagde werd gevraagd om klager op te roepen voor haar spreekuur.
Op 22 juni 2020 heeft klager een brief geschreven naar de praktijk dat hij zich wilde laten uitschrijven uit de praktijk. Op 24 juni 2020 heeft klager de onderhavige klacht ingediend.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat zij klager, ondanks bijwerkingen door liet gaan met het gebruik van de bloeddrukverlagers die zulke heftige bijwerkingen opleverden.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen haar ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Met betrekking tot de beoordeling van de klacht overweegt het college het volgende. De klacht betreft de door beklaagde aan klager voorgeschreven medicatie voor zijn hoge bloeddruk. Zoals hierboven beschreven was bij klager begin 2019 een veel te hoge bloeddruk geconstateerd. Terecht heeft beklaagde daarop nader onderzoek gedaan en in maart 2019 aan klager medicatie voorgeschreven, namelijk Amlodipine 5 mg. Verder gebruikte klager door de neuroloog voorgeschreven Enalapril 10 mg.
Klager heeft herhaaldelijk zijn zorgen geuit over bijwerkingen van de medicatie.
Terecht is aan klager toen eerst het advies gegeven om, in het geval er bijwerkingen optraden, contact op te nemen voor overleg. Vervolgens is, zoals blijkt uit de notitie in het dossier van 10 juli 2019, aan klager het advies gegeven om een week geen Amlodipine te slikken en daarna weer te starten. Tot het herstarten van de medicatie is het echter niet gekomen. Hieruit blijkt dat beklaagde klager niet door heeft laten gaan met de bloeddrukverlagers. Dat betekent dat de klacht niet slaagt.
Verder overweegt het college nog het volgende met betrekking tot bijwerkingen van Amlodipine. Klager stelt dat hij langdurig last heeft (gehad) van bijwerkingen van die medicatie. Het college wijst erop dat de werkingsduur van Amlodipine 24 uur is en dat de halfwaardetijd van Amlodipine 35-50 uur is. Dat betekent dat het zeker niet aannemelijk is dat twee weken na het stoppen van de medicatie nog sprake kan zijn van bijwerkingen van de medicatie.
5.3
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, H.L. Wattel lid-jurist, M.D. Klein Leugemors, R.J. Wolters en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.