ECLI:NL:TGZRZWO:2020:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 216/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:111
Datum uitspraak: 09-10-2020
Datum publicatie: 09-10-2020
Zaaknummer(s): 216/2019
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Beklaagde wordt verweten dat hij zich tijdens een consult onbehoorlijk heeft gedragen en niet de benodigde zorg heeft geboden. De klacht is ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 9 oktober 2020 naar aanleiding van de op 25 september 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. K.S. Waldron, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-      het klaagschrift en de aanvulling op het klaagschrift;

-      het huisartsenjournaal;

-      het verweerschrift;

-      het proces-verbaal van het op 18 december 2019 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek;

-      de brief van klager d.d. 6 september 2020 met bijlage.

Klager heeft een met de onderhavige klacht verband houdende klacht ingediend tegen de huisarts E. Zij is de echtgenote van beklaagde. Die klacht is bekend onder nummer 217/2019. In beide zaken is tegelijkertijd uitspraak gedaan.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 25 september 2020, waar partijen zijn verschenen, beklaagde bijgestaan door zijn gemachtigde en klager bijgestaan door zijn echtgenote F en dochter G.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is sinds 1999 werkzaam als huisarts. In 2002 heeft hij samen met E een huisartsenpraktijk in D overgenomen. Klager was toen al patiënt in de praktijk. Na zijn verhuizing naar B is klager patiënt gebleven in de praktijk in D. Patiënten kunnen bij beide huisartsen terecht voor hun klachten. Het beleid is dat patiënten zoveel mogelijk met een bepaalde klacht bij dezelfde huisarts komen.

Klager, geboren in 1947, is bekend met een vasculaire voorgeschiedenis (atriumfibrilleren en een retinale veneuze trombose). Klager was laatstelijk op de praktijk geweest op 29 september 2017 voor een jaarlijkse controle in het kader van cardiovasculair risicomanagement, toen hij zich op 27 maart 2018 bij de praktijk meldde met klachten en daarover sprak met de praktijkassistente.

Over dit contact is in het dossier genoteerd:

“Subjectief    Meneer heeft al 2 nachten last gehad vanduizelingen (alsof het hele plafond ronddraaide)voelde zichzelf hier niet prettig bij. Thuis derr opgemeten 150/100.

Objectief       RR handmatig opgemeten: 145/90142/90

Plan             Iom E: draaiduizelingen niet door de RR. Waarschijnlijk het evenwichtsoorgaan waarvoorbetahistine 16 mg 3. 1T 15 stuks.”

Op 30 maart 2018 is klager bij E op consult geweest, waarover in het dossier is genoteerd:

“Subjectief   erg duizelig geweest, in bed, ook met omdraaien++ verkouden ++ volle neus nog. van bethahistineerge hoofdpijn gekregen. duizeligheid nog wel.

Objectief       loopt gemakkelijk, liggend draaien: duiz. betah. helpt niet. dof tv

Evaluatie       bppd

Plan             R/8 st doxycycline disp tabl 100 (DOX)R/1 st mometasonfur nspr 50 mcg/d (2.1)

Therapie       DOXY DISP TABL 100MG 1e dag 2, daarna 1 maal daags 1”

Op 16 april 2018 bezocht klager het spreekuur van E samen met zijn echtgenote in verband met een consult van zijn echtgenote. Tijdens dit consult is de aanschaf van een bloeddrukmeter aan de orde gekomen. Hiervan is geen notitie gemaakt in het dossier van klager.

Op 18 april 2018 heeft E in het dossier van klager opgenomen:

“Subjectief    Via mail: Gisteren avond rond 11 uur bloeddrukgemeten, 160/96 vanmorgen 8 uur 160/103 voorontbijt en medicijn. Misschien toch het nieuwemedicijn van valsartan? Ik heb mijn twijfels overhet medicijn en hoor graag wat u ervan vind en ofhet misschien veranderd of aangepast moet wordeni.v.m. aanhoudende pijn en lichteduizeligheid.

Plan             Antwoord E: Waarden inderdaad wathoog. Het liefst een week 2 bloeddrukmetingen per dag nog zien, en dan demedicatie bekijken. Eerst toch even laten op ditmedicijn hetgeen u nu hebt. Misschien moeten weiets toevoegen als de waarden hoog blijven, en ookde duizeligheid/hoofdpijn. De streefwaarde is liefstonder 140 en onder 90, maar bij thuismetingenzelfs 135 en 85 !

Op 23 april 2019 belde klager ‘s ochtends naar de praktijk. Hij wilde die dag worden gezien. Omdat bij E geen plaats was, is klager op consult geweest bij beklaagde als laatste patiënt in het ochtendblok. Genoteerd is:

“Subjectief    komt met lijstje van hoge bloeddruk, begint tetieren dat hij verkeerde medicatie heeft gekregenvan de apotheek, nu de juiste gehad, wil naar decardioloog, heeft kritiek op assistente dat zeteveel vraagt, patient wordt steeds bozertijdens gesprek uiteindelijk boos opstandig eneisend, zelfs enigszins dreigend, wil naar decardioloog.

Plan             Mijn plan eerst 24 uursmeting, maar hij wilpertinent naar de cardioloog, veel stemverheffingboosheid en geschreeuw van de patient, Grens voor mij bereikt en tevens tegen hem gezegddat hij het pand nu moet verlaten en tevens eenandere huisarts moet gaan opzoeken in B, waar hij ook naar toe is verhuisd!”

Dezelfde middag heeft klager zich afgemeld in de praktijk en aangegeven dat hij zich heeft aangemeld in een huisartsenpraktijk in B.

Klager heeft zijn zorgverzekeraar en zijn rechtsbijstandsverzekeraar ingeschakeld. Beklaagde heeft klager op 27 augustus 2019 een brief geschreven waarin hij aangeeft dat hij de gang van zaken gedurende het consult op 23 april 2018 betreurt en open staat voor een bemiddelingsgesprek.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat hij zich tijdens het consult op

23 april 2018 onbehoorlijk heeft gedragen en dat hij klager niet de benodigde zorg heeft geboden.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Op het verweer zal hierna voor zover nodig nader worden ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Vaststaat dat de lezing van partijen over de wijze waarop het consult op 23 april 2018 is geëscaleerd uiteenloopt. Beide partijen wijten het ontstaan van die escalatie aan de ander.

Klager stelt dat beklaagde ongeïnteresseerd en nonchalant reageerde op zijn klachten, dat hij de bloeddrukmeter van de wand greep en dat hij op een zeker moment, na het verzoek van klager om een verwijzing naar de cardioloog, met zijn lange armen zwaaiend uit zijn stoel omhoogschoot en begon te schreeuwen. Beklaagde zou hebben uitgeroepen dat hij er klaar mee was, dat klager moest opdonderen en dat hij maar een andere huisarts moest zoeken. Daarbij heeft beklaagde klager de deur gewezen.

Volgens beklaagde uitte klager reeds bij aanvang van het consult met luide stem zijn ontevredenheid over de gang van zaken bij de assistente en vroeg hij om een verwijzing naar de cardioloog. Toen beklaagde na een bloeddrukmeting vaststelde dat daar geen indicatie voor bestond, heeft hij dit benoemd en een 24-uurs bloeddrukmeting voorgesteld. Klager bleef daarna op een dreigende manier aandringen op een verwijzing, waardoor beklaagde zich onveilig en onder druk gezet voelde. Na de persisterende verbaal agressieve benadering door klager, was voor beklaagde een grens bereikt en heeft hij uiteindelijk de afweging gemaakt om met het consult te stoppen en heeft hij klager in overweging gegeven een andere huisarts te zoeken. Daarbij erkent beklaagde dat hij op enig moment met stemverheffing heeft gesproken.

Voor het college is aannemelijk geworden dat de emoties tijdens dit consult aan beide kanten hoog zijn opgelopen en wel zodanig dat partijen niet verder kwamen in het gesprek en beklaagde zich genoodzaakt zag het consult voortijdig te beëindigen. Duidelijk is ook dat het gesprek door beide partijen als onplezierig is ervaren. Voorstelbaar is dat klager vanuit zijn verwachtingen teleurgesteld is geweest in het verloop van het gesprek en dat hij de opstelling van beklaagde in dit verband als onprofessioneel heeft ervaren. Dat de escalatie volledig te wijten zou zijn aan een onheuse bejegening door beklaagde, zoals klager stelt, kan het college echter niet vaststellen, nu partijen daarover niet eensluidend verklaren en het medisch dossier daarover ook geen duidelijkheid verschaft.

5.3

Het college stelt verder vast dat de escalatie ertoe heeft geleid dat geen volwaardig inhoudelijk consult heeft kunnen plaatsvinden. Beklaagde heeft nog wel de bloeddruk van klager opgemeten en die bleek op dat moment 160/85. Enkel op grond van de hoogte van die bloeddruk bestond geen noodzaak voor een directe verwijzing naar een cardioloog. Niet gezegd kan daarom worden dat beklaagde klager acute medische hulp heeft geweigerd. Klager is diezelfde middag overgestapt naar een andere huisarts, zodat de continuïteit van de patiëntenzorg evenmin in het gedrang is gekomen.

5.4    

Het college concludeert dat de klacht ongegrond is.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door M. Willemse, voorzitter, S.B. Boorsma lid-jurist, R.J. Wolters,

M. van Bergeijk en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

G.E. Bart, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.